HOOFDSTUK 8 Flashcards

mineralen en spoorelementen (53 cards)

1
Q

minerale elementen

A

= anorganisch materiaal dat achterblijft na verassing van de organische matrix van een voedingsmiddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

minerale behoefte

A

= meer dan 100 mg/dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

sporenelementen behoefte?

A

= enkele µg tot mg/dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

essentiële mineralen en sporenelementen

A

= anorganische elementen die een essentiële fysiologische functie in het lichaam vervullen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

mineralen?

A

calcium, magnesium, natrium, kalium, fosfaat, sulfaat en chloor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

sporenelementen

A

ijzer, zink, koper, selenium, jood, Cobalt, mangaan, chroom, fluor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

functies van mineralen?

A

handhaving van lichaamshomeostasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

functies van sporenelementen?

A

katalysator van enzymsystemen
stabilisator van celmembranen
specifieke functies voor specifiek spoorelement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

belang van absorptie

A

= hoeveelheid nutriënt dewelke wordt geabsorbeerd en aangewend voor normale lichaamsfuncties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

alkalimetalen:
- voorkomen
- oplosbaarheid
- absorptie

A

ion
hoog
hoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

halogenen:
- voorkomen
- oplosbaarheid
- absorptie

A

ion
hoog
hoog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

aardalkalimetalen:
- voorkomen
- oplosbaarheid
- absorptie

A

ion/ anorganisch zout gebonden
variërend
variërend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

fosfor/seleen
- voorkomen
- oplosbaarheid
- absorptie

A

gebonden/ oxy-anionen
P = variërend en Se = goede oplosbaarheid
P = variërend en Se = goede absorptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

transitiemetalen:
- voorkomen
- oplosbaarheid
- absorptie

A

gebonden
lage oplosbaarheid
lage absorptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

extrinsieke (voedings)factoren

A
  • synergistische effecten
  • antagonistische effecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

synergistische effecten?

A

= bepaald component in voedsel zal de opname van het mineraal/sporenelement bevorderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

antagonistische effecten?

A

= tegenwerken
- kan door complexvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

deficiëntie definitie?

A

= toestand waarbij een tekort bestaat aan het essentieel element, waardoor bepaalde elementafhankelijke functies niet optimaal kunnen worden uitgevoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Natrium
- wat?
- behoefte
- ADH
- waar zit het in?

A

= zout = belangrijk extracellulair kation (<-> extracellulair anion is Cl)
- behoefte zout = onder 500 mg/dag
- ADH Na = 600 - 2000 mg
- weinig in natuurlijke voedingsmiddelen <-> rijkelijk in industrieel bereide producten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

kalium
- wat?
- functies
- ADH

A

= belangrijkste intracellulair kation (<-> intracellulair anion = HPO42-)
- ADH 3 - 4 g/dag
- functies = handhaven osmotische druk in lichaamsvloeistoffen + anabolisme + hartfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

toxiciteit van hyperkaliëmie?

A

Kalium verlies uit de cel stijgt
Kaliumexcretie thv de nier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hypokaliëmie?

A

= zelden nutritioneel, eerder pathologie
- tgv diuretica, tgv stijging in renaal verlies
- tgv diarree
- lichte tot matige hypokaliëmie = asymptomatisch
- spierzwakte, moeheid, spiernecrose, hartritmestoornissen

23
Q

Magnesium
- waar?
- functie?
- ADH
- toxiciteit

A
  • 50% gebeente, 25% spieren, rest in zenuwstelsel en organen
  • co-factor van aantal enzyymsystemen
  • ADH vrouw = 300mg, man = 350 mg
  • hypermagnesmie = Mg-bevattende geneesmiddelen en nierinsufficiëntie
24
Q

deficiëntie magnesium?

A

zeldzaam bij gezonde volwassenen
soms bij oudere, chronisch zieke patiënten
- vaak samen mt hypokaliëmie, hypocalcemie
- spierkrampen
- hartritmestoornissen

