les 2: sociale cognitie en sociaal denken Flashcards

(6 cards)

1
Q

primacy effect

A

informatie die je eerst krijgt, heeft de grootste invloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

“Accentuation principle”

A

(=principe van overdrijving)
Categorisering van stimuli leidt ertoe dat verschillen tussen categorieen en overeenkomsten binnen een categorie worden overdreven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

“sociale categorisatietheorie”

A

(Turner)
Mensen delen de wereld op in hun ‘in-group’ en ‘out-groups’
Ze zien grote verschillen tussen de in-group en out-groups
Gepercipieerde verschillen worden groter naarmate het groepslidmaatschap belangrijker wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

boekhouden

A

Langzaam je stereotype veranderen doordat je alsmaar tegenvoorbeelden ziet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

subtypen creëren

A

voor elk tegenvoorbeeld een subtype creëren om het stereotype te kunnen behouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Conversie

A

opeens veranderen van stereotypen doordat je geconfronteerd wordt met een geval waarin de stereotypen echt niet opgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly