Hoofdstuk 7 (prijs) Flashcards

(9 cards)

1
Q

Welke drie oriëntatiepunten worden het meest gebruikt bij het bepalen van de prijs?

A

De KCK-ingredienten:

  1. Kosten
  2. Concurrentie
  3. Klant
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het break-even punt?

A

totale constante kosten : (prijs per product - variabele kosten per product)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de kostprijs-plus prijsbepaling?

A

Eerst bepalen wat je per product wilt verdienen, dat optellen bij de kostprijs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de differentiële kostprijs?

A

Kostprijs is enkel gebaseerd op de variabele kosten, omdat de constante kosten al ‘behaald’ zijn in die periode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke drie actieve prijsstrategieën zijn er?

A
  1. Penetratieprijsstrategie (bewust een lage prijs tov concurrenten hanteren om markt te penetreren)
  2. Stay-out pricing (lage prijs hanteren om concurrenten te ontmoedigen actief te worden op jouw markt)
  3. Put-out pricing (lage prijs hanteren om bedrijven uit je markt te schoppen, bijvoorbeeld prijzenoorlog)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de passieve prijsstrategieën?

A
  1. Premium pricing (Davidoff)
  2. Going rate pricing (Lucky Strike)
  3. Discount pricing (West)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Met welke drie vragen kun je prijsgevoeligheid bepalen?

A
  1. Hoe hoog is de prijs in vergelijking tot inkomen?
  2. Hoe hoog is de prijsverandering?
  3. Welke alternatieven zijn er?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke vier soorten klantgeoriënteerde prijsstrategieën zijn er?

A
  1. Eindprijs-min prijsbepaling (kijken wat consument gemiddeld bepaald en dan terugrekenen)
  2. Afroomstrategie (eerst hoge prijs, dan langzaam omlaag)
  3. Prijsdiscriminatie (onderscheid maken tussen klanttype, tijd, plaats of type product/dienst)
  4. Prijsdifferentiatie (verschillen in kosten/eigenschappen product/dienst, bijvoorbeeld eersteklas reizen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar staan de letters SBIFT voor?

A
  • Scope (bundelprijs of apart voor elk onderdeel)
  • Base (prijs gebasseerd op klant, concurrentie of kosten?)
  • Influence (op welke manier heeft de klant invloed op de prijs?)
  • Formula (betaal je één prijs, ongeacht de hoeveelheid producten, of betaal je per product?)
  • Temporal rights (hoe lang mag ik het product gebruiken?)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly