Kraakbeen Flashcards
(29 cards)
Algemene kenmerken kraakbeen
- stevig steunweefsel
- buigzaam
- veerkrachtig
- drukbestendig
- weinig trekvast
- omgeven door bindweefsel (=perichondrium)
-> behalve thv gewrichten - geen bloedvaten
- geen zenuwvezels
- embryonaal/foetaal skelet
- beperkt aanwezig in volwassenen
Kraakbeen plaats volwassenen
- in gewrichten
- kraakbenige botverbindingen
- in de luchtwegen
Functies kraakbeen
- steun
- glijvlak voor gewrichten
- verbindt botten
- aanleg en lengtegroei van pijpbeenderen
3 onderdelen kraakbeen
- cellulaire component
- ECM
- perichondrium
Onderdelen cellulaire component
- chondroblasten
- chondrocytes (chondron)
Onderdelen ECM
- proteoglycanaggregaten
- collageen type II vezels
- glycoproteïnen: chondronectine, fibronectine
Onderdelen perichondrium
- fibreuze laag: dens BW
- chondrogene laag
- voeding kraakbeen via diffusie
- herstel kraakbeen (traag)
-> verkalking kraakbeen bij herstel, verouderen
Chondrogenese
= vorming en opbouw van kraakbeen
ontstaat uit mesenchymale kiemlaag
op welbepaalde plaatsen in embryo
Stap 1 chondrogenese
Condensatie, afronden en delen van de mesenchymale cellen
Stap 2 chondrogenese
Synthese van kraakbeenmatrix: cellen verder uit elkaar, platgedrukt (weinig organellen), veel delingen => chondroblasten
Stap 3 chondrogenese
Differentiatie tot chondrocyten: ronde cellen (veel organellen), vet en glycogeen, veel ECM-synthese, weinig delingen, isogene groepen of chondronen
Stap 4 chondrogenese
Mesenchymaal bindweefsel rond kraakbeenlaag platgedrukt
=> perichondrium (fibreuze en chondrogene laag)
Verdere groei van kraakbeen
- appositionele groei: vanuit chondrogene laag van perichondrium
- interstitiële groei: door verdere deling van chondroblasten in de ECM
Groei onder invloed van somatotropine (=groeihormoon)
- vooral tijdens kindertijd, thv groeischijf (lengtegroei)
- bevordert delingsactiviteit van kraakbeencellen
Cellulaire component
- centraal:
– rijpe chondrocyten, alleen of in chondronen (isogene groepen), omgeven door territoriale matrix (celhof) - perifeer:
– jonge chondroblasten - tussen kraakbeencellen
– interterritoriale matrix
ECM
- glycosaminoglycanen (GAGs)
- glycoproteïnen: chondronectine
- collageen type II
GAGs
- chondroïtinesulfaat
- keratansulfaat
- ± 150 GAGs en centraal EW => PG = aggrecan
- 100-en PGs en hyaluronzuur
=> PG-aggregaat = aggrecan-aggregaat - 60-80% water ertussen
ECM zorgt voor
- veerkracht
- buigzaamheid
- drukbestendigheid
Werking ECM
1) elektrostatische verbindingen tussen col. II en GAG-zijketens van PG
2) vasthouden van water door de negatief geladen GAG-zijketens
3) buigbaarheid en onderlinge verschuifbaarheid van coll. vezels
Metachromasie ECM
bv tolluïdine
- andere kleur dan blauw
- door vele zure groepen dichtbij elkaar
Interterritoriale en territoriale matrix
(celhof)
- territoriaal: veel PG-aggregaten, weinig collageenvezels (donker paars)
- interterritoriaal: minder PG-aggregaten, meer collageenvezels (lichter paars)
Matrix bepalend voor type kraakbeen
Types kraakbeen
- Hyalien kraakbeen
- Vezelig of fibreus kraakbeen (fibrocartilago)
- Elastisch kraakbeen
Hyalien kraakbeen kenmerken
- doorschijnend, wittig
- matrix:
— grondstof: PG (75%) en glycoproteïnen
— collageenvezels type II
Hyalien kraakbeen voorkomen
- embryonaal/foetaal skelet
- gewrichtskraakbeen
- groeischijven
- in luchtwegen