Hoofdstuk 7 Flashcards

1
Q

Hoe kunnen verfijnde ogen zoals de onze geëvolueerd zijn uit een primitief begin?

A

Fotoreceptoren werden geconcentreerd op een plek onder de huid. Na ontwikkeling konden ze ook op schaduwen reageren. De huid die de oogvlekken bedekte, werd transparant, om meer licht binnen te laten. De receptoren gingen dieper zitten in met vloeistof gevulde holtes. Een van de membranen die het oog bedekte, werd dikker en vormde een lens. De lens kon later vormen en beelden op de fotoreceptoren reflecteren. Verbetering van deze organen en zenuwaanpassingen hebben ons geavanceerde visuele vermogen gecreëerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe helpen het hoornvlies, de iris en de lens om beelden op het netvlies te vormen?

A

Hoornvlies (cornea): helpt het licht dat erdoor gaat te focussen. Iris: diameter van pupil veranderen, om meer of minder licht binnen te laten. Lens: helpt bij scherpstellen, verandert van vorm afhankelijk van de afstand van de scherpstelling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe zijn kegeltjes en staafjes verdeeld over het netvlies en hoe reageren ze op licht?

A

Kegels: meer in fovea-gebied (reflectie van gezicht vermogen voornamelijk daar), hoe verder van fovea hoe minder kegeltjes. Scherp gefocust kleurzicht bij fel licht. Staafjes: overal in netvlies, behalve in fovea-gebied. Zicht bij weinig licht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe verschillen staafzicht en kegelzicht?

A

Kegelzicht: overdag hoge scherpte (fine detail) en kleur waarneming. Staafzicht: gevoeligheid, details uit elkaar houden bij zwak licht of in het donker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de chemische basis voor donkere adaptatie en lichtadaptatie? Waarom zien we vooral met
kegeltjes in fel licht en met staafjes bij weinig licht?

A

Rhodopsine, de fotochemicaliën van staafjes zijn gevoeliger voor licht dat die van kegeltjes. Fel licht zorgt voor afbraak van rhodospine, de staatjes worden inactief. Bij weinig licht regenereert rhodospine (in ongeveer 25 min) om staafjes weer te activeren en donker zicht mogelijk te maken. Bij kegelchemicaliën hetzelfde, maar met kleinere veranderingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe verklaart de trichromatische theorie de wet van drie voorverkiezingen? Hoe werd de theorie
gevalideerd door de ontdekking van drie kegeltypen?

A

Trichomatische theorie: kleurzicht ontstaat door het combineren van de activiteit van 3 verschillende typen receptoren, elk meer gevoelig voor verschillende delen van het golflengtespectrum. Three-primaries law: 3 verschillende golflengten van licht worden gebruikt om elke kleur te matchen, als ze in de juiste verhoudingen worden gemengd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom gehoorzaamt visie bij sommige mensen aan een wet van twee voorverkiezingen in
plaats van aan de wet van drie voorverkiezingen, en waarom zijn deze mensen niet goed in het plukken van kersen? Hoe verschilt het kleurenzicht van de meeste niet-primaat zoogdieren, en dat van de meeste vogels, van dat van de meeste mensen?

A

Een defect in het gen voor de productie van fotochemicaliën zorgt voor het ontbreken van de chemicaliën, kleurenblindheid. Moeite met onderscheiden van kleuren tussen rood en groen, daarom geen rode kersen onderscheiden tussen groene bladeren. Niet-primaat zoogdieren: meeste hebben 2 soorten kegeltjes, moeite met onderscheiden van kleuren met de bovenste golflengte. Meeste vogels hebben een vierde type fotoreceptor, waarmee ze uv-licht kunnen zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe verklaart de opponent-proces theorie (a) de wet van complementariteit in kleurmenging en
(b) de complementariteit van nabeelden?

