L11: Derogerende werking van redelijkheid en billijkheid Flashcards Preview

Overeenkomstenrecht > L11: Derogerende werking van redelijkheid en billijkheid > Flashcards

Flashcards in L11: Derogerende werking van redelijkheid en billijkheid Deck (40)
Loading flashcards...
1
Q

Redelijkheid en billijkheid heeft welke werkingen?

A

Al onder het oude recht was door de Hoge Raad in de arresten Saladin-HBU en Pseudo-vogelpest aanvaard dat de redelijkheid en billijkheid niet alleen een aanvullende, doch ook een beperkende (derogerende) werking heeft. Om de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid buiten twijfel te stellen, bepaalt artikel 6:248, tweede lid, BW dat een tussen partijen geldende regel niet van toepassing is, voor zover dit naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.

2
Q

Wat kan redelijkheid en billijkheid tav aanvullend en dwingend recht?

A

De beperkende werking van de billijkheid treft alle tussen partijen geldende regels. Redelijkheid en billijkheid kunnen derhalve niet alleen aanvullend recht, doch onder omstandigheden ook dwingend recht opzij zetten. Toepassing van een dwingendrechtelijke regel zal minder snel onaanvaardbaar worden geacht dan een aanvullende regel. Artikel 6:248 BW vindt krachtens de schakelbepaling van artikel 6:216 BW overeenkomstige toepassing op andere meerzijdige vermogensrechtelijke rechtshandelingen.

3
Q

voor niet door de redelijkheid en billijkheid beheerste gevallen?

A

voor niet door de redelijkheid en billijkheid beheerste gevallen (d.w.z buiten het verbintenissenrecht) kan een beroep worden gedaan op artikel 3:13 BW (misbruik van bevoegdheid).

4
Q

Beperkende werking van redelijkheid en billijkheid is beperkt of ruim?

A

De maatstaf voor de beperkende werking van de billijkheid in artikel 6:248, tweede lid, is strenger dan die voor de aanvullende werking in het eerste lid. De formulering ‘naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar’ draagt de rechter op terughoudend te zijn bij het hanteren van deze bepaling. Ratio van deze terughoudendheid is de rechtszekerheid: partijen zijn in de eerste plaats aan de inhoud van de door hen geslotenovereenkomst gebonden.

5
Q

Hoe vinden de beperkingen van 6:248 lid 2 plaats?

A

De beperking krachtens artikel 6:248, tweede lid, BW vindt van rechtswege plaats.

6
Q

Wie kunnen zich op de derogerende werking beroepen?

A

Zowel schuldeiser als schuldenaar kunnen zich op de derogerende werking beroepen.

7
Q

Hoe gaat de rechter te werk bij een beroep op de derogerende werking?

A

Zowel schuldeiser als schuldenaar kunnen zich op de derogerende werking beroepen. De rechter zal, ingeval een der partijen zich beroept op artikel 6:248, tweede lid, BW, enkel constateren hoe de rechtsverhouding tussen partijen is. Artikel 3:12 BW geeft enige aanwijzingen hoe men moet oordelen over hetgeen de redelijkheid en billijkheid in een bepaald geval eisen. Deze bepaling leidt tot objectivering van het billijkheidsoordeel en noodzaakt de rechter in zijn beslissing te motiveren waarom hij iets in een bepaald geval billijk acht. Een intuïtief oordeel wordt daarmee uitgesloten.

8
Q

In hoeverre is derogatie mogelijk?

A

Of een beroep op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid zal worden toegewezen is afhankelijk van de gegeven omstandigheden. Uit deze zinsnede blijkt dat het steeds om een concrete toetsing gaat. Van belang kunnen omstandigheden zijn als:

de aard van de gesloten overeenkomst (bijv. verzekerings-, arbeids- of koopovereenkomst, zie tekstboek, nr. 296)

de aard van een voor de overeenkomst geldende regel. Vloeit de betwiste regel voort uit partijafspraak of een toepasselijke wet of gewoonte, is de betwiste regel van dwingend dan wel van regelend recht, beschermt de betwiste regel het individueel of algemeen belang, dan wel de rechtszekerheid?

de reikwijdte van de voor de overeenkomst geldende regel. Heeft de regel een algemene of bijzondere strekking? Aan een algemene regel zal eerder worden gederogeerd dan aan een regel die voor een bijzonder geval geschreven is.

9
Q

Wat is bij toetsing van exoneratiebedingen nog meer van belang?

A

Naast het voorgaande blijft de jurisprudentie van vóór 1992 met betrekking tot de toetsing van exoneratiebedingen aan de redelijkheid en billijkheid van groot belang. Een exoneratieclausule is een beding in een overeenkomst, waarbij een partij aansprakelijkheid volledig of gedeeltelijk uitsluit.

