Spierweefsel Flashcards
(52 cards)
1
Q
Algemene kenmerken
A
- Ontstaat vanuit mesenchym
- Tijdens differentiatie tot spiercel: expressie van contractiele EW in cytoplasma
2
Q
Types spierweefsel
A
- skeletspierweefsel
- hartspierweefsel
- glad spierweefsel
3
Q
Functies spierweefsel
A
- contractie
- conductie
4
Q
Skeletspierweefsel algemene kenmerken
A
- dwarsgestreept spierweefsel
- opgebouwd uit skeletspiervezels
— syncytium
— grote, meerkernige cel
— (door versmelting van myoblasten)
— perifere, platte kernen - diameter: 10-100 micrometer
- lengte: meerdere cm’s lang
5
Q
Skeletspierweefsel lichtmicroscopisch
A
- longitudinale of overlangse doorsnede
- dwarse doorsnede
6
Q
Longitudinale/overlangse doorsnede
A
- lange skeletspiervezel
- meerdere, perifere, platte kernen
- dwarsstreping
— donkere A-band (anisotroop)
— lichtere I-band (isotroop) met halfweg Z-lijn (soms zichtbaar) - lengtestreping (soms zichtbaar)
- bindweefsel tussen vezels
7
Q
Dwarse doorsnede
A
- grote, polygonale cellen
- 1 of 2 perifere kernen
- korreling = veldjes van Cohnheim = groepjes myofibrillen (artefact, soms zichtbaar)
- bindweefsel tussen vezels
8
Q
Organisatie skeletspier
A
- skeletspier
- skeletspierbundel
- skeletspiervezel
9
Q
Skeletspier
A
- omgeven door bindweefsel = epimysium
- bestaat uit verschillende spierbundels of fasciculi
10
Q
Skeletspierbundel
A
- omgeven door bindweefsel = perimysium
- bestaat uit verschillende spiervezels
11
Q
Skeletspiervezel
A
- omgeven door BW = endomysium
- gevuld met myofibrillen opgebouwd uit myofilamenten (= actine en myosine)
- sarcoplasma, sarcolemma, sarcosomen, sarcoplasmatisch reticulum (SR)
12
Q
Myofibril nog te zien op LM
A
- parallelle schikking van myofilamenten
- A-band (15 nm): myosine
- I-band (5 nm): actine
- gestructureerde contractiele eenheden = sarcomeren = A-band en 2 halve I-banden
13
Q
Myofibril te zien op EM
A
- Z-schijf of Z-lijn
— midden I-band, donkere lijn
— aanhechting actinefilamenten - H-band
— midden A-band, blekere band
— enkel myosine - M-lijn
— midden H-band, donkere lijn
— myomesine, creatinefosfaatkinase
14
Q
Structuren die te zien zijn op EM
A
- delen myofibril
- energiedepots
- myoglobine
- GER of SR
15
Q
Skeletspierweefsel moleculair
A
- Myosinefilament
- Actinefilament
- Hulpeiwitten
16
Q
Myosinefilament
A
- 1,6 micrometer lang
- thv A-band
- bestaat uit 100-en myosinemoleculen
- staart
— 2 zware ketens myosine rond elkaar gedraaid
— lichte meromyosines - kopje (2-ledig)
— 2 zware ketens myosine
— 4 lichte ketens myosine
— zware meromyosines
— bezitten bindingsplaatsen voor actine en ATP
— niet thv H-band
17
Q
Actinefilament
A
- 1 micrometer lang
- thv I-band
- bestaat uit 100-en actinemoleculen
- F-actine
- accessoire EW
18
Q
F-actine
A
- 2 ketens rond elkaar gedraaid
- polymeren van G-actine (globulair)
- per G-actine één bindingsplaats voor myosine
19
Q
Accessoire eiwitten
A
- tropomyosine: filament rondom F-actine
- troponine: subeenheden
— troponine T (TnT): vasthechting aan tropomyosine
— troponine C (TnC): bindingsplaats voor calcium
— troponine I (TnI): rol bij binding actine-myosine
20
Q
Hulpeiwitten
A
