Informeren Flashcards

(35 cards)

1
Q

Wat zijn de belangrijkste kwaliteitscriteria voor het geven van informatie aan patiënten?

A

Structuur geven, expliciete opbouw (inleiding, midden, slot), eenvoudig taalgebruik, informatie in kleine beetjes (“chunk & check”), patiënt actief betrekken (vragen uitlokken, laten terugvertellen), aandacht voor gevoelens, visuele ondersteuning, gedeelde besluitvorming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom is het belangrijk om risico’s in absolute cijfers te communiceren?

A

Absolute risico’s zijn concreter en beter te begrijpen voor patiënten dan relatieve risico’s. Ze maken het verschil duidelijk tussen ‘van wat tot wat’ een risico verandert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen NNTB en NNTH?

A

NNTB (Number Needed to Treat to Benefit): Aantal patiënten dat behandeld moet worden om bij één iemand voordeel te behalen. NNTH (Number Needed to Treat to Harm): Aantal behandelingen dat nodig is voor er één schadelijk effect optreedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het effect van framing in medische communicatie?

A

De manier waarop je dezelfde informatie brengt (positief of negatief), beïnvloedt de perceptie van patiënten sterk. Bijvoorbeeld: “97% overleeft” vs. “3% sterft” roept andere reacties op, ondanks identieke inhoud.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is ‘chunk & check’?

A

Een communicatiestrategie waarbij je informatie opsplitst in kleine stukjes (“chunks”) en tussendoor checkt of de patiënt alles begrijpt (“check”).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat wordt bedoeld met het ‘backfire effect’?

A

Wanneer je te hard ingaat tegen foutieve overtuigingen (zoals bij desinformatie), kan dit ertoe leiden dat mensen hun foutieve ideeën juist sterker gaan geloven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom is het belangrijk om metaforen en visuele ondersteuning te gebruiken bij het informeren van patiënten?

A

Omdat dit helpt om complexe medische informatie begrijpelijker te maken, zeker voor patiënten met beperkte gezondheidsvaardigheden of lage geletterdheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de betekenis van het halo-effect bij bronvertrouwen?

A

Als een persoon op één vlak competent, betrouwbaar of aantrekkelijk overkomt, denken mensen vaak automatisch dat die ook op andere vlakken geloofwaardig is – zelfs als dat niet klopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn belangrijke onderdelen bij medicatievoorlichting aan de patiënt?

A

1) Aard en werking (naam, doel, effect), 2) Gebruik (hoe, wanneer, dosering), 3) Problemen (nevenwerkingen, interacties), 4) Wat als… (vergeten, stoppen, bijwerking), 5) Afsluiting (begrip checken, vragen lokken, schriftelijke info, opvolgafspraak).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een effectieve manier om uitleg te geven aan een patiënt met hoest?

A

Structuur geven: inleiding (ICE - ideeën, concerns, expectations), middenstuk met ‘chunk & check’, eenvoudige taal, visueel ondersteunen, slot met samenvatting en terugvertellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom is het bespreken van de verwachtingen van patiënten bij hoest belangrijk?

A

Omdat artsen de verwachtingen vaak verkeerd inschatten (NIVEA-fout) en patiënten niet altijd durven uitspreken wat ze denken of willen. Dit kan leiden tot onnodig AB-gebruik of ontevredenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het risico van onnodig gebruik van antibiotica?

A

Niet alleen draagt het bij aan resistentie op populatieniveau, maar ook aanpersoonlijke resistentie: de kans dat antibiotica bij de volgende infectie niet meer werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de drie kernboodschappen bij ‘Ja maar…’-vragen van patiënten over AB?

A

1) Toon empathie voor hun situatie, 2) Leg uit waarom je géén AB geeft (positief kaderen), 3) Erken de waarde van hun consult en dat je ernstige ziekte hebt uitgesloten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke framing helpt bij uitleg over hoest bij kinderen zonder antibiotica?

A

Bijvoorbeeld: “Van 10 kinderen met oorontsteking genezen er 8 tot 9 vanzelf binnen 2-7 dagen zonder antibiotica.” Dit benadrukt het zelfherstellend vermogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een goede strategie bij patiënten die geloven dat ze altijd AB nodig hebben bij hoest?

A

Erken hun ervaring, geef uitleg over effectiviteit en risico’s, bespreek alternatieven (zoals symptomatische behandeling) en geef concrete adviezen voor zelfzorg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom is het belangrijk om natuurlijke frequenties te gebruiken in plaats van percentages?

A

Omdat mensen natuurlijke frequenties zoals “7 van de 100” beter begrijpen dan abstracte percentages. Het verbetert begrip bij zowel patiënten als artsen.

