Hoorcollege 2 Flashcards
(31 cards)
Justified belief:
Justified belief: je kunt uitleggen/rechtvaardigen waarom je iets zeker weet.
rancis Bacon nieuwe methode
Francis Bacon nieuwe methode
Hij stelde een nieuwe methode op waarin je kennis kon verwerven door middel van
experimenten. Hij breekt met Aristoteles, maar niet met de Bijbel. Hij probeert deze twee
wereldbeelden dus weer uit elkaar te trekken. Bacon valt het Middeleeuws-Aristotelische
wereldbeeld aan en houdt een pleidooi voor een nieuwe wetenschap. Bacon had er geen
problemen mee dat het Aristotelische wereldbeeld ter discussie gesteld werd. Hij ging o.a. in
tegen het idee dat je geen experimenten zou mogen gebruiken.
De nieuwe methode
A. Stelt dat we onze vooroordelen moeten laten varen hierbij ook 4 vooroordelen
De nieuwe methode
A. Stelt dat we onze vooroordelen moeten laten varen (epistemologische – kennis
gerelateerde vooroordelen; verkeerde opvattingen over de wereld).
Er is een aantal hardnekkige vooroordelen (het gaat om de manier van denken) (Bacon
spreekt ook van false conceptions) die mensen hebben. Deze staan in de weg bij het proberen
te verwerven van kennis. Dus moeten we er beducht op zijn die niet te gebruiken.
We moeten proberen erachter te komen welke denkfouten dit zijn en zorgen dat we deze niet
meer maken. Je kunt het zien als een soort bias.
Het gaat om de volgende vooroordelen (idolen/idols/idola):
Idols of the tribe (Idola tribus).
Het gaat om de volgende vooroordelen (idolen/idols/idola):
Idols of the tribe (Idola tribus).
Dit zijn de vooroordelen die we als mens hebben. We zijn geneigd om typisch
menselijke fouten te maken (zoals het je vergissen bij een visuele illusie).
Voorbeelden:
Het zien van orde en regelmaat waar die niet is (= inductief denken). Je gaat er
vanuit dat dit zo is, maar het is niet terecht dat je dit denkt.
Het zoeken naar bevestiging en het negeren van weerleggingen van wat je
gelooft. Je zoekt bevestiging voor je eigen overtuigingen (= confirmation bias).
We zien de zon onder gaan (maar die gaat natuurlijk niet onder – dat zien we
zo vanwege onze menselijke aard).
Zeelui die de kracht van hun gebed hoog inschatten (misschien niet helemaal
een idols of the tribe, maar idols of the cave).
Als je je niet bewust bent van deze vooroordelen, dan staat dit in de weg bij het
werven van echte kennis.
idols of the cave
Idols of the cave (Idola specus). Vooroordelen die we hebben omdat we tot
een bepaalde (culturele) groep horen.
Hier hoort bijvoorbeeld een extreme voorkeur voor vroeger bij – extreem conservatisme,
of juist het tegenovergestelde, een extreme voorkeur voor vernieuwing om de vernieuwing
(beide dienen vermeden te worden volgens Bacon).
De groep met een mobiele telefoon denkt dat 65% van de medestudenten een mobieltje
heeft, de groep zonder mobiele telefoon denkt dat dat 40% is (we denken dat anderen net
zo zijn als wij, en maken dan inschattingsfouten – het was ongeveer 50%). Je gaat
inschattingsfouten maken naar gelang de groep waarin je hoort. Als je bij een bepaalde
groep hoort, ga je er vanuit dat iedereen zo doet of denkt. Dit is echter niet zo.
Idols of the marketplace (Idola fori).
Idols of the marketplace (Idola fori). Vooroordelen die we hebben omdat we
erover kunnen praten. Er zijn woorden waarvan we denken dat ze ergens naar
verwijzen, maar dit kunnen we niet vaststellen. Niet alles waar we woorden voor
hebben bestaat.
Soms hebben we woorden die nergens naar verwijzen „geluk‟, „het element vuur‟, „de
eerste beweger‟. Andere voorbeelden: „Heks‟, „elan vital‟.
Idols of the theatre (Idola theatri).
Idols of the theatre (Idola theatri). Vooroordelen die we hebben omdat
autoriteiten zeggen dat ze kloppen. Maar om welke autoriteiten gaat het hier? Je moet
er voor zorgen dat je niet naar een verkeerde autoriteit verwijst.
Bijv. oude filosofische scholen. Hieruit blijkt dus dat Bacon breekt met Aristoteles.
Bacons eigen Idol of the Theatre
Bacons eigen Idol of the Theatre
Bacon maakt zichzelf schuldig aan de Idol of the Theater.
