Hoofdstuk 7: Taal Flashcards
(34 cards)
Vijf taalkenmerken (Clark en Clark, 1977)
- Communicatief: taal is zinvol, doel is communiceren
- Arbitrair: ene woord (boom) is niet beter dan andere (arbre)
- Structuur: taalregels
- Generatief: oneindig veel combinaties van basiseenheden
- Dynamisch: nieuwe woorden, spellingsregels, betekenissen
Vijf niveaus
- Fonologie (onderaan)
- Morfologie
- Syntax
- Semantiek
- Pragmatiek (bovenaan)
Fonologie
Fonemen (taalklanken): kleinste klankeenheid die betekenis uitdrukt (bv. schaap: s/ch/a/p)
Wijziging foneem zorgt voor verandering betekenis woord
Nederlands: 26 letters, ± 40 fonemen → gemiddeld 35 per taal
Morfologie
Morfeem: kleinste woorddeel dat betekenis uitdrukt
Vrij morfeem: zelfstandig woord (bv. hand/schoen)
Gebonden morfeem: alleen betekenis in combinatie (bv. boek/houder/er/s)
Syntax
Zinsleer: combinatie van woorden tot zinsdelen of zinnen
Bv. ‘de hond blaft’ is correct, maar ‘de hond blaffen’ niet
Bv. ‘Truly wonderful, the mind of a child is’ semantisch begrijp je het, maar syntactisch niet correct → grotere P600
Semantiek
Betekenisniveau
Bv. ‘kleurloze ideeën slapen boosaardig’ is een syntactisch correcte zin, maar drukt geen semantische betekenis uit → grotere N400
Parsering
Zinnen syntactisch ontleden om ze semantisch te kunnen begrijpen
Boomstructuur
Niet altijd evident want grammaticale ambiguïteiten: ‘de jongen sloeg het meisje met de gitaar’ → verklaring: meerdere boomstructuren mogelijk
Garden-path model (Frazier en Rayner, 1982)
Hoe achterhalen we de betekenis van een grammaticaal ambigue zin?
Intuinzinnen: vorm van grammaticaal ambigue zin (zin die je opnieuw moet verwerken omdat eerste interpretatie fout was)
Twee principes om betekenis van zin te achterhalen (Garden-path model)
- Minimale hechting: verschillende boomstructuren bij ambigue zinnen, we kiezen de meest eenvoudige structuur (bv. the girl hit the man with the umbrella’)
- Late sluiting: als we deel verwerken, hechten we dat aan het deel dat we net daarvoor hebben verwerkt (bv. ‘Because he always jogs a mile seems like a short distance’)
Pragmatiek
Taalgebruik in de praktijk
Indirecte verzoeken, uitdrukkingen, jargon, …
Mensen met ASS ondervinden moeite op dit niveau
Taal: aangeboren vs aangeleerd
Skinner (behaviorist): taal wordt aangeleerd door middel van bekrachtiging
Chomsky: taal is aangeboren
Inherente grammatica (Chomsky)
We beschikken over inherente capaciteit voor taal en taalgebruik
Bewijs: iedereen heeft zelfde stadia taalontwikkeling ongeacht cultuur, syntax verbetert door natuurlijke ontwikkeling (niet door leerprocessen), kinderen produceren zinnen die ze nog nooit gehoord hebben
MAAR: specifieke parameters van de moedertaal moeten wél aangeleerd worden
Taalkundige competentie vs prestatie
Competentie: kennis taalregels, universele grammatica
Prestatie: gebruik van die kennis in dagelijkse communicatie
Competentie komt niet altijd tot uitdrukking in prestatie
Onderscheid tussen fonemen op basis van drie dingen
- Articulatieplaats: plaats waar luchtstroom wordt tegengehouden (bv. bij /m/ belemmeren beide lippen de uitgaande lucht)
- Articulatiewijze: wijze waarop luchtstroom wordt tegengehouden (bv. bij /b/ plofklank)
- Stemhebbend/stemloos (bv. meer druk op /p/ dan op /b/)
Spraakperceptie
Hoe ontvangt iemand die fonemen/klanken/geluidsgolven, hoe komt het dat mensen daar betekenis aan kunnen geven?
Geluidsgolven van de spreker worden opgevangen door het gehoororgaan van de luisteraar → omzetting naar neuraal signaal → signaal wordt in brein omgezet in fonemen
Coarticulatie
Fonemen overlappen tijdens de uitspraak
We brengen geen afzonderlijke fonemen over, maar het ene volgt op het andere → effect op foneemklank
Woordsegmentatie
Woorden overlappen tijdens uitspraak
! Woorden onderscheiden van elkaar gebeurt niet op basis van natuurlijke pauzes
We hebben geen duidelijke woordgrenzen
Top-down processen nodig om woorden te onderscheiden
Drie factoren die het spraakperceptieproces mee ondersteunen
- Liplezen
- Foneemrestauratie
- Categorische spraakperceptie
Liplezen
Onbewust liplezen om spraak te interpreteren: kijken naar lippen van persoon om steek te maken van wat de persoon vertelt
McGurk effect: lippen lijken ‘GA’ te zeggen, stem zegt ‘BA’ en proefpersonen horen ‘DA’ (combinatie van visueel en auditief) → mismatch in visuele en auditieve input → multimodale perceptie
Foneemrestauratie
Bij veel geroezemoes kunnen bepaalde fonemen wegvallen, dan ontstaan er gaten in de perceptie van fonemen die onze hersenen gaan opvullen
Aanvulling van fonemen gebeurt niet willekeurig, maar in functie van de context → top-down modulatie want je moet kennis hebben van de taal
Categorische spraakperceptie
Er zijn grote inter- en intraindividuele verschillen in uitspraak: elke keer dat je een woord uitspreekt, is dit een beetje anders
Fonemen worden door hersenen in bepaalde categorie ingedeeld om te compenseren voor die verschillen
Drie theorieën voor spraakherkenning
- Motorische theorie
- Cohortmodel
- TRACE model
Motorische theorie (Liberman, 1967)
Overlap tussen de gebieden die geactiveerd worden wanneer we spraak produceren en wanneer we spraak percipiëren → gemeenschappelijk systeem
Verklaring: we maken zelf een vergelijking tussen wat we ontvangen/percipiëren en hoe ons eigen spraakorgaan spraak zou produceren
Cohortmodel (Marslen-Wilson & Tyler, 1980)
Interactief model: verklaart interactie tussen bottom-up en top-down processen
Drie stappen:
1. Activatie: beginfonemen activeren alle woorden consistent met spraaksignaal (= cohort)
2. Filtering: woordkandidaten die inconsistent zijn met daaropvolgende spraakinput (bottom-up) of context (top-down) worden gefilterd uit cohort
3. Punt van herkenning: meer en meer fonemen wissen tot herkenning
Toepassing geschreven taal: computer die probeert te achterhalen wat je wil opzoeken (! top-down want neemt eerdere zoekopdrachten mee)