- niet zichtbaar op EM
- alfa-actinine
- Desmine en vimentine
- Titine of connectine
- Nebuline
21
Q
Functie alfa-actinine
A
verankering actinefilamenten thv Z-schijf
22
Q
Functie desmine en vimentine
A
cohesie myofibril thv Z-schijf
23
Q
Functies titine of connectine
A
- verbinding tussen Z-schijven
- verbinding myosine met Z-schijf
- soort verende bescherming tegen te sterke uitrekking
24
Q
Functies nebuline
A
- bindt lateraal op actine
- verbinding actine en alfa-actinine
- regelt lengte van actinefilament
25
Energiedepots
- te zien met EM
- mitochondriën
- glycogeen
- creatinefosfaat
26
GER of SR
- te zien op EM
- vertakte cisternen rond myofibrillen
- stapelplaats voor calcium
- verwijderen tot blindeindigende zakken
- onderdeel triaden
--- samen met t-tubuli (instulpingen van sarcolemma)
--- op grens A-I-band
27
Myoglobine
Analoog aan hemoglobine
transport zuurstof wordt hierdoor gegarandeerd
28
Contractiemechanisme
SLIDING FILAMENT PRINCIPE
- geëxciteerd neuron geeft neurotransmitter af
- prikkel zorgt voor AP over sarcolemma
- doorgegeven via t-tubuli tot SR
- vrijzetten Ca-ionen uit SR (noodzakelijk)
- Ca-ionen uit binden troponine C
=> tropomyosine zakt tussen F-actine
=> bindingsplaats op F-actine voor myosine komt vrij
- schuifactie van actine tussen myosine door omzetting van ATP naar ADP thv myosinekopje
- relaxatie: Ca ionen terug naar SR
29
Varianten spiervezels
- rode spiervezels
- witte spiervezels
- intermediaire vezels
30
Rode spiervezels
- Type I
- Slow
- Oxydative fibers
- dunner
- minder myofibrillen
- meer sarcosomen met meer cristae
- meer myoglobine
- meer omliggende capillairen
=> trage, maar langdurige contractie
31
Vb van rode spiervezels
Rugspieren
32
Witte spiervezels
- type IIb
- fast
- glycolytic fibers
- dikker
- meer myofibrillen
- minder sarcosomen
- minder myoglobine
- minder omliggende capillairen
=> korte, maar explosieve contractie
33
Vb van witte spiervezels
Extrinsieke oogspieren
34
Intermediaire vezels
- type IIa
- oxydative-glycolytic fibers
- veel voorkomend bij de mens
35
Vb van intermediaire vezels
Spieren van de extremiteiten
36
Satellietcellen
- resterende myoblasten
- soort reservepool van ongedifferentieerde cellen
37
Groei van spierweefsel
- voornamelijk door hypertrofie
- beperkt door deling van satellietcellen (enkel bij kinderen)
38
Regeneratie bij kwetsuren
- satellietcellen delen en versmelten met de spiervezel
- risico op vorming littekenweefsel en excessieve toename bindweefsel
39
Hartspierweefsel lichtmicroscopisch
- dwarsgestreept spierweefsel
- opgebouwd uit hartspiercellen
--- vertakt
--- 1 tot 2 centrale kernen
- diameter: 10-20 micrometer
- lengte: 50-100 micrometer
- longitudinale/overlangse doorsnede
- dwarse doorsnede
40
Longitudinale/overlangse doorsnede
- 1 tot 2 ronde, centrale kernen
- dwarsstreping en lengtestreping (soms zichtbaar)
- BW tussen vezels, rijk aan capillairen
- intercalaire schuiven (disci intercalares)
41
Dwarse doorsnede
radiair geschikte veldjes van Cohnheim
42
Intercalaire schijven
- trapvormige structuur tussen hartspiercellen
- dwars, sterk geplooid gedeelte: zonulae en maculae adherentes
- overlangs, glad gedeelte: nexussen
43
Functies intercalaire schijven
- dwars gedeelte: verankering, stevigheid
- overlangs gedeelte: doorgeven van impulsen voor hartcontractie en coördinatie van de contractiegolf
44
Kenmerken EM bij hartspierweefsel
- centraal gelegen kern
- daarrond celorganellen
--- veel mitochondriën
--- vetdruppels met triglyceriden
--- glyogeenkorrels en lipofuscinegranules (ouderdomspigment)
--- thv Z-schijf: diade
----- T-tubulus
----- 1 zak van SR
----- beter ontwikkeld in ventrikels dan in atria
45
Geleidingssysteem hartspierweefsel
- purkinjevezels = gedifferentieerde hartspiercellen
- perifeer gelegen van myocard
- vrij grote, kettingvormige geschikte cellen
- bevatten veel glycogeen en mitochondriën => zeer bleke cellen
- lichte dwarsstreping (minder myofibrillen)
- zorgen voor myogene prikkel
46
Groei
- hypertrofie (=groei weefsel door toename in grootte van cellen)
- aantal celdelingen beperkt (2-kernige cellen)
47
Regeneratie
- beperkt, want geen satellietcellen
- littekenvorming
48
Glad spierweefsel LM
- geen dwarsstreping
- opgebouwd uit gladde spiercellen
--- spoelvormig
--- kurkentrekkervormige kern
- diameter: 0,2 micrometer
- lengte: 50-200 micrometer
- geschrankte cellen, omgeven door heel dun endomysium
- vormen spierlaag (tunica muscularis) rond holle organen (wijzigen diameter)
- meestal longitudinale en circulaire spierlaag
49
Glad spierweefsel EM
- myofibrillen met parallelle schikking van actine en myosine
- myofibrillen in ruitvormig netwerk, geen sarcomeren
- bij contractie: volledig netwerk gelijktijdig samentrekken
- dense bodies: alfa-actinine
--- in cytoplasma: verbonden door desmine
=> ankeren actine vast
--- aan de celmembraan: cadherines
=> verankeren gladde spiercellen
- rond kern: filamentenvrije zone met Golgi-apparaat, MT, ribosomen, glycogeenpartikels en lipofuscine korrels
- SR weinig ontwikkeld, verspreid tussen de myofibrillen
- cavemen: instulpingen in de plasmamembraan (homoloog aan T-tubuli)
--- bevatten de ionenkanalen die het vrijstellen van Ca uit SR regelen
--- initiëren contractie
- veel nexussen tussen de gladde spiercellen
=> coördinatie van synchrone contractie
- kunnen ECM synthetiseren: collageen, elastine en PG
50
Regeneratie glad spierweefsel
Bij beschadiging hypertrofie en deling gladde spiercellen, rond bloedvaten herstel vanuit pericyten
51
Spiercontractie glad spierweefsel
Synaptische eindknopjes (= zenuwuitlopers) tussen gladde spiercellen
=> vrijzetten van neurotransmitters nodig voor spiercontractie
- via sliding filament principe
- langzame maar aanhoudende contractie
52
Sliding filament principe bij glad spierweefsel
Mechanisme verschillend van skeletspierweefsel
- geen troponine en tropomyosine bij actine (speciale configuratie van myosine verhindert contact tussen actine en myosine)
- vrijstellen van Ca uit SR
=> binden van Ca met calmoduline EW (diffuus aanwezig in de cel)
=> activeert myosine-light chain-kinase
=> fosforylatie van myosine
=> demaskeren van de bindingsplaats van myosine voor actine
=> binding tussen actine en gefosforyleerd-myosine
=> in elkaar glijden van myofilamenten