Les 11 en 12 Flashcards

1
Q

Hoe rangschik je alfabetisch?

A

Kijk naar de eerste letter, overloop het alfabet, deze letters zet je dan in alfabetisch volgorde en bij gelijke beginletters rangschik je op de eerste niet-gelijke letter, niets komt altijd voor iets.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe vind je de basisvorm van een woord?

A

voor een werkwoord zoek je de infinitief, voor een zelfstandig naamwoord zoek je het enkelvoud in de kortste vorm, voor andere woorden zoek je de kortste vorm en voor samenstelling en afleidingen zoek je de onbekende grondwoorden op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Als een woord meer dan één betekenis heeft, dan staat er in het woordenboek meestal voor elke betekenis een cijfer. Je kijkt dan welke betekenis van het woord in de …….. past.

A

context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het woordenboek informeert ook tot welke ……………….. een woord behoort. Bij een ………………………. staat een lidwoord of het genus m, v of o. Bij een ………… vind je soms de trappen van vergelijking, bij een ……………. naamwoord vind je soms de trappen van vergelijk.

A

Woordsoort, zelfstandig naamwoord, werkwoord, bijvoegelijk naamwoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke soort woorden gebruik je om woorden te vangen?

A

verwijswoorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn topische vragen?

A

Topische vragen zijn een soort vragen die je stelt bv: wie, wat, hoe en wanneer enz…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly