Kapitel 1: voc Flashcards
(257 cards)
1
Q
Der Chor (Chöre)
A
koor
2
Q
der Musikstil (Musikstile)
A
muziekstijl
3
Q
der Sänger (Sänger)
A
zanger
4
Q
der Lieblingssänger (Lieblingssänger)
A
lievelingszanger
5
Q
der Text (Texte)
A
tekst
6
Q
der Verein (Vereine)
A
vereniging
7
Q
koor
A
der Chor (Chöre)
8
Q
muziekstijl
A
der Musikstil (Musikstile)
9
Q
zanger
A
der Sänger (Sänger)
10
Q
lievelingszanger
A
der Lieblingssänger (Lieblingssänger)
11
Q
tekst
A
der Text (Texte)
12
Q
vereniging
A
der Verein (Vereine)
13
Q
die Band (Bands)
A
band, groep
14
Q
die Geige(n)
A
viool
15
Q
die Gitarre(n)
A
gitaar
16
Q
die Melodie(n)
A
melodie
17
Q
die Musik (x)
A
muziek
18
Q
die Sängerin(nen)
A
zangeres
19
Q
die Stimme(n)
A
stem
20
Q
band, groep
A
die Band(s)
21
Q
viool
A
die Geige(n)
22
Q
gitaar
A
die Gitarre(n)
23
Q
melodie
A
die Melodie(n)
24
Q
muziek
A
die Musik (x)
25
zangeres
die Sängerin(nen)
26
das Festival(s)
festival
27
das Hobby(s)
hobby
28
stem
die Stimme(n)
29
das Klavier(e)
piano
30
das Konzert(e)
concert
31
das Lied(er)
lied
32
das Mitglied(er)
lid
33
festival
das Festival(s)
34
hobby
das Hobby(s)
35
piano
das Klavier(e)
36
concert
das Konzert(e)
37
lied
das Lied(er)
38
lid
das Mitglied(er)
39
hören
luisteren naar, horen
40
klingen
klinken
41
singen
zingen
42
akustisch
akoestisch
43
außergewöhnlich
buitengewoon, uitzonderlijk
44
deutschsprachig
Duitstalig
45
klassisch (<-> modern)
klassiek
46
laut (<-> leise)
luid
47
wichtig
belangrijk
48
luisteren naar, horen
hören
49
klinken
klingen
50
zingen
singen
51
akoestisch
akustisch
52
buitengewoon, uitzonderlijk
außergewöhnlich
53
Duitstalig
deutschsprachig
54
klassiek
klassisch (<-> modern)
55
luid
laut (<-> leise)
56
belangrijk
wichtig
57
der Ausflug (flüge)
uitstapje
58
der Tageausflug (flüge)
daguitstap
59
der Freizeitpark(s)
pretpark
60
der Jugendverein(e)
jeugdbeweging
61
der Pfadfinder (")
padvinder, scout
62
uitstapje
der Ausflug (flüge)
63
daguitstap
der Tageausflug (flüge)
64
pretpark
der Freizeitpark(s)
65
jeugdbeweging
der Jugendverein(e)
66
padvinder, scout
der Pfadfinder (")
67
die Familie(n)
gezin
68
die Freizeit (x)
vrije tijd
69
die Party(s)
feestje
70
das Musikfestival(s)
muziekfestival
71
das Musikinstrument(e)
muziekinstrument
72
gezin
die Familie(n)
73
vrije tijd
die Freizeit (x)
74
feestje
die Party(s)
75
muziekfestival
das Musikfestival(s)
76
muziekinstrument
das Musikinstrument(e)
77
arbeiten
werken
78
ausschlafen
uitslapen
79
gucken
kijken naar
80
lesen
lezen
81
malen
schilderen
82
reiten
paardrijden
83
schwimmen
zwemmen
84
spazieren
wandelen
85
spielen
spelen
86
Sport treiben
sporten
87
tanzen
dansen
88
treffen
ontmoeten
89
zeichnen
tekenen
90
am Wochenende
in het weekend
91
auf ein Konzert gehen
naar een concert gaan
92
auf eine Party gehen
naar een feestje gaan
93
werken
arbeiten
94
uitslapen
ausschlafen
95
kijken naar
gucken
96
lezen
lesen
97
schilderen
malen
98
paardrijden
reiten
99
zwemmen
schwimmen
100
wandelen
spazieren
101
spelen
spielen
102
sporten
Sport treiben
103
dansen
tanzen
104
ontmoeten
treffen
105
tekenen
zeichnen
106
in het weekend
am Wochenende
107
naar een concert gaan
auf ein Konzert gehen
108
naar een feestje gaan
auf eine Party gehen
109
ins Kino gehen
naar de bioscoop gaan
110
in die Kneipe gehen
op café gaan
111
naar de bioscoop gaan
ins Kino gehen
112
op café gaan
in die Kneipe gehen
113
der Spaß (x)
plezier
114
der Spaziergang (gänge)
wandeling
115
die langeweile (x)
verveling
116
die Lust (x)
zin
117
die Sommerferien (pl)
zomervakantie
118
plezier
der Spaß (x)
119
wandeling
der Spaziergang (gänge)
120
verveling
die Langweile (x)
121
zin
die Lust (x)
122
zomervakantie
die Sommerferien (pl)
123
Rad fahren
fietsen
124
Spaß machen
leuk vinden
125
wandern
een trektocht maken
126
blöd (<-> toll)
stom
127
langweilig
vervelend
128
toll (<-> blöd)
leuk, tof
129
im Frühling
in de lente
130
im Herbst
in de herfst
131
im Sommer