10
Q

Exoneratieclausule Saladin-HBU ?

A

In Saladin-HBU oordeelde de Hoge Raad dat het antwoord op de vraag in welke gevallen geen beroep kan worden gedaan op een exoneratieclausule, afhankelijk is van de waardering van alle omstandigheden van het geval, zoals de zwaarte van de schuld, de aard en inhoud van de overeenkomst waarin het beding voorkomt, de maatschappelijke positie en de onderlinge verhouding van partijen, de wijze waarop het beding tot stand gekomen is en de mate waarin de wederpartij zich de strekking van het beding bewust is geweest.

11
Q

Effect arrest Kuunders - Swinkels op de exoneratiebedingen?

A

In het arrest Kuunders-Swinkels heeft de HR daar nog het verzekeringsaspect (welke partij is tegen de geleden schade verzekerd?) aan toegevoegd.

12
Q

Effect arrest Pseudo-vogelpest op een exoneratiebeding?

A

In het arrest Pseudo-vogelpest overweegt de Hoge Raad o.a. dat de omstandigheid dat een verkoper goederen heeft overgedragen waarvan het hem voor of bij de levering bekend was dat zij gebreken hadden die de koper niet behoefde te verwachten of een niet-leidinggevende ondergeschikte een ernstig verwijt treft dat hij van het bestaan van de gebreken van de te leveren zaken onkundig was gebleken (de kennis van niet-leidinggevende werknemers wordt in dit arrest

derhalve aan de verkoper toegerekend), naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid kan meebrengen dat de verkoper geen beroep kan doen op een contractueel beding tot uitsluiting of beperking van zijn aansprakelijkheid voor schade die als een voorzienbaar gevolg van de aanwezigheid van de gebreken aan de koper wordt toegebracht.

13
Q

Exoneratie voor schade die te wijten is aan opzet of bewuste roekeloosheid van de schuldenaar of met de leiding van het bedrijf belaste personen?

A

Exoneratie voor schade die te wijten is aan opzet of bewuste roekeloosheid van de schuldenaar of met de leiding van het bedrijf belaste personen, zal vrijwel altijd onaanvaardbaar zijn (arresten Pseudo-vogelpest en Gemeente Stein-Driessen).

14
Q

Wat indien een exoneratiebeding in de algemene voorwaarden is opgenomen?

A

Sinds 1992 is tevens afdeling 6.5.3 toepasselijk indien een exoneratiebeding in de algemene voorwaarden is opgenomen.

15
Q

Exoneratiebeding jegens consumenten?

A

Jegens een consument wordt een exoneratiebeding vermoed onredelijk bezwarend te zijn (art. 6:233 jo 6:237, sub f, BW). Een mogelijk beroep op artikel 6:233, sub a, BW sluit een beroep op artikel 6:248, tweede lid, BW niet uit. Daardoor heeft de wederpartij niet alleen een keuze tussen beide mogelijkheden, maar kan de rechter wanneer geen beroep op artikel 6:233, sub a is gedaan ook ambtshalve artikel 6:248, tweede lid, BW toepassen arrest Bramer/Hofman Beheer BV).

16
Q

Wat is de situatie voor grote bedrijven mbt exoneratiebedingen?

A

De toepassing van artikel 6:248, tweede lid, BW in het kader van algemene voorwaarden blijft derhalve mogelijk en is soms noodzakelijk; de wet sluit in artikel 6:235, eerste lid, sub a, BW voor grote ondernemingen een beroep op artikel 6:233 BW uit, zodat voor grote ondernemingen enkel een beroep op artikel 6:248, tweede lid, BW openstaat.

17
Q

Effect arrest Matatag -De Schelde op exoneratieclausules?

A

Uit het arrest Matatag-De Schelde blijkt overigens dat een exoneratieclausule tussen grote ondernemingen die behoren tot bedrijfstakken die regelmatig met elkaar te doen hebben en waarin standaardisering van overeenkomsten door algemene voorwaarden met exoneraties een alledaags verschijnsel is, niet snel als onredelijk bezwarend zal worden aangemerkt. Een zelfde gedachtegang is terug te vinden in het arrest GTI Zwolle-Zurich (HR 15 oktober 2004, NJ 2005, 141). De HR noemde in dat arrest o.a. als gezichtspunt:

– dat bij overeenkomsten tussen professioneel dan wel commercieel handelende grote partijen in de regel extra terughoudendheid gepast is waar het gaat om het op grond van art. 6:248 lid 2 BW buiten toepassing laten van exoneratiebedingen of in plaats daarvan gehanteerde bedingen als het onderhavige, die een beperking van de verjaringstermijn betreffende een reeds onderkende aanspraak inhouden.

