Les 13: Een leuk weekend Flashcards
(49 cards)
1
Q
had
A
gehad (hebben)
2
Q
visiting
A
op bezoek
3
Q
been
A
geweest (zijn)
4
Q
wanted
A
wilden (willen)
5
Q
new
A
niuew
6
Q
something new
A
iets nieuws
7
Q
Sunday afternoon
A
zondagmiddag
8
Q
museum
A
museum (het)
9
Q
sculptures
A
beelden (het beeld)
10
Q
sea
A
zee (de)
11
Q
beautiful
A
prachtig
12
Q
line
A
rij (de)
13
Q
were
A
waren (zijn)
14
Q
sounds
A
klinkt (klinken)
15
Q
eaten
A
gegeten (eten)
16
Q
cooked
A
gekookt (koken)
17
Q
movie
A
film (de)
18
Q
watched
A
gekeken (kijken)
19
Q
pleasant
A
gezellig
20
Q
We had
A
we hadden (hebben)
21
Q
interesting
A
interessant
22
Q
about
A
over
23
Q
differences
A
verschillen (het verschil)
24
Q
culture
A
cultuur (de)
25
laughed
gelachen (lachen)
26
nothing
niets
27
special
bijzonders
28
sleep in
slaap....uit (uitslapen)
29
tidy up
ruim...op (opruimen)
30
clean
maak...schoon (schoonmaken)
31
clean
schoon
32
slept in
uitgeslapen
33
sent
gestuurd (sturen)
34
my
m'n
35
parents
ouders
36
called
gebeld (bellen)
37
slept
sliepen (slapen)
38
stupid
dom
39
forget
vergeet (vergeten)
40
of course
natuurlijk
41
studied
geleerd (leren)
42
I had
Ik had (hebben)
43
spoken
gesproken (spreken)
44
colleague
collega (de)
45
talked
gepraat (praten)
46
posed
stelde (stellen)
47
said
zei (zeggen)
48
wow
tjonge
49