Hoorcollege 7 - Jeugd en Media Flashcards
(9 cards)
Twee perspectieven
Het kwetsbare kind
Het weerbare kind
Moderate discrepancy hypothesis (MDH)
Kinderen worden vooral aangetrokken tot media die gematigd afwijkt van wat ze kennen, kunnen en begrijpen.
Kinderen zijn niet of minder geïnteresseerd in media inhoud die teveel afwijkt.
De ontwikkeling van kinderen en hun voorkeuren
Jonge kinderen 0-4 Aandacht gaat naar alles dat de aandacht trekt, ze kiezen voor media met veel geluid, kleur en beweging.
Basisschool kinderen 4-12 Informatieverwerking is veel verder, sociale contacten zijn belangrijk, kiezen voor actie en realistische media.
Adolescenten t/m 18 jr. Behoefte aan autonomie, identiteitsontwikkeling en sociale relaties, kiezen voor sociale media en muziek.
De affordances van sociale media
Asynchroniciteit, identificeerbaarheid, signaal beheersbaarheid, toegankelijkheid, schaalbaarheid, repliceerbaarheid, terugvindbaarheid.
Sociaal cognitieve theorie, de 4 processen
- Aandacht
- Retentieniveau
- Reproductieniveau
- Motivatie
The Capacity Model
Als de afstand tussen de verhaallijn en de educatieve inhoud te groot wordt, wint de verhaallijn en leert het kind niks.
Desensitisatie theorie
Herhaalde blootstelling aan geweld > afname fysieke, emotionele en cognitieve respons op echt geweld > onverschilligheid, minder inhibitie, minder sympathie voor het slachtoffer, verlaagd baseline arousal niveau
The Differential Susceptibility to Media Effects model (DSMM)
Dit model heeft 4 proposities:
- Karakter, ontwikkeling en sociaal voorspellen mediagebruik en hebben invloed op de resultaten van media-gebruik.
- Op de media reageert een individu cognitief, emotioneel en opgewonden.
- Media-effecten zijn transactioneel.
Invloed van peers op mediagebruik en media-effecten
Conformeren
Behoefte aan populariteit
Normen en waarden van peers