Hoofdstuk 8 Flashcards

1
Q

Wat is een reflex en hoe kan deze veranderen door gewenning?

A

Een gedragsreactie op een bepaalde prikkel. Door het herhalen van een identieke stimulus, wordt de reactie van het centrale zenuwstelsel op de stimulus zwakker. Je raakt eraan gewend, waardoor de reflex kan veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe ontdekte Pavlov de geconditioneerde respons?

A

Bestuderen van reflexen betrokken bij spijsverterings- systeem bij honden. Honden kwijlen verschillend bij verschillend voedsel. Sommige honden kwijlden al voor ze het voedsel kregen. Pavlov dacht eerst dat het een fout was, maar kwam erachter dat dat een fysiologische reactie was.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe systematiseerde Pavlov na zijn eerste ontdekking het proces van conditionering, en welke
namen gaf hij aan de relevante stimuli en reacties?

A

Door een stimulus te geven (een bel) samen met het voedsel. Voordat de bel aan het eten werd gekoppeld, was het een neutrale stimulus. Het voedsel een ongeconditioneerde stimulus. De speekselvloed/kwijl een ongeconditioneerde reactie. Na de koppeling werd de bel een geconditioneerde stimulus en het kwijl een geconditioneerde reactie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe kan een geconditioneerde reactie worden uitgedoofd? Welk bewijs bracht Pavlov en
anderen tot de conclusie dat uitsterven het dier niet terugbrengt naar zijn oorspronkelijke, ongetrainde
staat?

A

Bij herhalen van geconditioneerde stimulus zonder de ongeconditioneerde, reageerden proefpersonen steeds minder en uiteindelijk niet meer (extinctie) op de geconditioneerde. Na een tijdje zonder prikkels, was de conditionering weer hersteld (spontaan herstel). Na weer een combinatie bereikte de geconditioneerde respons weer zijn hoogtepunt. De neuronen voor extinctie remmen die van conditionering (neuroimaging-studies). Door geconditioneerde neuronen opnieuw te activeren, kwam de geconditioneerde respons weer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kan generalisatie in klassieke conditionering worden afgeschaft door middel van
discriminatietraining? Hoe kan discriminatietraining worden gebruikt om de sensorische capaciteiten
van een dier te beoordelen?

A

Een geconditioneerde stimulus werd getoond samen met een ongeconditioneerde, en een vergelijkbare stimulus zonder ongeconditioneerde, stopte de proefpersoon met reageren op de vergelijkbare. Beoordelen hoe goed vergelijkbare zintuiglijke stimuli kan worden onderscheiden door de stimuli en de vergelijkbare dichter bij elkaar te brengen en alleen de ongeconditioneerde na de werkelijke.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe weten we dat generalisatie in klassieke conditionering gebaseerd kan zijn op de betekenis
van een stimulus, niet alleen op de fysieke kenmerken ervan?

A

Experimenten toonden dat woorden gekoppeld aan citroensap die leidden tot kwijlen, woorden met soortgelijke betekenis meer tot kwijlen leidden dan woorden met dezelfde klank of bijna gelijke spelling. Dus ook persoonlijke interpretatie en betekenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat waren de kenmerken van het vroege, Noord-Amerikaanse behaviorisme? Waarom waren
Pavlovs bevindingen over conditionering bijzonder aantrekkelijk voor behavioristen?

A

Gedrag verklaren binnen een relatie van omgevingsprikkels en respons, zonder mentale processen erbij te betrekken. Pavlov toonde een leerproces op basis van een prikkel en een reactie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe verschilde Pavlov’s S-S theorie van klassieke conditionering van Watson’s S-R theorie? Hoe
ondersteunt een experiment met gewenning van de ongeconditioneerde stimulus de S-S theorie?