25
fosfor - wat? - waar? - functies? - ADI HGR - ADH - deficiëntie
= intracellulaire anion = H2PO4 - 80 - 85% zit in skelet, tanden = fosforcalciumzouten - skeletopbouw, zuurbase-evenwicht, opbouw nucleïnezuren, opbouw energierijke verbindingen - inname van 1 - 1,5 g/dag - ADH = 800 mg/dag - deficiëntie = leidt tot osteomalacie
26
Calcium - waar? - ADH - absorptie
- 99% van lichaamscalcium zit in het bot - ADH = 950 mg/dag (zeker 60+ers, zwangeren, post-menopauze) - verteringsfase +absorptiefase
27
verteringsfase
= Ca2+ moet verteerd zijn en in oplossing
28
absorptiefase
= actieve en passieve route - paracellulair - transcellulair
29
paracellulair route van Ca
= transport van Ca2+ tussen de cel - langs gehele darm, geen regulatie, electrochemische gradiënt, passief, belangrijkste route bij zuigelingen
30
transcellulaire route van Ca
= transport van Ca2+ doorheen de cel - duodenum en jejunum - regulatie van vitamine D, verzadigbaar - actief proces - bij pasgeborenen minder van belang
31
calciumhomeostase
- geregeld door hromonen - te lage concentratie in serum = parathyroïdehormoon wordt gesecreteerd = vrijstellen van Ca in verschillende routes - te hoge concentratie in serum = calcium calcitonine = remming van osteoclasten, meer Ca uitscheiden
32
osteoporose?
= botontkalking = demineralisatie van bot = lage botmassa en verstoring samenhang van het bot = vanaf 45j, vrouwen, botresorptie > botvorming
33
osteoporose - suppletie van vitamine D/Ca in preventie/behandeling
ADI vitamine D = 20 µg/dg of 800 eenheden ADI calcium = 950 mg/dag
34
toxiciteit van calcium?
= meer dan 2,5 g = hypercalciëmie, nierproblemen
35
ijzer - aangerade hoeveelheid? - in plasma - voedselbronnen?
- 4 - 5 mg ijzer voor volwassenen - in plasma = transferrine (30 - 40% saturatie) - dierlijkebronnen + plantaardige bronnen
36
redoxsysteem van Fe?
oxidatie = Fe2+ -> Fe3+ reductie = Fe3+ -> Fe2+ Fe3+ = ferri-ijzer Fe2+ = ferro-ijzer
37
transcellulaire absorptie?
- actief proces - opname van haem - opname van niet-haem - opslag in cel = ferritine - passage celmembraan via transporteiwitten en binding aan transferrine
38
paracellulaire absorptie?
- passieve diffusie - bij hoge intraluminale concentratie = niet zo van belang behalve bij hoge concentratie
39
DMT 1
= divalent metaal transporter 1 eiwit = neemt Fe2+ op - vormt ferritine - gaat naar basolaterale membraan
40
Dcyt b
= duodenaal cytochroom B = specifiek membraaneiwit dat Fe3+ reduceert tot Fe2+
41
Fe-absorptie
= transcellulaire route = verschil tussen heem en niet-heem ijzer
42
ADH ijzer - man - vrouw
man = 9 mg vrouw = 15 mg (post-menopausaal = 9mg)
43
deficiëntie Fe
ferriprieve anemie = komt regelmatig voor - fase 1 = sideropenie - fase 2 = latent Fe-gebrek - fase 3 = anemie
44
toxiciteit ijzer?
= sterke toename = vrij sterk = toxisch - UL = veilige inname voor gezonde volwassenen = 45 mg/dag - Ca2+ kan ook interfereren met absorptie van ijzer
45
zink - regeling? - hoeveelheid?
= goed homeostatisch geregeld qua opname = geen voorraadplaats aanwezig - 1,5 - 2,5g Zn in volwassenen
46
Zink: ADH vrouw en man?
voruw = 8 mg man = 11 mg = zinkstatus is efficiënt geregeld thv absorptie en excretie
47
deficiëntie zink?
fase 1 = marginale deficiëntie fase 2 = deficiëntie fase 3 = ernstge deficiëntie
48
toxiciteit van Zink?
> 50 mg/dag = daling erythocytair SOD 100 - 300 mg/dag = serum Cu-gehalte daalt en HDL daalt MTI = 25 mg/dag
49
koper - functies - ADH
co-factor van verschillende oxidatie-enzymen + vorming bindweefsel, bot en bloedvaten + ijzermetabolisme ADH man = 1,7 mg, vrouw = 1,2 mg
50
interacties met metaalionen (koper)
= antagonisme Cu-Zn - Zn-inname stijgt sterk - inductie an Cu-deficiëntie - Zn/Cu verhouding = 10/1 - extra Cu aanvoeren
51
jodium - hoeveelheid - functies - ADH
- 15 - 20mg volwassenen (75 - 80% in schildklier) - essentieel in de structuur van schildklierhormonen en trijodothyronine - ADH = 150 µg/dag -> zwangeren = +200 µg/dag
52
jodium deficiëntie?
minder T4 = stimulatie van thyroïd - goiter, hypothyroidie - toename in foetale mortaliteit en kindersterfte - daling in vruchtbaarheid - cretinisme = irreversibele mentale retardatie - adequate joodvoorziening = hersenontwikkeling !!!!!!!!!
53
seleen - hoeveelheid - functies - vorm van voorkomen - ADH
- 30 mg in volwassenen - cofactor van glutathionperoxidase - in voedsel = anorganisch Se (SeO32- en SeO42-) - ADH = 70 µg/dag