A

Als complementaire kleuren gemengd worden, worden ze bleker en dichter bij wit. Hering probeerde fysiologische structuren te verklaren die worden geremd of geëxciteerd volgens de golflengte. Complementaire kleuren veroorzaken tegengestelde effecten op deze eenheden. De receptoren raken vermoeid als ze lange tijd naar een stabiel beeld kijken, als je dan kijkt naar een neutraal oppervlak (bijv. wit papier) reageert het vermoeide paar complementaire receptoren niet meteen, waardoor je een negatief gekleurd nabeeld ziet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe is de theorie van het tegenstander-proces gevalideerd in studies naar de activiteit van
neuronen die input ontvangen van kegeltjes?

A

De kegeltjes voeden zich in de ganglioncellen in een patroon dat de trichromatische code vertaalt in een tegenstander-proces code. De ganglioncellen worden geremd of geëxciteerd op basis van de golflengte en complementaire kleuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe kun je weten wat een baby ziet? Welke methoden kunnen worden gebruikt om de
gezichtsscherpte bij jonge baby’s te bepalen?

A

Baby’s hebben tot 6 maanden niet het volledige vermogen om hun lenzen aan te passen, met beide ogen op hetzelfde te focussen, bewegende objecten te volgen. Baby’s reageren anders op stimuli die voldoende verschillen. En ze kijken meer bij het voor het eerst zien van een stimulus. Stierenogen en damborden laten zien, om te kijken of ze verschillend reageren. Rechthoeken met zwarte lijnen of grijs gevuld, om te kijken of ze lijnen kunnen onderscheiden en daarom daar langer naar kijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn ervaringsverwachtende processen en hoe verhouden ze zich tot de ontwikkeling van
visie?

A

Baby’s van verschillende soorten worden geboren met verwachtingen over soort stimuli die ze gaan ontvangen. Ze passen zich aan en ontwikkelen volgens de stimuli zonder onderbreking van de processen hebben ze een gezond voltooide visuele ontwikkeling. Bij onderbreking zullen er visuele beperkingen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke soorten stimuluskenmerken beïnvloeden de activiteit van neuronen in de primaire visuele cortex?

A

Kleur, vorm, contouren, hoek, beweging en relatie met de achtergrond bepalen welke neuronen geactiveerd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het verschil tussen parallelle verwerking en seriële verwerking? Welke rol speelt elk van
hen in Treismans functie-integratietheorie van perceptie?

A

Parallelle verwerking: onderdeel van de detectie van functies. Dat gebeurt onmiddellijk en op alle stimulus. Primitieve individuele kenmerken worden. afzonderlijk opgepikt. Seriële verwerking: voor de integratie van functies. Vindt sequentieel plaats, op 1 gebied. Individueel opgepikte functies worden samengevoegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe leveren pop-out fenomenen en fouten in het samenvoegen van functies bewijs voor de
theorie van Treisman?

A

Pop-out fenomenen duiden op parallelle verwerking, daarom makkelijk om 1 verschil in primaire kenmerken te vinden. Als meer objecten worden samengevoegd, duurt het langer om te vinden, dus het samenvoegen van deze functies in seriële verwerking. Als mensen korte momenten eenvoudige vormen te zien krijgen, kunnen ze alle basiscomponenten onthouden (dus parallelle verwerking kan in korte tijd). Maar ze verwarren soms welke kenmerken bij elkaar horen om een object te vormen (seriële verwerking kost meer tijd en bewuste inspanning).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn enkele principes van groepering voorgesteld door gestaltpsychologen, en hoe helpt elk
ons vermogen om hele objecten te zien te verklaren?

A

Principe van nabijheid: elementen dicht bij elkaar zien we als deel van hetzelfde object, en die gescheiden zijn als verschillende objecten. Gelijkenis: elementen die op elkaar lijken als deel van hetzelfde object, en die niet op elkaar lijken als verschillende objecten. Sluiting: onze neiging om overlappende of onderbroken vormen als hele te zien en de gaten in de grenzen te negeren. Goede voortzetting: kruisende lijnen zien in plaats van elkaar rakende scherp gebogen lijnen. Gemeenschappelijke beweging: enkele elementen die met dezelfde snelheid en dezelfde richting op bewegen als delen van een groter element zien. Goede vorm: symmetrische vormen als een object zien, asymmetrische vormen als overlappende of samengevoegde objecten zien. Alle principes helpen bij het onderscheiden, analyseren, volgen en betekenis geven aan vormen en zien als betekenisvolle beelden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe illustreren omkeerbare figuren de sterke neiging van het visuele systeem om figuur en
grond te scheiden, zelfs als er onvoldoende aanwijzingen zijn om te beslissen welke welke is?

