leerpad B toets Flashcards

(77 cards)

1
Q

Franz Joseph Gall was de man van de frenologie

A

waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

on parle avec l’hemisphere gauche is van Wernicke

A

niet waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

dorsale stromen zijn voor …

A

fonologie en syntax

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ventrale stromen zijn voor semantiek

A

waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

klassieke afasietypologie is gebaseerd op …

A

anatomo-klinische correlatie die teruggaat tot Broca en Wernicke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

klassieke afasietypologie is gebaseerd op 2 parameters
vloeiendheid van gesproken expressie en herhalen

A

fout, 3 parameters
ook auditief begrip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bij een broca afasie is de persoon zich niet bewust van zijn fouten

A

fout, gaat moeizaam en is goed bewust van fouten (vaak gefrustreerd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een kenmerk van broca afasie is syntax: agrammatisme en van Wernicke is: paragrammatisme

A

juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een bijkomende stoornis van een broca afasie is een linker hemianopsie

A

fout, dit is bij wernicke afasie en is een rechter hemianopsie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de lokalisatie van broca afasie?

A

klassiek 44 en 45 in frontaalkwab
maar letsels zijn vaak groter of in andere regio’s zelfs temporaal of parietaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

broca afasie semantiek is geen probleem

A

waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

typisch bij broca afasie bij fonologie zijn fonologische parafrasieen

A

fout, dit is bij werncike
bij broca –> circumlocuties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

geef bijkomende stoornissen bij broca afasie

A
  • apraxie (buccofaciaal, ledematen en/of spraak)
  • rechterhemiplegie/parese arm en/of been
  • UUMN dysartrie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

zinsverdubbelingen en vernauwingen is eigen aan een wernicke afasie op vlak van syntax

A

waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

RU is een typisch verschijnsel bij?

A

globale afasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de lokalisatie van conductie afasie

A

klassiek fasciculus arcuatus (verbinding Wernicke en Broca regio)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

bij conductie afasie is de persoon vloeiend, goed naspreken en geen inzicht

A

fout, vloeiend, niet goed naspreken en goed inzicht dus veel zelfcorrecties
ook fonol parafrasieen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

persoon met conductie afasie heeft probleem met vasthouden van lange, complexe zinnen

A

waar –> ook door werkgeheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

lokalisatie anomische afasie

A
  • superieure temporale regio en inferieure parietale regio
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

bij anomische afasie geven ze slechte omschrijvingen (circumlocuties)

A

fout, goed passend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

een kenmerk van een globale afasie is passe-partout

A

fout, anomische afasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

een persoon met anomische afasie heeft veel bjkomende stoornissen

A

fout, gaat vaak om kleine letsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

PALPA laat het toe om ling stoornissen op woord- en zinsniveau bij personen met afasie beter te begrijpen

A

fout, altijd op klank- en woordniveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

