Hoorcollege 3 Flashcards

(17 cards)

1
Q

Zelfregulatie

A

Het vermogen om controle te houden over onze emoties, gedrag en cognitie zodat we in staat zijn doelen te bereiken en ons aan te passen aan veranderende omstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Twee controle processen bij zelfregulatie

A

Geautomatiseerde controleprocessen en doelbewuste controleprocessen (effortful)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Theoretisch model van zelfregulatie (van hoog naar laag)

A
  1. Cognitie
  2. Emotie
  3. Gedrag
  4. Fysiologie
  5. Genetica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Twee functies bij cognitie (hoogste niveau)

A

Executieve functies en aandacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Executieve functies

A

Cognitieve controle, hoe we doelbewust cognitieve processen inzetten om doelen te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Werkgeheugen

A

De capaciteit om informatie voor enige tijd vast te houden, ondanks interferentie en concurrentie met andere responsen, zodat met deze informatie actieve bewerkingen uitgevoerd kunnen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Inhibitie

A

Het vermogen om impulsen of irrelevante responsen te onderdrukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Cognitieve flexibiliteit/shifting

A

Het vermogen om de aandacht te switchen tussen meerdere taken en het flexibel kunnen aanpassen als de regels veranderen. (“out of the box” denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Is EF een set onafhankelijke functies of één onderliggend construct?

A

Voor 4 en 5 jaar is het een unidimensionaal construct. Na 5 jaar zijn het onderscheiden constructen met gedeeltelijke overlap. Dus toenemende specialisatie van EF met leeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welk hersengebied speelt een belangrijke rol in EF?

A

Prefrontale cortex (PFC), maar opereert niet alleen. Neurale netwerken van PFC met andere hersengebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ontwikkeling PFC

A

PFC heeft een langdurige (protracted) ontwikkeling, van babytijd tot vroeg in de volwassenheid. Verlengde ontwikkeling in de PFC op alle niveaus (synapsen, metabolisme, myelinisatie, volumeveranderingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Selectieve volgehouden aandacht

A

Vermogen om ons te richten, focussen en dit vasthouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Aandacht in de eerste 6 maanden

A

De aandacht wordt automatisch getrokken naar nieuwe dingen. Nog niet frontaal, maar subcorticaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Disengaging, sticky of obligatory attention

A

Baby’s hebben veel moeite om de aandacht los te maken van interessante stimulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Aandachtscontrole als bouwsteen voor … in de ontwikkeling in de vroege kindertijd

A

EF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Meting van aandachtscontrole

A

Visuele zoektaak. Kind zoekt olifanten tussen andere dieren op de laptop. Kan het kind filteren wat wel en niet belangrijk is?

17
Q

Hoe ontwikkeling van selectieve aandacht verbeteren?

A

Samen kijken verlengt de aandacht van het kind