A

S-R theorie (Watson): stimulus-respons verbinding. De ongeconditioneerde en geconditioneerde stimuli zijn direct verbonden om tot respons te komen. S-S-theorie (Pavlov): stimulus-stimulus verbinding. Geconditioneerde stimuli creëert een mentale representatie van de ongeconditioneerde, en die geeft een reactie. Studie met ratten, een hard geluid met licht als geconditioneerde stimuli, leidde tot bevriezing. Als de reactie op het harde geluid was uitgestorven, reageerden de ratten ook niet meer op licht (S-S-theorie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe helpt de cognitieve constructie van verwachting de manieren te verklaren waarop
geconditioneerde reacties verschillen van ongeconditioneerde reacties?

A

Verwachtingstheorie: proefpersonen zijn geconditioneerd om gedrag te vertonen dat geschikt lijkt voor de situatie en niet op een enkele eigenschap van een geconditioneerde stimuli vertonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn drie omstandigheden waarin het koppelen van een nieuwe stimulus aan een
ongeconditioneerde stimulus niet resulteert in klassieke conditionering? Hoe ondersteunen deze
observaties het idee dat klassieke conditionering een proces is van het leren voorspellen van het begin
van de ongeconditioneerde stimulus?

A
  1. De geconditioneerde stimulus moet voorafgaan aan de ongeconditioneerde stimulus om een geconditioneerde respons te laten vertonen. 2. De geconditioneerd stimulus moet de verhoogde kans op een ongeconditioneerde stimulus aangeven. 3 Het onderwerp wordt niet geconditioneerd als het al een voorspeller heeft die superieur is aan de nieuwe stimulus. Het dier moet leven vertrouwen op de geconditioneerde prikkels, om de ongeconditioneerde prikkels te verwachten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe toonde Watson aan dat de emotie van angst geconditioneerd kan worden?

A

Little Albert-experiment. Albert was geconditioneerd een hard geluid te verwachten als een rat voor hem werd geplaatst. Na herhalingen werd hij ook bang bij het krijgen van andere harige dieren (bijv. konijn) (generalisatie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kunnen het aperitiefeffect en de plotselinge hunkering naar specifieke voedingsmiddelen
worden verklaard in termen van klassieke conditionering?

A

Zintuiglijke stimuli voorafgaand aan voedsel, kunnen ons conditioneren om honger te voelen als een geconditioneerde reactie op de stimuli.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe is seksuele opwinding geconditioneerd bij mensen en andere dieren? Wat is het bewijs, uit
experimenten met niet-menselijke dieren, dat een dergelijke conditionering succes bij de voortplanting
bevordert?

A

Verschillende stimuli in combinatie met seksuele opwinding, hebben proefpersonen beschikbaar gemaakt voor voortplanting. Mannetjes kwartels hebben meer zaadcellen na onderwerping aan ongeconditioneerde stimuli.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom is een geconditioneerde reactie op een drugsgerelateerde stimulus vaak het
tegenovergestelde van het directe effect van het medicijn?

A

Het lichaam geeft een reflexieve geconditioneerde respons op een druggerelateerde stimuli om de effecten van het medicijn te onderdrukken, en het lichaam in normale toestand te houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe draagt klassieke conditionering bij aan de ontwikkeling van medicijntolerantie? Waarom is
het gevaarlijk voor een drugsverslaafde om zijn of haar gebruikelijke drugsdosis in een ongewone
omgeving in te nemen?

A

Omgevingssignalen kunnen het lichaam het contra-actieve systeem laten starten en geleidelijk meer medicijn innemen, waardoor de tolerantie toeneemt. Als de omgevingssignalen uit de gebruikelijke drugsomgeving er bij een verslaafde niet zijn, kan de hoeveelheid drugs gaan werken voordat het contra-actieve systeem is gestart. Dat kan schadelijk of zelfs fataal zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe helpt klassieke conditionering bij het verklaren van terugval in drugs nadat een verslaafde
thuiskomt uit een behandelcentrum?

A

De omgevingssignalen thuis zijn in verband met drugs. Dezelfde geconditioneerde processen worden veroorzaak die het medicijn tegengaan, waardoor een verlangen ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe trainde Thorndike katten om uit een puzzeldoos te ontsnappen? Hoe heeft dit onderzoek
bijgedragen aan Thorndike’s formulering van de wet van effect?

A

Katten in doos, ontdekten dat ze werden bevrijd en buiten de doos stond voedsel als ze op een klink drukten. Als ze opnieuw in de doos werden geplaatst drukten ze meteen op de klink. Wet van effect: acties met positieve effecten zullen in loop van tijd meer worden herhaald in soortgelijke situaties, dan acties met negatieve effecten.

18
Q

Hoe verschilde Skinners methode voor het bestuderen van leren van die van Thorndike, en
waarom gaf hij de voorkeur aan de term versterking boven Thorndike’s tevredenheid?

A

In plaats van 1 actie van proefpersoon verwachten, ze in mechanisme plaatsen zodat ze zelf konden kiezen wanneer een actie ondernemen. Knop indrukken en dan voedsel krijgen, na verloop van tijd wordt de actie van de knop indrukken versterkt. Hij noemde het versterking, want ‘bevrediging’ suggereerde een mentaal proces van houden, en dat ging in tegen de behavioristische visie.

19
Q

Hoe weten we dat mensen geconditioneerd kunnen worden om een operante reactie te geven
zonder zich bewust te zijn van het conditioneringsproces? Hoe is dit relevant om te begrijpen hoe
mensen motorische vaardigheden verwerven?

A

Mensen hebben bepaalde patronen gevonden om een doel te bereiken, zonder zich daar bewust van te zijn. Vaardigheid wordt vaak bevorderd zonder bewuste inspanning om het beter te doen.

20
Q

Hoe kunnen we operante conditionering gebruiken om een dier iets te laten doen wat het
momenteel niet doet?

A

Een dier kan operant geconditioneerd worden om iets te doen dat het hoofddoel benadert door versterkers te geven voor elke kleine stap naar het hoofddoel.

21
Q

Op welke manieren is extinctie in operante conditionering vergelijkbaar met extinctie in
klassieke conditionering?

A

Herhaalde afwezigheid van versterking, leidt tot het stoppen van de operante reactie, er kan ook weer spontaan herstel komen en na herintroductie van de versterking zal de operante reactie onmiddellijk herleven.

22
Q

Hoe verschillen de vier soorten gedeeltelijke versterkingsschema’s van elkaar, en waarom
treden reacties over het algemeen sneller op ratioschema’s op dan op intervalschema’s?

A

Schema’s met een vaste ratio belonen een n-de respons (n is het aantal operante reacties). Schema’s met variabele verhoudingen kennen een respons toe van een reeks antwoorden die een gemiddeld aantal zijn, zoals derde en zevende voor een schema met variabele verhouding vijf. Schema’s met een vast interval kennen elke reactie toe met een vaste hoeveelheid tijd ertussen; Schema’s met variabele intervallen kennen elke reactie toe waar ongeveer een bepaalde hoeveelheid tijd tussen zit. Verhoudingsschema’s zijn afhankelijk van de snelheidsactie van het onderwerp, terwijl intervalschema’s afhankelijk zijn van een bepaalde hoeveelheid tijd, daarom kunnen ratioschema’s worden versneld met de reactiesnelheid van het onderwerp en sneller plaatsvinden.

23
Q

Hoe produceren schema’s met variabele verhoudingen en variabele intervalschema’s gedrag dat
zeer goed bestand is tegen uitsterven?

A

Versterking in de richting van uitsterving is in variabele schema’s, proefpersonen zullen de operante reacties blijven herhalen om opnieuw de versterking te ontvangen. Ook als de versterking volledig is uitgestorven, kunnen de proefpersonen toch gedreven worden om het na te streven.

24
Q

Hoe verschilt negatieve bekrachtiging van positieve bekrachtiging?

A

Negatieve is als het verwijderen van een stimulus de operante reactie waarschijnlijker maakt. Positieve is dat de operante reactie waarschijnlijker wordt bij de komst van een stimulus. Verschil: of de stimulus verschijnt of verdwijnt als gevolg van de operante respons.