Bacon wilde juist experimenten doen om kennis te verwerven, zodat we weer terug kunnen
gaan naar de paradijselijke toestand zoals die in het Oude Testament beschreven wordt (dus:
de Openbaring is precies een autoriteit die door Bacon niet kritisch genoeg wordt benaderd).
We zien bij Bacon dus eigenlijk al dat de psychologie belangrijk is voor de epistemologie: de
psychologie achterhaalt immers een deel van onze idola. Dit anticipeert op een
genaturaliseerde epistemologie (zie college 10). De psychologie wordt belangrijk voor alle
andere wetenschappen. De psychologie vertelt ons wat de biases zijn voor zowel mensen als
wetenschappers.
B. Stelt dat we de empirische methode moeten gebruiken (en geen autotiteitsboeken
zoals die van Aristoteles). Hierbij mag geëxperimenteerd worden.
B. Stelt dat we de empirische methode moeten gebruiken (en geen autotiteitsboeken
zoals die van Aristoteles). Hierbij mag geëxperimenteerd worden.
“Legacy has it that Bacon died, aged 65, of pneumonia contracted while going out into the
freezing cold to stuff a chicken with snow in order to test its antiseptic properties.” (EH: 57)
C. Hiervoor is inductie een belangrijk middel.
C. Hiervoor is inductie een belangrijk middel.
Dit is bij Bacon een mix van waarneming & verstand (hier zie je dus dat Bacon ook een
rationalistisch element in zijn epistemologie heeft zitten). Goede wetenschap maakt gebruik
van observatie en rationele gevolgtrekking.
Voorbeeld warmte:
Bacon maakte een lijst van zaken waarbij warmte aanwezig was: licht; levende lichamen;
gistingsprocessen; wrijving; etc. Uiteindelijke conclusie: warmte is te verklaren uit de
beweging van (onzichtbaar) kleine deeltjes.
Hij generaliseert (inductie) en maakt dus gebruik van zijn verstand (rationalistisch element;
lijkt op intuïtieve inductie van Aristoteles).
Bacon houdt een pleidooi voor de degelijke wetenschap als
Bacon houdt een pleidooi voor de degelijke wetenschap als de methode die we moeten
gebruiken om kennis over de wereld op te doen. We moeten ons vooral niet laten leiden door
onze menselijke vooroordelen (idols) & dat we daar dus op bedachtzaam moeten zijn. Hij
merkt dus eigenlijk al op dat we psychologisch op een bepaalde manier in elkaar zitten die
moeilijk los te laten is, maar die de kennisverwerving wel in de weg staat.
Het rationalisme van René Descartes
Het rationalisme van René Descartes
Leeft in de tijd dat Galilei door de kerk veroordeeld wordt (1633); gaat naar Nederland.
Descartes gaat in tegen Aristoteles, maar niet tegen de Bijbel. Hij wilde ook niets publiceren
wat tegen de kerk in ging (dus over dat de aarde om de zon draait), ondanks dat hij dit
geloofde.
“Descartes accepted neither Plato‟s theory of the supernatural World of Forms, nor his
method of recollection.” (EH: 62)
Descartes wilde zekere kennis
Descartes wilde zekere kennis (i.t.t. dogmatische houding van zijn leraren). Dit bereik je
door je verstand goed te gebruiken.
Net als alle andere empiristen en rationalisten, verzetten de Britse empiristen en Descartes
zich tegen het scepticisme. Hij nam dus een anti-sceptische positie in. (EH: 61)
Michel de Montaigne twijfelde overal aan. Montaigne zegt niet dat hij niets zeker weet, maar
het enige wat hij doet is een vraag stellen: wat weet ik? Descartes gaat tegen Montaigne in.
Hij zoekt iets waaraan hij niet kan twijfelen. De wiskunde heeft axioma‟s waarbij je zeker
weet dat ze waar zijn. In de wetenschap wil hij ook een fundament hebben waarvan hij
absoluut zeker is. Vervolgens wil hij dan op dat zekere fundament gaan bouwen.
Het twijfel experiment van Descartes
Het twijfel experiment van Descartes
Hij pakt de methode van de scepticus, waardoor hij die methode dus versterkt.
1. Leraren zijn onbetrouwbaar. Ze kunnen wel waarachtig zijn, maar deze informatie is niet
betrouwbaar.
2. Zintuigen zijn onbetrouwbaar. Als er iets is dat jou 1x bedrogen heeft, hoe weet je dan dat
dat jou niet nog 1x bedriegt.
3. Een malin genie houdt je wellicht voor de gek. Misschien bestaat er wel een slechte demon
die jou steeds voor de gek probeert te houden. Hij houdt je voor de gek dat er een wereld is;
dat er andere mensen zijn.