in de zomer
132
im Winter
in de winter
133
fietsen
Rad fahren
134
leuk vinden
Spaß machen
135
een trektocht maken
wandern
136
stom
blöd (<-> toll)
137
vervelend
langweilig
138
tof, leuk
toll (<-> blöd)
139
in de lente
im Frühling
140
in de herfst
im Herbst
141
in de zomer
im Sommer
142
in de winter
im Winter
143
der Ferienjob(s)
vakantiejob
144
der Laden (Läden)
winkel
145
die Aushilfe(n)
tijdelijke hulp
146
die Bäckerei(en)
bakkerij
147
die Stelle(n)
baan, betrekking
148
die Ferien (pl)
vakantie
149
vakantiejob
der Ferienjob(s)
150
winkel
der Laden (Läden)
151
tijdelijke hulp
die Aushilfe(n)
152
bakkerij
die Bäckerei(en)
153
baan, betrekking
die Stelle(n)
154
vakantie
die Ferien (pl)
155
arbeiten
werken
156
ausgeben
uitgeven
157
faulenzen
luieren
158
sparen
sparen
159
verdienen
verdienen
160
verkaufen
verkopen
161
anstrengend
vermoeiend
162
vielleicht
misschien
163
werken
arbeiten
164
uitgeven
ausgeben
165
luieren
faulenzen
166
verkopen
verkaufen
167
vermoeiend
anstrengend
168
misschien
vielleicht
169
der Bereich(e)
gebied
170
der Besucher (")
bezoeker
171
der Eindruck (drücke)
indruk
172
der Eintrittspreis(e)
toegangsprijs
173
der Freizeitpark(s)
pretpark
174
der Mitarbeiter (")
werknemer
175
gebied
der Bereich(e)
176
bezoeker
der Besucher (")
177
indruk
der Eindruck (drücke)
178
toegangsprijs
der Eintrittspreis(e)
179
pretpark
der Freizeitpark(s)
180
werknemer
der Mittarbeiter (")
181
die Achterbahn(en)
achtbaan
182
die Atmosphäre (x)
sfeer
183
die Attraktion(en)
attractie
184
die Bewertung(en)
beoordeling
185
die Sauberkeit
netheid
186
die Warteschlange(n)
wachtrij
187
achtbaan
die Achterbahn(en)
188
sfeer
die Atmosphäre (x)
189
attractie
die Attraktion(en)
190
beoordeling
die Bewertung(en)
191
netheid
die Sauberkeit (x)
192
wachtrij
die Warteschlange(n)
193
das Auto(s)
auto
194
das Getränk(e)
drankje
195
die Gebühren (pl)
kosten
196
die Sanitäranlagen (pl)
sanitaire voorzieningen
197
auto
das Auto(s)
198
drankje
das Getränk(e)
199
kosten
die Gebühren (pl)
200
sanitaire voorzieningen
die Sanitäranlagen (pl)
201
empfehlen
aanbevelen
202
parken
parkeren
203
freundlich (<-> unfreundlich)
vriendelijk
204
geeignet
geschikt
205
gepflegt (<-> ungepflegt)
verzorgd
206
sauber (<-> schmutzig)
proper
207
schmutzig (<-> sauber)
vuil
208
spektakulär
spectaculair
209
zum Glück
gelukkig
210
aanbevelen
empfehlen
211
parkeren
parken
212
vriendelijk
freundlich (<-> unfreundlich)
213
geschikt
geeignet
214
verzorgd
gepflegt (<-> ungepflegt)
215
proper
sauber (<-> schmutzig)
216
vuil
schmutzig (<-> sauber)
217
spectaculair
spektakulär
218
gelukkig
zum Glück
219
der See(n)
meer
220
die See(n)
zee
221
het meer
der See(n)
222
zee
die See(n)
das Meer(e)
223
die Nordsee (x)
Noordzee
224
die Städtereise(n)
citytrip
225
das Meer(e)
zee
226
das Mittelmeer (x)
Middellandse Zee
227
Noordzee
die Nordsee (x)
228
citytrip
die Städtereise(n)
229
Middellandse Zee
das Mittelmeer
230
besichtigen
bezichtigen
231
besuchen
bezoeken
232
fahren
rijden
233
fotografieren
fotograferen
234
weggehen
weggaan
235
leider
helaas, jammer genoeg
236
schade
spijtig
237
an die Küste fahren
naar de kust gaan
238
an die Nordsee fahren
naar de Noordzee gaan
239
auf ein Festival gehen
naar een festival gaan
240
auf ein Konzert gehen
naar een concert gaan
241
ins Ausland fahren
naar het buitenland gaan
242
ins Kino gehen
naar de bioscoop gaan
243
in den Süden fahren
naar het zuiden gaan
244
bezichtigen
besichtigen
245
bezoeken
besuchen
246
rijden
fahren
247
fotograferen
fotografieren
248
weggaan
weggehen
249
helaas, jammer genoeg
leider
250
spijtig
schade
251
naar de kust gaan
an die Küste fahren
252
naar de Noordzee gaan
an die Nordsee fahren
253
naar een festival gaan
auf ein Festival gehen
254
naar een concert gaan
auf ein Konzert gehen
255
naar het buitenland gaan
ins Ausland fahren
256
ins Kino gehen
naar de bioscoop gaan
257
in den Süden fahren
naar het zuiden gaan
