Inleiding Flashcards

(6 cards)

1
Q

Role congruity theory

A

sommige eigenschappen zijn congruent met een bepaalde rol => stereotypes op niveau van individu én maatschappij
=> typisch interpersoonlijk niveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Reductionisme

A

als je probeert het hele fenomeen terug te brengen tot één enkel niveau van verklaring
=> er is niet slechts 1 niveau dat volstaat voor een verklaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

subject effects

A

= spontaan gedrag
= iets dat enkel in het labo kan gebeuren omdat het voor daar ontworpen is, maar dat in het echte leven nooit zou gebeuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

response set

A

= antwoordtendenzen
= altijd dezelfde soorten antwoorden geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Proxies

A

indicatoren of plaatsvervangers die worden gebruikt om een moeilijk meetbaar kenmerk of proces indirect te meten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Positivisme

A

en wetenschapsfilosofie die stelt dat alleen kennis gebaseerd op zintuiglijke waarneming en logisch redeneren geldig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly