les 6: sociale groepen Flashcards

(11 cards)

1
Q

gemeenschappelijke band

A
  • eerst relatie opbouwen
  • eerder kleinere groepen
  • vb: gezin, vriendenkring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

gemeenschappelijke identiteit

A
  • gemeenschappelijk kenmerk
  • niet noodzakelijk een relatie
  • vb: geloof, nationaliteit, vrouwen, studenten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uncertainty-identity theory

A

Mensen verminderen onzekerheid over wie ze zijn door zich te identificeren met sociale groepen, vooral duidelijke, gestructureerde groepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Terror management theory

A

we hebben een angst vr de dood, in een groep heb je een soort geruststelling omdat de groep gaat voortleven, je gaat herinnerd worden door die groep en je dingen die je bereikt hebben en jezelf gaan “voortleven” door die groep => de angst voor de dood wordt verminderd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

group entitativity

A

groepen lijken op elkaar (bv: leger heeft een uniform en wandelen allemaal heel synchroon => hoge groep entitativity)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

prescriptieve norm

A

= hoe zouden mensen zich moeten gedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

descriptieve norm

A

= hoe gedragen mensen zich meestal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

zwarte schaap-effect

A

we gaan strenger zijn voor in-groep personen voor het volgen van de normen (het gaat om “worden de normen gevolgd door de leden van onze groep?”)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Interpersoonlijke aantrekking

A

iemand “leuk” vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sociale aantrekking

A

Hoe aantrekkelijk iemand wordt gevonden als groepslid of in sociale context (bv. als teamgenoot of vriend).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ostracism

A

= sociale uitsluiting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly