les 6: sociale groepen Flashcards
(11 cards)
gemeenschappelijke band
- eerst relatie opbouwen
- eerder kleinere groepen
- vb: gezin, vriendenkring
gemeenschappelijke identiteit
- gemeenschappelijk kenmerk
- niet noodzakelijk een relatie
- vb: geloof, nationaliteit, vrouwen, studenten
Uncertainty-identity theory
Mensen verminderen onzekerheid over wie ze zijn door zich te identificeren met sociale groepen, vooral duidelijke, gestructureerde groepen.
Terror management theory
we hebben een angst vr de dood, in een groep heb je een soort geruststelling omdat de groep gaat voortleven, je gaat herinnerd worden door die groep en je dingen die je bereikt hebben en jezelf gaan “voortleven” door die groep => de angst voor de dood wordt verminderd
group entitativity
groepen lijken op elkaar (bv: leger heeft een uniform en wandelen allemaal heel synchroon => hoge groep entitativity)
prescriptieve norm
= hoe zouden mensen zich moeten gedragen
descriptieve norm
= hoe gedragen mensen zich meestal
zwarte schaap-effect
we gaan strenger zijn voor in-groep personen voor het volgen van de normen (het gaat om “worden de normen gevolgd door de leden van onze groep?”)
Interpersoonlijke aantrekking
iemand “leuk” vinden
Sociale aantrekking
Hoe aantrekkelijk iemand wordt gevonden als groepslid of in sociale context (bv. als teamgenoot of vriend).
ostracism
= sociale uitsluiting