25
Q

Hoe verschilt straf van bekrachtiging, en hoe lopen de twee soorten straf parallel aan de twee
soorten versterking?

A

Straf (tegenovergestelde van bekrachtiging): elk gevolg dat de herhaling van een operante reactie minder waarschijnlijk maakt. Positieve: de komst van een ongewenste stimulus die de operante respons zal verminderen. Negatieve: het verwijderen van een gunstige factor om de operante conditionering minder waarschijnlijk te maken.

26
Q

Hoe kan een dier worden getraind om alleen een operante reactie te produceren als er een
specifieke cue aanwezig is?

A

Door een discriminerende stimuli te geven (een specifieke stimuli naast standaard omgevingssignalen die aangeven dat een operante reactie wordt versterkt) kunnen dieren getraind worden een operante reactie alleen uit te voeren als de discriminerende stimuli er is. Ze hebben geleerd dat zonder discriminerende stimuli, de operante reactie nutteloos is.

27
Q

Hoe werd discriminatietraining gebruikt om aan te tonen dat duiven het concept van een boom
begrijpen?

A

Getraind om foto’s van bomen te onderscheiden als discriminerende stimuli, met snavel pikken op de foto werd beloond met zaden. Bij foto’s die ze nog niet eerder hadden gezien, even succesvol in onderscheiden. Verschillende soorten en delen van bomen op de foto’s.

28
Q

Waarom kan een periode van beloning leiden tot een daaropvolgende daling van het
responspercentage wanneer de beloning niet langer beschikbaar is?

A

Na periode van beloning, denkt de ontvanger dat het puur iets moet doen voor een beloning en het niet meer gaat om de taak zelf. Als de beloning word verwijderd is er voor de ontvanger geen reden meer om de actie uit te voeren (overrechtvaardigingseffect).

29
Q

Hoe worden Skinner’s technieken van operante conditionering gebruikt om met
probleemgedrag om te gaan?

A

Door juiste acties te belonen en problematisch gedrag te straffen, kan een persoon onderscheid maken tussen gewenst en ongewenst gedrag, en daarnaar handelen.

30
Q

Wat is Groos’ theorie over de evolutionaire functie van het spel van dieren, en wat zijn vijf
bewijslijnen die die theorie ondersteunen?

A

Spelen is een manier om soorttypisch gedrag te oefenen en verfijnen voor als het als volwassene nodig is. 1. Jongeren doen meer aan speelse activiteiten dan volwassenen. 2. Dieren die meer moeten leren spelen meer. 3. Jonge dieren spelen vooral de vaardigheden die ze later nodig gaan hebben (bijv. carnivoren spelen achtervolging, ze moeten in de toekomst jagen). 4. Door spelen kan herhaaldelijk geoefend worden, trainingsregime. 5. Spelen lijkt opzettelijk de jongen uit te dagen, altijd spelen met iemand, in omgeving of omstandigheden die uitdagend zijn.

31
Q

Hoe verschilt exploratie van spel in zijn evolutionaire functie?

A

Exploratie is om te leren over de omgeving. Spel versterkt interne functies. Dieren die niet veel spelen moeten nog steeds hun omgeving verkennen.

32
Q

Hoe verkennen ratten een nieuwe omgeving? Hoe toonden Tolman en latere onderzoekers aan
dat ratten nuttige informatie leren tijdens hun verkenning?

A

Beginnen in een hoek en dan omgeving verkennen, na verkenning patrouilleren om te zien of er iets verandert. Bij nieuw object daar meer aandacht aan besteden dan oude objecten. Tolman liet ratten in doolhof zonder beloning, daarna beloning bij oplossen, de ratten gingen sneller omdat ze het doolhof al geleerd hadden.

33
Q

Hoe helpt observatie van bekwame performers dieren om nieuwe operante taken te leren? Hoe
verschilt imitatie van stimulusverbetering, doelverbetering en emulatie?

A

Dieren leren bepaalde handeling door te kijken hoe anderen het doen. Ze kopiëren het (imitatie). Stimulus verbetering: toename in aantrekkelijkheid van object waar op wordt gereageerd. Doelverbetering: toename van drang om beloning te krijgen die vergelijkbaar is met de waargenomen beloning. Emulatie: het bereiken van hetzelfde resultaat door verschillende middelen te gebruiken na observatie.

34
Q

Wat is het bewijs dat chimpansees culturele tradities van generatie op generatie overdragen?

A

In geïsoleerde groepen chimpansees zijn eigenschappen waargenomen met betrekking tot gereedschapsontwerp, paring, voedsel. Die eigenschappen zijn verschillend voor de specifieke groepen.

35
Q

Wat zijn twee manieren waarop voedselaversie leren verschilt van typische voorbeelden van
klassieke conditionering? Hoe zijn deze verschillen zinvol in termen van de functie van dergelijk leren?

A
  1. Tijdsverschil tussen eten van voedsel en het ziek worden. Bij klassieke conditionering moeten ongeconditioneerde stimulus en geconditioneerde stimulus direct na elkaar volgen, bij voedselaversie en het wel 24 uur duren. 2. Mate van onderscheid tussen geconditioneerde stimulus en andere soortgelijke stimulus. Bij klassieke conditionering kan alles dat lijkt op de geconditioneerde stimulus het vervangen, bij voedselaversie is dat niet en is alleen de geur en smaak van belang.
36
Q

Hoe is smaakvoorkeur leren aangetoond bij mensen?

A

Proefpersonen kregen keuze uit voedingsmiddelen die rijk aan calorieën was, genoten van beide evenveel. Na een aantal dagen nam voorkeur voor calorierijk toe, en voor de andere af of veranderde niet.

37
Q

Hoe leren ratten en mensen voedselvoorkeuren door aandacht te besteden aan anderen van
hun soort?

A

Ratten kunnen weten wat anderen hebben gegeten door aan elkaars mond te ruiken, en dan voorkeur aan wat een ander heeft gegeten. Mensen (vooral baby/ kinderen) proberen voedsel sneller als ze het een volwassene hebben zien eten.

38
Q

Kortom, wat heeft natuurlijke selectie jonge omnivoren gegeven over voedselselectie?

A
  1. Het is veilig te eten wat een volwassene eet, want die heeft het waarschijnlijk al eerder gegeten. 2. Het is slim om de smaak en geur te onthouden, want dat kan geassocieerd worden met een toename of afname van gezondheid, en zo worden vermeden of voorkeur aan worden gegeven.
39
Q

Wat is enig bewijs dat mensen en apen biologisch vatbaar zijn om sommige dingen
gemakkelijker te leren vrezen dan andere dingen?

A

Apen opgegroeid in laboratoria die nog nooit een slang hadden gezien, vertoonden geen angstige reactie. Maar als ze zien dat een andere aap wel angstig reageert, doen ze dat ook meteen. (niet bij veilige objecten). Menselijke baby’s vertonen ongeveer hetzelfde.

40
Q

Welke aspecten van het vermogen van een jong gevogelte om zijn moeder te volgen, hangen af van leren, en hoe wordt dat leren geleid door aangeboren vooroordelen?

A

Een jong gevogelte herkent zijn moeder aan de kop en het geluid. Als er maar 1 optie als moeder is (bijv. een onderzoeker) wordt dat gezien als moeder en overal naar volgen. Als het ei van de moeder wordt gescheiden zullen ze wel worden aangetrokken tot het geluid van hun soort, dus dat is wel aangeboren (inprenting).

41
Q

Wat is het Westermarck-effect en welk bewijs is er dat het gebaseerd is op vroeg samenwonen?

A

Westermarck-effect: seksuele afkeer van genetische verwanten of mensen die samen zijn opgevoed. Bij mensen zonder genetische relatie maar samen opgevoed, vaak geen seksuele aantrekkingskracht. Bij mensen met genetische relatie maar niet samen opgevoed, vaak wel sterke seksuele aantrekkingskracht.