Les 1: Introductie Flashcards

(27 cards)

1
Q

Geschiedenis van het merk

A

-Oorsprong: Merknamen ontstaan om producten te identificeren na transport (trein/boot).
-Eerste merknamen: Vaak familienamen of afkortingen (bv. HEMA, 3M).
-Registratie: Tweede helft 19e eeuw, officiële merkregistratie begon.
-Merken vandaag: Amerikaans bureau Interbrand publiceert jaarlijk een top 100 van “Best Gloabal Brands”. Waarde wordt bepaald door factoren als leiderschap, stabiliteit, trends,..
-Evolutie op marketingvlak:
1. Onderscheid tussen fabrikantmerken (A-merk) & winkelmerken of huismerken.
2. Concept van Trade Marketing, vroeger lag het accent op pure verkoop van FMCG (Fast Moving Customer Goods). Nu wordt er meer gekeken naar het volledige proces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Trade Marketing

A

Bij Trade Marketing staat de retailer centraal en kijkt de Trade marketeer welke rol het merk kan spelen in de formule van de betreffende winkel. (vb. De beslissing om ook Coca Cola in de Aldi te verkopen.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Definitie van het merk Kotler (1980)

A

Een naam, term, teken, symbool of een combinatie hiervan, die bedoeld is om de producten of diensten van een aanbieder of groep aanbieders te identificeren en ze te onderscheiden van die van de concurrentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Definitie van het merk Rik Riezebos (1996)

A

Een merk is ieder teken dat in staat is de waren of diensten van een onderneming te onderscheiden en dat in matieriële dan wel immateriële zin een zekere betekenis kan hebben voor consumenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Definitie van het merk Giep Franzen (1998)

A

Een merk bestaat alleen in de hersenen van de mensen. Het is een netwerk van associaties tussen elementen in het geheugen. Die associaties zijn het resultaat van gezamelijke, gelijktijdige verwerking in ruimte en tijd van zintuigelijke prikkels en van het denken over verschillende fenomenen in relatie tot elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Merk-awareness

A

bekendheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Merkbetekenis

A

merk koppelen aan beelden en info

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Merkgevoelens

A

emoties die het merk oproepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Merkpositionering

A

welke positie het merk neemt in het hoofd van de klant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Merkattitude

A

houding t.o.v. het merk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Merkgedragstedentie

A

neiging om het merk opnieuw te kopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Merkrelatie

A

merktrouw/merkbetrokkenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Onderscheid tussen soorten merken maken

A

-Op basis van prestaties
-Op basis van bron
-Op basis van geografisch gebied
-Op basis van doelgroep belang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

merken onderscheiden op basis van prestaties

A
  1. A-merk: Hoge geografische verkrijgbaarheid, hoge bekendheid, hoge prijs- en kwaliteitsperceptie
  2. B-merk: Hoge geografische verkrijgbaarheid, minder bekendheid, lagere prijs- en kwaliteitsperceptie
  3. C-merk: Minimale geografische verkrijgbaarheid, geringe bekendheid, lage prijs- en kwaliteitspreceptie
  4. D-merk: Private labels, eigendom van retailorganisaties (wordt exclusief verkocht via deze organisatie)
  5. Fancy merk: Tijdelijke productnamen. Éénmalig of slechts voor een korte tijd op de markt
  6. Wit merk: Merkloze/witte producten

+tabel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

merken onderscheiden op basis van bron

A

Bij ‘bron’ bedoelen we ‘via welke weg komen ze op de markt, hoe zijn ze ontstaan?’
-corporate brands (bv. Colruyt groep –> organisatie en NIET het product)
-product brands (bv. Coca-Cola –> producten en NIET aan de organisatie)
-dienstenmerken (bv. verzekeringen –> aanbod in vorm van dienst
-concept brands (gericht op gedachtegoed)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

merken onderscheiden op basis van geografisch gebied

A

-global brands: wereldwijde aanwezigheid (bv. Nike)
-local brands: gericht op specifieke landen/regio’s

17
Q

merken onderscheiden op basis van doelgroep belang

A

doelgroep belang: de mate dat het voor de specifieke doelgroep belangrijk is

-Mythische merken: hoge betrokkenheid, positieve ‘aankoopmotivatie’ (bv. Rolls Royce, Rolex)
-Territoriummerken: lage betrokkenheid, functionele voordelen - positieve associaties (bv. Coca-Cola kerstman)
-Informatiemerken: hoge betrokkenheid, functionele voordelen (bv.Miele wasmachine, KBC verzekeringen), negatieve aankoopmotivatie.
-Clustermerken: Lage betrokkenheid, lage prijs, product speelt hoofdrol (bv. Action, Zeeman), negatieve aankoopmotivatie

18
Q

Voordelen global brand: schaalvoordelen

A

-uniformiteit: overal hetzelfde, makkelijk voor distributie
-merkondersteuning

19
Q

functies van het merk

A

functies kunnen verschillen voor:
-voor de ondernemer
-voor de consument
-voor de tussenpersoon & de retailer

!!succesvolle merken vervullen meerdere functies voor zowel de aanbieder als de afnemer.

20
Q

functies van het merk voor de ondernemer

A

vooral commerciële functies:
-vertegenwoordigt een grote financiële waarde
-maakt hogere verkoopprijzen
-laat toe om productverschil te beklemtonen
-onderscheidend vermogen
-merkportfolio
-mogelijkheid tot juridische bescherming
-nieuwe markten betreden wordt makkelijker
-motivatie voor de medewerkers (living the brand)

21
Q

functies van het merk voor de consument

A

-biedt de consument vertrouwen (vb. HG doet wat het beloofd)
-zekerheid van constante kwaliteit (en de garantie)
-kan de basis vormen voor merkentrouw (keuze tussen Samsung & Apple)
-visuele herkenning & houvast
-onderscheidend vermogen & status bieden
-belevingswereld van de consument verrijken (storrytelling)

21
Q

functies van het merk voor de tussenpersoon & de retailer

A

-Marge creëren (bedrijdven leven van de verkoop van winkels)
-Traffic genereren (vb. bij promo en acties, 12 + 6)
-Prijsvergelijk(en) uitlokken
-Impulsaankopen bevorderen
-Exclusiviteit kan worden aangeboden aan een tussenpersoon

22
Q

Merkidentiteit

A

De gewenste positie van een merk vanuit de onderneming.

23
Q

Merkimago

A

Daadwerkelijke perceptie van het merk door de consument.
–> merkimago is het resultaat, merkidentiteit is de bron.

24
Beeldmerk
Het visuele herkenningsteken (bv. de swoosh van Nike)
25
Merkbeeld
De totale indruk die gebruikers hebben van een merk. (bv. een sterk merk merkbeeld = het appeltje van Apple)
26
ontwikkelingen in marketing (nieuwe trends)
-online verkopen, sociale media, crowdfunding. -purpose marketing: verbinden van bedrijfswaarden met klantbehoeften -neuromarketing: inspelen op emotionele beslissingen -omnichannel en influencer marketing