De malin genie kan je niet voor de gek houden als het gaat om denken. “Ik denk, dus ik ben”
(Cogito ergo sum) is zelfs in het geval van [3] waar. Hier kan zelfs de scepticus niet aan
twijfelen. Door zijn verstand is hij tot een zeker fundament gekomen.
Dus: rationeel / rationalistisch fundament voor kennissysteem.
Rationalistische methode
Rationalistische methode
Hoe weet je nou dat “ik denk, dus ik” ben waar is? Dit is een rationalistisch inzicht.
Alles wat ik helder en duidelijk inzie is waar. Dit helpt Descartes om van de malin genie af
te komen & ook kennis over de fysische wereld te kunnen verwerven.
Hij komt nu zelf tot een methode om tot kennis te komen; de methode van helder en duidelijk
inzien. Alles wat je helder en duidelijk inziet, moet waar zijn. Je ziet namelijk helder en
duidelijk in dat je bestaat doordat je denkt.
Ingeboren ideeën 3 PUNTEN
Ingeboren ideeën
Descartes geloofde ook dat ideeën ingeboren kunnen zijn. Hij maakt een verschil tussen:
Ingeboren ideeën (driehoek, wiskundige figuren, god). God is perfect. Descartes zelf
is imperfect. Het idee van een perfect wezen, kan nooit vanuit mijzelf komen. Dit
moet komen vanuit iets dat ook perfect is, God. Ik heb dit idee, dus dat betekent dat God dus bestaat. Slecht zijn, is imperfect, dus God is ook geen bedrieger. We zijn nu
van de malin genie af.
Verworven ideeën (zon, maan). Hiervoor gebruik je je zintuigen. Hij toets alle ideeën
die door de zintuigen verworven zijn door zijn verstand.
Verzonnen ideeën (Pegasus).
Het verschil met Plato is duidelijk: niet alle ideeën zijn ingeboren.
Descartes optimisme
Descartes optimisme
Descartes gebruikt in het begin de methode van de scepticus (radicale twijfel) om zo zijn
tegenstander zo sterk mogelijk te maken. Als hij het Cogito ontdekt heeft, kan hij die
sceptische methode dus vervangen door zijn rationalistische methode (van het helder en
duidelijk inzicht). Descartes is dus optimistisch over het kunnen hebben van echte kennis.
De verworven ideeen uit de fysische wereld heb je niet gekregen van een malin genie, er zijn
namelijk echt mensen. God zou je niet voor de gek houden dat er geen mensen zijn. Nu kan
Descartes kennis verwerven over de wereld.
Isaac Newton
Isaac Newton
Descartes (1596-1650) en Newton (1642- 1727) worden vaak in één adem genoemd als het
gaat over het veranderende wereldbeeld in die tijd: beiden zagen de wereld als een grote
machine (de mechanisering van het wereldbeeld – EH: 55);
Newton ontdekte allerlei natuurwetten die het gedrag van alle objecten beschreven (EH: 53).
We zien dus in die tijd een optimisme omtrent het kunnen verwerven van echte kennis over de
wereld. De scepticus lijkt verslagen te zijn.
Het Britse Empirisme
John Locke vier punten en reductie
reductio ad absurdum, 1 verwerping van ingeboren ideen, 2 formulering empiristisch principe 3 categorising vder ideen 4 ideeen zijn onderscheiden van kwaliteiten
- Verwerping ingeboren ideeën.
Het Britse Empirisme
John Locke
1. Verwerping ingeboren ideeën.
Empirisme kan geen ingeboren ideeën accepteren. Hij gaat vooral in tegen Descartes.
Hoe verwerpt hij ingeboren ideeën?
Door te laten zien dat de vermeende ingeboren ideeën helemaal niet voorkomen bij veel
mensen. Het gaat om: (1) dat wat is, is; (2) het is onmogelijk tegelijk te zijn en niet te zijn;
(3) morele principes.
Ten eerste zouden universele principes ook anders verklaard kunnen worden.
Ten tweede zijn ze niet universeel – (1) & (2) vinden we niet bij kinderen en
dwazen, en vergelijking van culturen laat zien dat er helemaal geen (3) universele
morele principes zijn;
HD: Dat is een gevoelige klap voor het rationalisme.
2 formulering empiristisch principe
- Formulering empiristisch principe.
Hoe verwerven we dan kennis, als het niet via de rede is?
Locke: “Whence has it all the materials of reason and knowledge? To this I answer, in
one word, from experience. In that all our knowledge is founded, and from that it
ultimately derives itself.” (1690: II.I.2; EH: 70)
Bij Locke is ervaring: waarneming & reflectie (interne waarneming/introspectie).
Reflectie: gedachtes van emoties en gevoelens etc. Je kunt naar binnen kijken en
waarnemen dat je aan het denken bent. Dit is het empiristische principe.
- Categorisering der ideeën. met het probleem dat het oplevert
- Categorisering der ideeën.