18
Q

Toetsing ex art 6:248 lid 2 vindt vooral wanneer plaats?

A

Toetsing ex artikel 6:248, tweede lid, BW vindt vooral plaats op grond van na het sluiten van de overeenkomst voorgevallen gedragingen of omstandigheden. Ook gedragingen en omstandigheden voor en bij het sluiten van de overeenkomst kunnen tot toepasselijkheid van artikel 6:248, tweede lid, BW leiden. De arresten Saladin-HBU en Pseudo-vogelpest zijn voorbeelden van toetsing aan de hand van de redelijkheid en billijkheid aan omstandigheden welke zich voordeden voor en bij het tot stand komen van de overeenkomst. In HR 23 maart 1990, NJ 1990, 214 (Botman-Van Haaster) heeft de Hoge Raad expliciet uitgesproken dat een beding naar zijn inhoud onredelijk bezwarend kan zijn, ongeacht de daadwerkelijke gerealiseerde nadelen van het beding.

19
Q

Wat is rechtsverwerking?

A

Men spreekt van rechtsverwerking indien iemand op grond van eigen gedragingen (handelen of nalaten) een hem toekomend recht of bevoegdheid geheel of gedeeltelijk verspeelt.

20
Q

Noem veel voorkomende gevallen van rechtsverwerking?

A

In het BW zijn enkele veel voorkomende gevallen van rechtsverwerking uitdrukkelijk geregeld:

niet tijdig protesteren ter zake van gebrekkige prestaties (zie het algemene artikel 6:89 BW en voor koop art. 7:23 BW). niet reageren binnen een door de schuldenaar gestelde redelijke termijn (art. 6:88 BW).

21
Q

Onderscheid rechtsverwerking vs verjaring?

A

Rechtsverwerking dient van verjaring te worden onderscheiden. In geval van verjaring (bijv. art. 3:52 BW) gaat door enkel tijdsverloop de mogelijkheid om een rechtsvordering in te stellen verloren. Bij rechtsverwerking gaat als gevolg van een eigen gedraging het recht verloren nog voordat de vordering is verjaard!

22
Q

Rechtsverwerking vs stilzwijgende afstand?

A

Rechtsverwerking dient ook van stilzwijgende afstand te worden onderscheiden. Afstand van recht (art. 6:160 BW) is een rechtshandeling die woorden of gedragingen veronderstelt, waaruit de wil tot afstand mag worden afgeleid (zie de artt. 3:33 j° 3:35 BW en art. 3:37, eerste lid, BW). Daarentegen is rechtsverwerking niet gebaseerd op de wil van degene die zijn recht heeft verwerkt, maar berust op een feitelijke gedraging waaraan de wet (art. 6:248, tweede lid, BW) consequenties verbindt.

23
Q

Is nadeel een vereiste voor rechtsverwerking?

A

De gedraging van de rechtsverwerkende partij zal veelal in enig nadeel voor de wederpartij hebben geresulteerd. Nadeel is echter niet altijd een vereiste voor rechtsverwerking, zo blijkt o.a. uit het belangrijke arrest van den Bos-Provincial waarin de Hoge Raad twee gronden voor rechtsverwerking onderscheidt:

• •

de schuldeiser wekt bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen dat hij zijn aanspraak niet meer geldend zal maken
de positie van de schuldenaar wordt onredelijk benadeeld of verzwaard als de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken.

24
Q

Wat is een bindende partijbeslissing?

A

Indien contractueel aan een van de partijen bij een overeenkomst de bevoegdheid is toegekend een voor partijen bindende beslissing te geven, spreken we van een bindende partijbeslising. Te denken valt aan een bepaling in een arbeidscontract met een bestuurder van een bedrijf, waarin aan de raad van commissarissen de bevoegdheid is toegekend om gratificaties toe te kennen, dan wel te weigeren.

25
Q

Wat is een bindend advies?

A

Er is sprake van een bindend advies indien aan een derde is opgedragen om in geval van een con!ict een voor partijen bindende uitspraak te geven. Te denken valt aan een cao-bepaling, waarin ten aanzien van een bepaald geschilpunt aan een onpartijdige deskundige de bevoegdheid tot het nemen van een bindende beslissing is toegekend.

26
Q

Wat indien een bindend advies of bindende partijbeslissing naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn?

A

Wanneer een bindend advies of bindende partijbeslissing in verband met de inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, is die beslissing vernietigbaar (art. 7:904, eerste lid, j° 7:906 BW).