A

Neiging om vrij begrijpelijke figuren af te leiden uit ongewone objecten. Onze waarneming schommelt tussen alternatieven (1 element als hoofdfiguur en andere als achtergrond) om een betekenis te geven aan wat je ziet.

17
Q

Hoe illustreren illusoire contouren het idee dat het geheel de perceptie van delen beïnvloedt?
Hoe worden illusoire contouren verklaard in termen van onbewuste gevolgtrekking?

A

Illusoire contouren: acties van hersenen om betekenis of te leiden uit een ongewone omgeving van elementen. On bewuste gevolgtrekking: proces van hersenen om de betekenis en aanwezigheid van een mogelijk element te beoordelen tussen een unieke en ongewoon gerangschikte reeks elementen.

18
Q

Hoe wordt onbewuste gevolgtrekking beschreven als top-down controle in de hersenen? Wat is het verschil tussen top-down en bottom-up controle?

A

Top-down controle: neuronen in een gebied worden gestimuleerd met een input, leiden betekenis af uit de feedback, bevelen hun conclusie naar beneden. Onbewuste gevolgtrekking gebeurt als visuele input relevante neuronen activeert. Bottom-up controle: stimulatie van de neuronen direct door de input en niet door hogere hersendelen.

19
Q

Hoe ondersteunt het bestaan van twee soorten visuele tekorten veroorzaakt door
hersenbeschadiging het idee dat het menselijk brein inderdaad objecten als afzonderlijke entiteiten
verwerkt?

A

Bij visuele objectagnosie kunnen mensen afzonderlijke elementen van het object beschrijven, maar ze kunnen het object als geheel niet identificeren. Bij visuele vormagnosie kunnen mensen de contouren en patronen van het object niet zien, maar ze weten dat het er is en kunnen bijv. kleur en helderheid wel zien. Het wordt veroorzaakt door schade aan verschillende hersengebieden, dus het brein verwerkt objecten als afzonderlijke entiteiten en voegt ze samen om betekenis af te leiden.

20
Q

Wat zijn de anatomische en functionele verschillen tussen twee verschillende visuele paden in
de hersenschors?

A

Wat-pad: lagere stroom in temporale kwab, verantwoordelijk voor identificeren van de objecten zelf. Waar/waar-en-hoe-pad: bovenste stroom in pariëtale kwab, verantwoordelijk voor ruimtelijke lokalisatie van objecten en rangschikking van acties om de objecten op juiste manier te interageren of te vermijden.

21
Q

Welke vermogens worden bewaard bij mensen met schade aan het “wat” pad, maar verloren bij
mensen met schade aan het “waar-en-hoe” pad?

A

Het schaadt iemands vermogen om een object in de ruimte op de juiste manier te lokaliseren en te communiceren of te vermijden.

22
Q

Kortom, wat zijn de verschillende functies van de visuele paden “wat” en “waar-en-hoe”?

A

‘Wat’: verschillende elementen van een object integreren in een complexe hele visie, herinneringen en plannen creëren en het bewust identificeren. ‘Waar-en-hoe’: objecten op juiste manier lokaliseren om ermee om te gaan (omheen bewegen, pakken enz.)

23
Q

Welk bewijs is er dat mensen andere psychologische mechanismen gebruiken om gezichten te
herkennen dan ze gebruiken om niet-gezichtsobjecten te herkennen?

A

We gebruiken daarvoor verschillende gespecialiseerde hersengebieden. We besteden speciale aandacht aan herkennen, onthouden en onderscheiden van gezichten.

24
Q

Hoe ondersteunt de vooringenomenheid van het eigen ras en de ontwikkeling ervan het idee dat leren betrokken is bij het herkennen van gezichten?