het semantisch systeem wordt normaal automatisch geactiveerd

A

waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
buffer = modules waar abstracte woordvormen liggen opgeslagen van alle woorden die persoon kent (opslagplaats)
fout, dit zijn lexicons
26
lexicons zijn betekenisaspecten van de woorden
fout, hier nog GEEN betekenisaspecten van de woorden
27
geef op vlak van lexicons de linguistische variabele
= woordfrequentie
28
output van buffers = synthetiseren
waar
29
analyseren = input = letters herkennen en groeperen tot lettegrepen/woord
waar
30
synthetiseren = output = klanken/ letters selecteren en in juiste volgorde plaatsen
waar
31
geef ling variabele van analyse/synthese van buffers
woordlengte en woordcomplexiteit
32
vaak is het een opslagprobleem
fout, vaak toegangsprobleem tot semantisch systeem
33
semantische routes gebruiken we voor nieuwe/bestaande woorden
niet waar semantische routes maken gebruik van semantisch systeem en lexicons normale route voor verwerking van gekende woorden
34
regularisatiefouten is wanneer een persoon lexicale routes gebruikt om woorden met afwijkende spelling te verwerken
fout, gebruikt sublexicale routes
35
geen foutencorrectie opvlak van semantiek komt door?
auditieve/feedback route deze loopt van fonol ouputbuffer tot auditief analyse systeem
36
een semantische stoornis komt voornamelijk voor bij een conductie afasie en broca afasie
fout, wernicke afasie en globale afasie
37
een semantische stoornis is altijd subtiel
fout, alle ernstgraden zijn mogelijk
38
het werkgeheugen is een basisprincipe van fonologie
waar
39
fonologische stoornissen kunnen slechts in 1 modaliteit voorkomen
waar, kan ook in alle taalmodaliteiten voorkomen
40
bij fonologische stoornissen is er geen zelfcorrectie
fout, goede auditieve FB waardoor foutenbewustzijn en zelfcorrectie
41
agrammatisme is omissie van functiewoorden of foutieve functiewoorden?
omissie van functiewoorden en vervoeging/verbuiging
42
bij paragrammatisme is er weinig varieteit in zinsstructuur
fout, lange complexe zinnen met veel zinsafbrekingen en vernauwingen
43
de spreeksnelheid bij paragrammatisme is normaal of traag?
normaal, vloeiend, hoge spreekdrang
44
aggramatische sprekers baseren hun op 1) zinsstructuur 2) sem verwerking van woordvolgorde
op sem verwerking van woordvolgorde
45
geefde 3 pijlers van VKA
1) duidelijk aantoonbaar, niet-congenitaal hersenletsel 2) taalontw reeds aanvang 3) verbaal TB en verbale expressie verworven
46
hypothese van equivalent betekent dat de taaldominatie van linkerhemisfeer pas tegen 10 jaar bereikt is
fout, dit is hypothese van progressieve lateralisatie hypothese van equivalent is dat beide hemisferen in staat zijn om taal te verwerken
47
waarom zijn hypothesen VKA achterhaald?
1) taaldominantie al op vroege leeftijd ipv pas op 10 jaar (hypothese van progr lateralisatie) 2) veel grotere afasietypes 3) geen lineair verband tussen leeftijd bij onset en taalherstel
48
VKA ongeveer 20% heeft matige tot ernstige residuele taalsymptomen
fout, 40%
49
de prognose bij VKA bij hersentumoren is gunstig
niet waar, ongunstig herstel
50
een hersentrauma heeft bij VKA een ongunstig herstel
fout, initieel positief herstel maar blangrijke LT effecten
51
VKA ongunstig bij temporale letsels
fout, ongunstig bij auditieve begripsstoornissen (posterieure letsels)
52
hoeveel % van linkshandigen zijn taaldominant in links?
60-70%
53
hoeveel % van rechtshandigen is taaldominant in links
90%
54
bijk stoornissen: UUMN dysartrie spraakapraxie hemiplegie
Broca
55
telegramstijl
Broca
56
Broca welke kwab?
vaak frontaal, maar letsels zijn vaak groot tot in temporaal of parietale kwab
57
fonol parafrasieeen horen bij Broca
fout, bij Wernicke
58
hemianopsie welk type afasie
Wernicke vaak in combo met halfzijdige verlamming
59
logorhee welk type afasie
wernicke
60
naspreken is groot probleem bij conductie-afasie waar of nie waar
waar
61
zinsafbrekingen komen voor bij een .. afasie
anomische afasie
62
wie is persoon vanmuziekdoos
Monakow
63
cognitieve vaardigheden worden uitgevoerd door semi-afhankelijke processen
fout, onafhankelijke processen
64
semantisch systeem wordt automatisch ingeschakeld
waar bv verboden dit te lezen
65
de ling variabele van lexicons is woordlengte en woordcomplexiteit
fout, woordfrequentie
66
de ling variabele van buffers is woordlengte
fout, woordlengte en woordvariabele
67
bij welke taalvaardigheden zijn er meerdere routes actief?
naspreken, schrijven op dictaat, overschrijven en hardop lezen
68
een cascade model is een complex, realistisch model
waar
69
bewaarde functies geven meer of minder info over wat er gestoord is?
meer info
70
wat is een hyperoniem
= bovenbegrip bv beest voor een koe
71
hoeveel procent heeft bij VKA matige tot ernstige residuele taalsymptomen?
40%
72
De fasciculus loopt van wernicke naar broca
Waar
73
De rechterhemisfeer is bij de meeste linkshandige taaldominant
Fout, linker hemisfeer
74
Waar is taal gelokaliseerd
Corticaal en subcorticaal
75
Wernicke welke kwab
Temporaal kwab (maar letsels vaak groter bv frontaal)
76
Broca welke kwab
Frontaalkwab (grotere letsels temporaal of parietaal)
77
Anomische welke kwab
Superieure temporale regio en inferieure parietale regio