27
Q

Onvoorziene omstandigheden?

A

De rechter kan op verlangen van een der partijen de gevolgen van een overeenkomst wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten (art. 6:258, eerste lid, BW).

28
Q

Wat is de reikwijdte van onvoorziene omstandigheden?

A

Meestal gaat het daarbij om omstandigheden welke na het sluiten van de overeenkomst zijn gewijzigd. Onvoorziene omstandigheden kunnen zich echter ook voordoen, indien bepaalde, door partijen bij het sluiten van de overeenkomst voorziene, wijzigingen niet intreden.

29
Q

Wat is niet onvoorzien?

A

Niet onverzien is hetgeen partijen uitdrukkelijk of stilzwijgend in hun overeenkomst hebben verdisconteerd, dat wil zeggen risico’s die uitdrukkelijk of stilzwijgend in de overeenkomst zijn opgenomen.
Wat nu precies in de overeenkomst is verdisconteerd, dus welke risico’s aanvaard zijn, moet door uitleg worden vastgesteld. De aard en strekking van de overeenkomst, de omstandigheden bij sluiting van de overeenkomst (mogelijk dus ook de voorzienbaarheid!), de verkeersopvattingen en de billijkheid spelen een rol bij de vaststelling waarin partijen in hun contract hebben voorzien. Artikel 6:258 BW is ingevolge artikel 6:250 BW van dwingend recht, maar partijen kunnen wijziging of ontbinding vanwege bepaalde omstandigheden uitsluiten. Zij verdisconteren die omstandigheden dan in hun overeenkomst, zodat voor een beroep op onvoorziene omstandigheden geen plaats meer is.

30
Q

Onvoorziene omstandigheden kunnen van welke aard zijn?

A

Onvoorziene omstandigheden kunnen van algemene dan wel van bijzondere aard zijn.

31
Q

Onvoorziene omstandigheden van algemene aard?

A

Van algemene aard zijn onvoorziene omstandigheden die op alle overeenkomsten hun uitwerking kunnen hebben, zoals:

oorlog, een staatsgreep, een natuurramp, enzovoorts

het van kracht worden van een publiekrechtelijke bepaling

geldontwaarding en wijziging van de munteenheid. In artikel 6:111 BW is het

nominaliteitsbeginsel neergelegd. Depreciatie van geld komt voor rekening

van de schuldeiser en appreciatie voor rekening van de schuldenaar.

extreme prijsstijgingen of -dalingen als gevolg van plotseling optredende

schaarste of een ruim aanbod van bepaalde goederen.

32
Q

Onvoorziene omstandigheden van bijzondere aard?

A

Van bijzondere aard zijn omstandigheden die slechts op bepaalde overeenkomsten uitwerking hebben.

Voorbeeld

Een chemieproducent sluit een langlopend contract met een leverancier die hem bepaalde grondstoffen zal leveren. Jaarlijks zal een bepaalde minimumhoeveelheid worden afgenomen. De uitvinding van een beter chemisch product, waarvan de mogelijkheid buiten het gezichtsveld van partijen viel, heeft tot gevolg dat het oorspronkelijk chemisch product niet meer winstgevend op de markt te brengen is, zodat de chemieproducent op andere producten moet overschakelen. Op grond van artikel 6:258 BW kan de chemieproducent ontbinding van de overeenkomst vorderen. Indien de rechter de ontbinding toewijst, kan hij hieraan voorwaarden verbinden (art. 6:260 BW), bijvoorbeeld een redelijke schadeloosstelling.

33
Q

Ruimte bij toepassing 6:258?

A

Door de wetgever bedoeld als een lex specialis van artikel 6:248, tweede lid, BW moet ook artikel 6:258 BW terughoudend worden toegepast. In artikel 6:258, tweede lid, BW wordt de redelijkheids- en billijkheidsnorm van artikel 6:258, eerste lid, BW daartoe nader omlijnd

Een wijziging of ontbinding wordt niet uitgesproken, voor zover de omstandigheden krachtens de aard van de overeenkomst of de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening komen van degene die zich erop beroept.

34
Q

Ontbinding ex art 6:258?

A

Anders dan bij ontbinding ingevolge artikel 6:265 BW kan ontbinding ex artikel 6:258 BW alleen door een rechterlijke uitspraak worden geëffectueerd (vgl. art. 6:267 BW). Aan de ontbinding ingevolge artikel 6:258 BW kan wel terugwerkende kracht worden ontleend. Dit is bij een ontbinding op grond van artikel 6:265 BW niet mogelijk (zie art. 6:269 BW)

35
Q

Wat kan de rechter doen ogv 6:258?

