{ "@context": "https://schema.org", "@type": "Organization", "name": "Brainscape", "url": "https://www.brainscape.com/", "logo": "https://www.brainscape.com/pks/images/cms/public-views/shared/Brainscape-logo-c4e172b280b4616f7fda.svg", "sameAs": [ "https://www.facebook.com/Brainscape", "https://x.com/brainscape", "https://www.linkedin.com/company/brainscape", "https://www.instagram.com/brainscape/", "https://www.tiktok.com/@brainscapeu", "https://www.pinterest.com/brainscape/", "https://www.youtube.com/@BrainscapeNY" ], "contactPoint": { "@type": "ContactPoint", "telephone": "(929) 334-4005", "contactType": "customer service", "availableLanguage": ["English"] }, "founder": { "@type": "Person", "name": "Andrew Cohen" }, "description": "Brainscape’s spaced repetition system is proven to DOUBLE learning results! Find, make, and study flashcards online or in our mobile app. Serious learners only.", "address": { "@type": "PostalAddress", "streetAddress": "159 W 25th St, Ste 517", "addressLocality": "New York", "addressRegion": "NY", "postalCode": "10001", "addressCountry": "USA" } }

Hoofdstuk 9 - Gezondheidspsychologie Flashcards

(18 cards)

1
Q

Biomedische model definitie

A

Lichaam = robot

Oorzaak ziekte?
 Biomedische oorzaak
= alleen het fysieke zien
- Behandelingen en/of reparatie mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Biopsychosociaal model (4)

A

Multi causaal karakter
 Verschillende oorzaken van ziekte

fysische
 Infectie, genetische afwijking, trauma, omgevingsfactoren

Psychische
 Stress, trauma

Sociale
 Armoede, werkdruk, slechte huisvesting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Oorzaken oorsprong biopsychosociaal (4)

A

1) Veranderende tableau in ziekte – en sterfte cijfer
 Stijgende levensverwachting door gedrag van mensen
 Welvaartsziekten

2) Effectiviteit en kosten van hooggespecialiseerd curatieve geneeskunde

3) Aanvaardingen door medische disciplines
4) Politieke evoluties
 Preventief gezondheidsbeleid en budgetten duurzame focus geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gezondheidsdeterminanten definitie

A

= factoren die gezondheid beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gezondheidsdeterminanten van Lalonde (4)

A

1) Biologische factoren
2) Voorzieningen van gezondheidszorg
3) Leefstijl
4)Omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Biologische factoren

A

= nature
- Genetische eigenschappen
 Liggen vast maar kunnen beïnvloed worden door levensstijl en omgeving

Bv. haarkleur, lengte, gewicht, geslacht, erfelijke aandoeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voorzieningen van gezondheidszorg

A

= kwaliteit en organisatie
(toegankelijkheid)

Kwaliteit
 Afhankelijk groeiende wetenschappelijke inzichten

Organisatie
 Voorbeeld verplichte ziekteverzekering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leefstijl

A

= keuzes en gewoontes
 Beïnvloed door gezondheid

Bv. voeding, beweging, roken en alcoholgebruik, slaapgewoontes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Omgeving

A

Vier contexten
1) Fysiek
 Woon – en schoolomgeving en voorzieningen
Bv. verkeersituatie, woonsituatie, fietspaden,…

2) Sociaal-cultureel
 Organisatie van sociale verbanden
Bv. gezinssituatie, familie, buren, vrienden, klasgenoten,

3) Economisch
 Betaalbaarheid en marketing van gezondheid
 Economische welvaart land/gebied

4) Politiek
 Wetten, regels en aanbevelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom strategieën? (2)

A

 Begrijpen van gedrag
 Gedrag Beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Healt belief model (kennen determinanten kunnen noemen) (4)

A

= vooral bij gezondheidsvoorlichting en bewustwordingscampagnes
 Risico ongezond gedrag en voordelen gezond gedrag staan centraal

Drie kenmerken:
1) Dreiging van ziekte
2) Waargenomen/ verwachte vooroordelen en barrières van preventie
3) Cues tot actie

Later vierde determinant toegevoegd
4) Eigen effectiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Theory of plannend behaviour (kennen determinanten kunnen noemen) (4)

A
  • Intenties voorspellen van gedrag
  • Intenties woorden beïnvloed door

(kerndeterminanten)
1) Attitude
2) Subjectieve norm
3) Ervaren gedragscontrole
4) Intentie = centrale voorspeller

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ASE !!! (3)

A

= bergijpen waarommensen bepaald gedrag stellen
- Nadruk op praktische zaken die gedrag beïnvloeden
 Vaardigheden
 Barrières

Kerndeterminanten:
1) Attitude
2) Sociale invloed
3) Eigen – effectiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

1) Attitude

A

Instrumentele overtuigingen
 Verwachtingen over voor en nadelen van gedrag

Emotionele overtuigingen
 Hoe gedrag wordt beleefd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

2) Sociale invloed

A

Subjectieve norm
 Wat mensen die jij belangrijk vindt vinden van gedrag

Sociale steun
 Steun belangrijke personen om gedrag te stellen
 Zowel praktisch als emotioneel

Sociale druk
 Druk die iemand ervaart om bepaald gedrag te vertonen of net niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

3) Eigen effectiviteit

A

= verglijkbaar met zelf-effectiviteit
 Vertrouwen in jezelf om bepaald gedrag te stellen

17
Q

Individuele strategieën

A

= gedrag individu rechtstreek beïnvloeden
- Rekening houden met:
 Motivaties
 Attitudes
 Gewoontes,…

Bv. 1 KENNEN EXAMEN
- Coaching
- Educatie en voorlichting
- Motiverende gesprekken

18
Q

Omgevingsstategieën

A

= aanpassen van omgeving om gezond gedrag te gaan bevorderen / stimuleren
 Beïnvloedt niet alleen individu, maar ook grotere groepen

Bv. 1 KENNEN EXAMEN
- Fysieke omgeving aanpassen
- Sociale druk creëren
- Aanpassing van aanbod