A

Studies met baby’s van verschillende rassen. Baby’s van 3 maanden konden onderscheid maken tussen gezichten van elk ras. Oudere baby’s konden gezichten van andere rassen dan hun eigen ras niet goed identificeren. De bias van het eigen ras is dus ontwikkelingsgericht.

25
Q

Hoe beschreef Helmholtz perceptie als een probleemoplossend proces?

A

Het licht dat ons bereikt is niet het visioen zelf. De hersenen verwerken de visuele signalen die ons bereiken om een compleet beeld van onze omgeving af te leiden zonder ons bewustzijn.

26
Q

Hoe dient binoculaire ongelijkheid als een aanwijzing voor diepte?

A

Dat is het verschil in hoek van waaruit de ogen het gezichtsvermogen waarnemen. Om mate van parallellisme tussen visuele signalen te beoordelen en de diepte te zien op basis van de hoeveelheid binoculaire ongelijkheid. Hoe paralleller, hoe verder weg het object is.

27
Q

Hoe bieden stereoscopen een illusie van diepte?

A

Twee beelden vanuit verschillende hoeken zie je in een stereoscoop, om de binoculaire ongelijkheid te stimuleren. Als de beelden samensmelten, herkennen onze hersenen de samensmelting van hetzelfde beeld uit andere hoeken, en zo ontstaat het diepte-effect.

28
Q

Hoe dient bewegingsparallax als een aanwijzing voor diepte, en hoe is het vergelijkbaar met
binoculaire ongelijkheid?

A

Bewegingsparallax: perceptie van beweging van een object ten opzichte van de achtergrond, veroorzaakt door het bewegen van het hoofd. Verandering van hoek van waaruit je het object ziet (kan ook met 1 oog). Hoe minder het object beweegt, hoe verder weg het is. Vergelijkbaar met binoculaire ongelijkheid, omdat beide afhankelijk zijn van verschillen in hoek.

29
Q

Wat zijn enkele aanwijzingen voor diepte die zowel in foto’s als in de werkelijke,
driedimensionale wereld bestaan?

A

Occlusie: objecten die andere belemmeren en dichterbij lijken te zijn. Relatieve afbeeldingsgrootte: afstand tot object beoordelen, afhankelijk van kennis over grootte. Lineair perspectief: rijen objecten of lineaire objecten lijken dichter bij elkaar te komen hoe verder ze staan. Textuur verloop: de textuur elementen lijken dichter bij elkaar als ze verder weg zijn en meer uitgespreid als ze dichterbij zijn. Positie ten opzichte van de horizon: de afstand van een object beoordelen met afstand van horizon. Differentiële verlichting van oppervlakken: de afstand van object beoordelen met hoe erg ze verlicht zijn.

30
Q

Waarom hangt grootteperceptie af van afstandsperceptie?

A

De grootte van het beeld dat in het netvlies is gemaakt, is omgekeerd evenredig met de afstand. Hoe verder weg het object, hoe kleiner het netvliesbeeld.

31
Q

Hoe kan de onbewuste beoordeling van diepte een basis vormen voor de Ponzo-, Müller-Lyeren maanillusies?

A

De beoordeling baseert onze illusoire percepties op ons instinct om afstand tot beelden te beoordelen, dat geeft de perceptie dat als een van de objecten verder weg lijkt en ze lijken even groot te zijn, de verdere groter moet zijn.

32
Q

Wat is het McGurk-effect en hoe toont het visuele dominantie aan?

A

McGurk-effect: onze neiging om meer te vertrouwen of visuele signalen dan op auditieve (of die van andere zintuigen). Als beweging van een mond en het geluid overeenkomen, is het makkelijk waar te nemen. Als het niet overeen komt, proberen we het geluid af te leiden van de mondbeweging, of we horen een ander geluid.

33
Q

Wat zijn de bepalende kenmerken van synesthesie? Zou synesthesie enige adaptieve waarde
kunnen hebben?

A

Onvrijwillig, automatisch, consistent, ruimtelijk uitgebied, gedenkwaardig en emotioneel. Synesthesie draagt bij aan de perceptie van concepten van hoge orde en ongewone metaforen, en van artistieke creatie.