A

De rechter kan na een succesvol beroep op artikel 6:258 BW gehele of gedeeltelijke ontbinding toewijzen, eventueel ex artikel 6:260 BW onder door de rechter te stellen voorwaarden zoals de verplichting de wederpartij een zekere tegemoetkoming te verschaffen. Ook kan de rechter een verbintenis opschorten, met name als het gaat om gewijzigde omstandigheden van tijdelijke aard. Wijziging en gedeeltelijke ontbinding door de rechter kunnen samengaan.
NB: specifieke uitwerkingen van artikel 6:258 BW in het zakenrecht zijn onder meer de artikelen 5:80, 5:97 en 5:104 BW.

36
Q

Beroep op 6:258 eenvoudig?

A

Doordat een beroep op artikel 6:258 BW slechts bij uitzondering mag worden gehonoreerd, worden aan de stelplicht van de eiser en de motivering van de rechter die het beroep aanvaardt zware eisen gesteld. Omgekeerd kan de rechter die het beroep afwijst met een summiere motivering volstaan.

37
Q

Waar is 6:258 voor geschreven?

A

Artikel 6:258 BW is bedoeld als een lex specialis van de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid (artt. 6:2, tweede lid en 6:248, tweede lid, BW), speciaal geschreven voor die gevallen waarin zich niet in de overeenkomst verdisconteerde omstandigheden voordoen. Zo stelt de Parlementaire Geschiedenis dat een rechtstreeks beroep op artikel 6:2 of 6:248 BW kan worden afgewezen, indien een beroep op artikel 6:248, tweede lid, BW, zo diep in de overeenkomst of haar gevolgen ingrijpt, dat de rechter meent dat hij slechts bij een constitutief vonnis als bedoeld in artikel 6:258 BW, aan de belangen van beide partijen en van eventuele derden voldoende recht kan doen wedervaren (Parl. Gesch. Invoeringswet Boek 6, blz. 1827). Het is echter gezien recente jurisprudentie (zie tekstboek nr. 295) verdedigbaar dat samenloop met art. 6:248, tweede lid, BW niet langer meer is uitgesloten.

38
Q

Daarnaast vertoont artikel 6:258 BW raakvlakken met de volgende verbintenisrechtelijke leerstukken?

A

Dwaling (art. 6:228 BW). Het verschil met imprevision bestaat eruit dat dwaling betrekking heeft op het moment van de contractssluiting, terwijl artikel 6:258 BW juist ziet op na de contractssluiting opgekomen omstandigheden. Bij een tot het heden herleidbare dwaling omtrent toekomstige omstandigheden kunnen echter beide regelingen toepasselijk zijn.

Niet-nakoming (art. 6:74 e.v. BW). Artikel 6:258 BW speelt ter zake van de tekortkoming een aanvullende rol. Artikel 6:258 BW kan worden ingeroepen door een schuldenaar indien een onvoorziene omstandigheid nakoming voor hem zeer bezwaarlijk maakt, of indien hij door onvoorziene omstandigheden in (langdurige) tijdelijke overmacht komt te verkeren.

39
Q

Blijvende overmacht?

A

Onvoorziene omstandigheden van algemene, dan wel van bijzondere aard kunnen leiden tot blijvende of tijdelijke overmacht, bijvoorbeeld indien de prestatie door een oorlog of een natuurramp niet meer verricht kan worden. Let erop dat de crediteur op grond van artikel 6:265 BW ook in geval van overmacht een wederkerige overeenkomst kan ontbinden en daarvoor artikel 6:258 BW helemaal niet nodig heeft.

40
Q

Tijdelijke overmacht?

A

Tijdelijke overmacht kan leiden tot een ernstige verstoring van het evenwicht tussen de toegezegde prestaties. Zo kan de waarde van de krachtens overeenkomst te leveren goederen tijdens de periode van overmacht sterk zijn gestegen. In deze gevallen van overmacht, ofwel niet-toerekenbare tekortkoming (zie art. 6:75 BW), kan de redelijkheid en billijkheid ex artikel 6:258 BW met zich brengen dat partijen hun rechtsverhouding dienen aan te passen of te beëindigen.
NB: indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen, kunnen partijen natuurlijk ook zelf bij nadere overeenkomst hun rechtsverhouding daaraan aanpassen. Omgekeerd kan artikel 6:258 BW ook door een crediteur worden ingeroepen om een wijziging van de overeenkomst te verkrijgen, indien zijn debiteur in overmacht verkeert.

Decks in Overeenkomstenrecht Class (63):