17
Q

Wat is het voordeel van het gebruik van visuele middelen in risico-communicatie?

A

Visuele middelen (zoals Cates plots of pictogrammen) helpen complexe cijfers beter te begrijpen, vooral voor patiënten met beperkte gezondheidsgeletterdheid.

18
Q

Wat is framing in de context van medische communicatie?

A

Framing is het op verschillende manieren presenteren van dezelfde informatie, wat sterk de perceptie en beslissing van patiënten kan beïnvloeden.

19
Q

Wat is de ‘relatieve risico’-valkuil in medische communicatie?

A

Relatieve risico’s kunnen misleidend overkomen en risico’s overdreven voorstellen. Absoluut risico (bv. 1 op 1000) is eerlijker en duidelijker.

20
Q

Waarom leidde de ‘1995 Pill scare’ tot verhoogde zwangerschapsafbrekingen?

A

De communicatie over het verdubbelde risico op thrombose was onduidelijk en paniekzaaiend. Gevolg: 40% stopte meteen met de pil, wat leidde tot een stijging in ongeplande zwangerschappen.

21
Q

Wat betekent ‘number needed to harm’ (NNTH)?

A

Het aantal mensen dat een behandeling moet ondergaan voordat er bij één iemand schade optreedt. Wordt gebruikt om nevenwerkingen te evalueren.

22
Q

Hoe beïnvloedt risico-beleving het gedrag van mensen?

A

Mensen gedragen zich eerder naar hoe ze een risico beleven dan naar wat het risico feitelijk is. Risicoperceptie weegt zwaarder dan werkelijke cijfers.

23
Q

Wat is het verschil tussen desinformatie en misinformatie?

A

Desinformatie is opzettelijk fout, de verspreider weet dat het onwaar is. Misinformatie is onbedoeld fout, de verspreider denkt dat het klopt.

24
Q

Wat is het backfire-effect?

A

Wanneer het corrigeren van foutieve overtuigingen ertoe leidt dat mensen die overtuigingen juist sterker gaan geloven.

25
Welke vuistregels gelden voor goede risico-communicatie?
1) Gebruik absolute risico’s, 2) Geef referentiegroepen, 3) Gebruik visuele middelen, 4) Wees bewust van eigen motieven, 5) Luister met empathie.
26
Wat zijn veelvoorkomende psychologische redenen waarom mensen gevoelig zijn voor complottheorieën?
Moeite met onzekerheid, nood aan controle, drang om zich slimmer te voelen dan anderen, magisch denken, wantrouwen in autoriteit, narcisme of machteloosheid.
27
Wat is het echokamereffect?
Mensen worden voornamelijk blootgesteld aan informatie die hun bestaande overtuigingen bevestigt, vooral op sociale media.
28
Wat zijn de drie peilers van bronvertrouwen (source credibility)?
1) Competentie (kennis), 2) Betrouwbaarheid (eerlijkheid), 3) Aantrekkelijkheid (goede communicatie).
29
Wat is het halo-effect bij informatiebronnen?
Als iemand één sterke eigenschap heeft (bv. aantrekkelijk of deskundig overkomend), denken mensen ten onrechte dat hij/zij ook op andere vlakken betrouwbaar is.
30
Waarom werkt hard confronteren vaak averechts bij mensen met vaccinatie-twijfel?
Het kan leiden tot defensiviteit en versterking van foutieve overtuigingen. Empathie, vragen stellen en toestemming vragen om info te geven werken beter.
31
Wat is een effectieve strategie bij patiënten met twijfels over vaccinatie?
Toon empathie, vraag toestemming om info te geven, benadruk persoonlijke waarden, gebruik natuurlijke frequenties en geef ruimte voor reflectie.
32
Wat betekent omission bias in vaccinatiecontext?
Mensen ervaren het risico van een actieve handeling (bv. vaccinatie) als erger dan risico's van niets doen, ook al zijn die laatste vaak groter.
33
Wat zijn tips om goed te reageren op desinformatie?
Luister eerst, erken emoties, deel correcte info met toestemming, geef goede bronnen mee, vermijd debat of belerende toon.
34
Wat is de rol van artsen in communicatie over vaccins volgens onderzoek?
Artsen worden gezien als de meest betrouwbare bron. Hun uitleg maakt een groot verschil, zeker als ze duidelijk en empathisch communiceren.
35
Wat is het verschil tussen cognitieve bias en omgevingsfactor in desinformatie?
Cognitieve biases zijn denkfouten (zoals bevestigingsvooroordeel), terwijl omgevingsfactoren zoals sociale media en fake news bijdragen aan verspreiding van onjuiste info.