Motiveren Flashcards

(29 cards)

1
Q

Wat is een goede definitie van gedragsverandering in de medische context?

A

Gedragsverandering is een proces waarbij mensen in stappen hun gedrag aanpassen; het kost tijd en vraagt procesbegeleiding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekent procesbegeleiding bij gedragsverandering?

A

Het ondersteunen van de patiënt om van de ene naar de volgende gedragsfase te evolueren, afgestemd op waar de patiënt zich bevindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de 6 fases in het model van Prochaska & DiClemente?

A

1) Precontemplatie, 2) Contemplatie, 3) Preparatie, 4) Actie, 5) Consolidatie, 6) Herval.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat kenmerkt de precontemplatiefase?

A

De patiënt ziet zijn gedrag niet als problematisch en overweegt geen verandering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef voorbeelden van typische uitspraken in de precontemplatiefase.

A

“Mijn grootvader rookte en werd 102.” / “Ik word dik van water.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat kenmerkt de contemplatiefase?

A

De patiënt denkt na over verandering maar is ambivalent en zet nog geen concrete stappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn typische uitspraken in de contemplatiefase?

A

“Ik moet eens beginnen joggen, maar wanneer?” / “Ik denk eraan te stoppen met roken maar twijfel nog.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat kenmerkt de preparatiefase?

A

De patiënt wil concreet veranderen en denkt actief na over hoe hij dit zal aanpakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn typische uitspraken in de preparatiefase?

A

“Ik wil wel, maar weet niet hoe te beginnen.” / “Ik ga proberen te…”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat kenmerkt de actiefase?

A

De patiënt heeft een observeerbare gedragsverandering ingezet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn typische uitspraken in de actiefase?

A

“Ik ben ermee bezig en het lukt redelijk goed.” / “Het gaat wel, maar het is moeilijk.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt de consolidatiefase in?

A

De nieuwe gewoonte krijgt een vaste plek in het leven van de patiënt, maar volhouden blijft moeilijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn voorbeelden van uitspraken in de consolidatiefase?

A

“Ik kan me eraan houden, maar op vakantie is het lastig.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is herval volgens dit model?

A

Het terugvallen in oud gedrag, vaak na opeenvolgende ‘slippertjes’. Het is eerder regel dan uitzondering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe klinkt een patiënt in de hervalfase?

A

“Ik had dat niet mogen doen.” / “Ik heb geen karakter.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat doe je met een patiënt in de precontemplatiefase?

A

1) Luister empathisch, 2) Stel open vragen en hertaal wat de patiënt zegt, 3) Verhoog bewustzijn via kennis (gepersonaliseerde info), 4) Objectiveren van gedrag.

17
Q

Waarom is het belangrijk om te hertalen in de precontemplatiefase?

A

Omdat patiënten meer overtuigd raken door hun eigen woorden dan door die van de arts.

18
Q

Hoe verhoog je het bewustzijn bij een patiënt in precontemplatiefase?

A

Door gepersonaliseerde informatie te geven en gedrag te objectiveren zonder te oordelen.

19
Q

Wat doe je met een patiënt in de contemplatiefase?

A

1) Maak een beslissingsbalans met voor- en nadelen van huidig en nieuw gedrag, 2) Geef gerichte informatie, 3) Laat patiënt eventueel nadenken als huiswerk.

20
Q

Waarom is een beslissingsbalans nuttig in de contemplatiefase?

A

Het helpt de patiënt om zijn ambivalentie te structureren en motiveert tot actie.

21
Q

Wat doe je met een patiënt in de preparatiefase?

A

1) Werk een concreet plan uit, 2) Zoek oplossingen voor verwachte hindernissen, 3) Stel een gedragscontract op, 4) Moedig aan en spreek in gedrags-, niet resultaattermen.

22
Q

Wat is het belang van een gedragscontract in de preparatiefase?

A

Het verduidelijkt doelen, bevat eventueel een beloning en helpt om opvolging concreet te maken.

23
Q

Wat doe je met een patiënt in de actiefase?

A

1) Stimuluscontrole (vb. asbak weg), 2) Tegenconditionering (vb. wandelen i.p.v. roken), 3) Sociale steun organiseren, 4) Kleine successen belonen, 5) Positieve omgeving stimuleren.

24
Q

Wat is stimuluscontrole bij gedragsverandering?

A

Het wegnemen van prikkels die oud gedrag uitlokken (bv. geen sigaretten in huis).

25
Wat is tegenconditionering?
Een nieuw, gezond gedrag stellen in plaats van een oude gewoonte (bv. iets actiefs doen i.p.v. snoepen).
26
Wat doe je met een patiënt in de consolidatiefase?
1) Blijvende sociale steun organiseren, 2) Zelfbeloning aanmoedigen, 3) Positieve bekrachtiging blijven geven.
27
Waarom is opvolging in de consolidatiefase belangrijk?
Omdat het risico op herval hoog blijft, vooral bij veranderingen in routine of stress.
28
Wat doe je met een patiënt in herval?
1) Bespreek de oorzaken zonder veroordeling, 2) Herkader als leerervaring, 3) Onderzoek doelstelling, omgevingsfactoren, sociale steun.
29
Waarom is herkaderen essentieel bij herval?
Het voorkomt schuldgevoel en he