Enkelvoudige ideeën: ideeën die je niet kunt splitsen.
Van één zintuig (bijv. zoetheid, blauw).
Van twee of meerdere zintuigen (bijv. beweging). Het „idee‟ beweging, kun je
krijgen door te kijken, maar je kunt ook het „idee‟ beweging krijgen door te
voelen. Je kunt het „idee‟ op meerdere manieren verwerven, maar niet splitsen.
Van de reflectie (bijv. het idee „denken‟). Je kunt zien dat je denkt, zo kom je aan
het concept van denken.
Van zintuigen & reflectie (bijv. het idee „pijn‟). Je voelt pijn, maar je kunt ook van
binnen kijken wat er in je hoofd gebeurd als je pijn hebt.
Complexe/samengestelde ideeën: ideeën die je kunt splitsen.
Ideeën van modus; eigenschappen van dingen. Je moet het ding en eigenschap
samen nemen. Bijv. schoonheid, er is iets mooi, bijv. een schilderij.
Ideeën van substantie: dit idee kun je als empirist niet hebben. Een substantie is
„het onderliggende, de drager‟ van de eigenschappen van iets. Je kunt de
eigenschappen van iets veranderen, maar wat blijft er over als je alle
eigenschappen wegdenkt? Wat je overhoudt is de drager van de eigenschappen, de
substantie. Dit kun je niet zien.
Ideeën van relatie. Bijvoorbeeld: broer zijn van. Dit kun je niet zomaar zien, maar
volgens Locke wel door gewoon naar de stamboom te kijken.
Probleem (voor empirist): idee van substantie (zie EH: 80). Het idee van substantie valt
op geen enkele manier waar te nemen. Hij heeft dus kennis van iets waarvan hij als
empirist geen kennis van kan hebben. Dit moet hij gaan bedenken met zijn verstand, maar
dan ben je geen zuivere empirist meer. Locke lost dit nergens in zijn werk op.
- Ideeën zijn onderscheiden van kwaliteiten. MET VOORBEELD
- Ideeën zijn onderscheiden van kwaliteiten.
Primaire kwaliteiten / eigenschappen: eigenschappen van de dingen zelf
(onafhankelijk van enige waarnemer).
Secundaire kwaliteiten / eigenschappen: eigenschappen die bestaan bij de gratie
van een waarnemer. Eigenschap die we aan het ding toeschrijven, maar geen
eigenschap is van het ding zelf.
(Tertiaire kwaliteit: kwaliteit om primaire kwaliteiten te veranderen, bijvoorbeeld
de warmte van de zon kan was doen smelten).
Warm en koud water
Water heeft een bepaalde temperatuur (de primaire eigenschap). Maar water is niet warm of
koud (de secundaire eigenschap). Afhankelijk van de waarnemer, voelt het water warm of
koud. Bijv. als je in de winter je handen wast onder water van 18 graden Celsius, voelt het
warm, maar in de zomer voelt het koud.
Rondheid is verantwoordelijk voor het idee „rond‟ in ons. Rondheid is een primaire kwaliteit
van de sneeuwbal: het is een eigenschap waarmee ons idee overeenkomt. De sneeuwbal is ook
rond als niemand hem ziet.
Maar, kleur is een secundaire kwaliteit.
Ons idee „wit‟ komt niet van de primaire kwaliteit van de sneeuwbal: de sneeuwbal is zelf niet
wit. De sneeuwbal heeft bepaalde primaire kwaliteiten en die zorgen voor een bepaalde
sensatie in mensen. „Wit‟ is een secundaire kwaliteit, die niet langer bestaat als er geen
wezens meer zijn die het object waar kunnen nemen. Kleuren zijn secundaire eigenschappen
Middelbare school natuurkunde: “kleuren zijn de golflengten van het licht”.
Reductio ad absurdum
Reductio ad absurdum
Als je door logisch redeneren vanuit een premisse bij iets absurds uitkomt, dan weet je dat je
premissen fout zijn. Je komt door logisch redeneren uit op iets geks. Het is zo gek dat je het
niet kan accepteren.
Als we kunnen laten zien dat 390 nm ook als paars ervaren kan worden & als we de
middelbare school natuurkunde accepteren dan volgt dat 390 nm = paars.
Maar dat is absurd, want de implicatie zou dan zijn: blauwpaars = 390 nm = paars = 380 nm.
Doordat de omgeving verandert is, verandert de kleurervaring. De kleur wordt door jou
gemaakt, afhankelijk van de omgeving.
Vraag: zijn de primaire kwaliteiten wellicht net zo illusoir als de secundaire kwaliteiten?
Sommige eigenschappen (waarvan we denken dat deze bestaan) maken we zelf. Is hoogte niet
ook een secundaire kwaliteit?