Hoofdstuk 4: Leerstoornissen Flashcards

(30 cards)

1
Q

Een leerstoornis

A

Opvallende problemen met leren in de enge betekenis
Het gaat wel degelijk om een stoornis en niet gewoon om een moeilijkheid met leren
Gaat om schoolse vaardigheden in de enge betekenis: spellen, lezen en/of rekenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Primaire leerstoornis

A

Niet verklaarbaar onderpresterend
Geen onderliggend probleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Secundair leerprobleem

A

Leren wordt bemoeilijkt als gevolg van omgeving of ander probleem buiten het leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Drie criteria om van een leerstoornis te spreken

A
  1. Achterstandcriterium
  2. Hardnekkigheidscriterium
  3. Exclusiviteitscriterium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Achterstandscriterium

A

Een ernstige achterstand bij het verwerven van een schoolse vaardigheid, zichtbaar gemaakt in het behalen van een zeer lage score
Achterstand bij technisch lezen, spellen en tel- en rekenvaardigheden (dus niet begrijpend lezen of wiskundig redeneren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hardnekkigheidscriterium

A

Leerproblemen moeten ‘adequate-instructie’-ongevoelig zijn:
Adequate instructie: instructie en oefening in de klas, geprotocolleerd aanbod van differentiatie, individuele remediërende hulp
Ongevoelig: minstens zes maand hulp aanbieden, maar geen significante verbetering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Exclusiviteitscriterium

A

Primaire leerstoornis staat op zichzelf, andere oorzaken zijn uitgesloten (comorbiditeit kan wel, want verklaart geen oorzaak)
Impliceert normaliteitscriterium: kinderen hebben normale intelligentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Prevalentie leerstoornissen

A

Kinderen en jongeren: 5-15%
Volwassenen: 4%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Drie benaderingen om leerstoornissen te verklaren

A
  1. Genetische benadering
  2. Neuropsychologische benadering
  3. Cognitieve benadering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Genetische benadering

A

Actueel onderzoek richt zich op verband tussen genen, hersenontwikkeling en cognitieve processen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Neuropsychologische benadering

A

Leerstoornissen die gevolg zijn van tekorten in neuropsychologische vaardigheden en het neurologisch substraat
Verschillen in werking hersenen van normale lezers en dyslectici

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Cognitieve benadering

A

Verband tussen cognitief functioneren en schools leren vanuit twee overlappende benaderingen: ontwikkelingspsychologie en informatieverwerkingsbenadering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ontwikkelingspsychologie

A

Er zijn een aantal basisfuncties die je moet kunnen om te kunnen lezen
Hiërarchisch ontwikkelingsmodel: ene fase bouwt voort op de andere
Leerstoornis als gevolg van gebrekkige ontwikkeling basisfuncties
! Achterhaalde visie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Informatieverwerkingsbenadering

A

Informatie uit omgeving wordt gebruikt en verwerkt om nieuwe kennis of vaardigheden op te doen
Procesmodellen: een vertaling van informatieverwerking naar domeinspecifieke modellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kenmerken leergestoorde kinderen

A

Geen problemen met sensorisch registeren
Wel problemen met kortetermijngeheugen, zwakker werkgeheugen, problemen met oproep uit LTG en automatisering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Drie oplossingsstrategieën/verwerkingsstrategieën

A
  1. Procedurele (‘back-up’) strategieën
  2. Geheugenstrategieën (retrieval)
  3. Automatisering
17
Q

Procedurele (‘back-up’) strategieën

A

Weten hoe je tot een specifieke oplossing komt
Volgen van bepaalde oplossingsweg in verschillende stappen

18
Q

Geheugenstrategieën (retrieval)

A

Onmiddellijk de oplossing kennen op basis van geheugen

19
Q

Automatisering

A

Overgang maken van procedurele strategieën naar geheugenstrategieën

20
Q

Drie soorten diagnostiek

A
  1. Classificerende diagnostiek
  2. Verklarende diagnostiek
  3. Handelingsgerichte diagnostiek
21
Q

Classificerende diagnostiek

A

Doel: bepaald probleem onderkennen als behorend tot één of ander type
Eigenschappen ontleend aan definities
Problematisch als we mensen reduceren tot hun diagnose

22
Q

Verklarende diagnostiek

A

Een theorie over oorzaak/etiologie is richtinggevend
Etiologie gaat altijd over oorzaak die moet worden bekeken

23
Q

Handelingsgerichte diagnostiek

A

Leerstoornissen niet behandelen om ze weg te werken, maar diagnose om de behandeling te ondersteunen
Breder dan enkel constateren

24
Q

Vier niveaus van de handelingsgerichte diagnostiek

A
  1. Taakniveau/didactisch onderzoek
  2. Procesniveau
  3. Geschiedenis
  4. Cognitieve processen
25
Procesgerichte benadering in de behandeling van leerstoornissen
Vooral gebaseerd op basisfunctiemodel en neuropsychologische benaderingen Oorsprong in hiërarchisch ontwikkelingsmodel Sensomotoriek, visuele en auditieve perceptie vormen basis en moeten getraind worden Weinig evidentie, maar gebruikt in praktijk Boekt niet veel vooruitgang, jongere blijft met frustraties zitten
26
Taakgerichte benadering in de behandeling van leerstoornissen
= Orthodidactische = orthopedagogische behandeling Gebruiken een theoretisch model als uitgangspunt: domeinspecifieke ontwikkelingsmodellen of informatieverwerkingsmodellen
27
Twee leerprincipes die taakgerichte benadering sturen
1. Directe instructie 2. Strategie-instructie → Combinatie van beide vormen levert beste resultaten op
28
Directe instructie
Leerstof opsplitsen in deelstappen en deze gestructureerd en systematisch inoefenen, nadien opnieuw integratie
29
Strategie-instructie
Aanleren van oplossingsstrategieën (bv. ezelsbruggetje) Verantwoording hiervan door middel van zelfinstructie-strategieën en aandacht voor meta-cognitieve vaardigheden Instructie in kleine interactieve groepen
30
STICORDI-maatregelen
Stimuleren: activiteiten opstarten Compenseren: bv. extra tijd geven Remediëren: welke ruimte is er om problematiek weg te werken Dispenseren: iemand van bepaalde opdracht ontslaan (vrijstelling)