Les 2 Flashcards
(51 cards)
1
Q
Age
A
De leeftijd
2
Q
Law
A
Rechten
3
Q
To name after
A
Vernoemen naar
4
Q
Confusing/ to confuse
A
Verwarrend/ verwarren
5
Q
To draw
A
Tekenen
6
Q
Curious (about)
A
Benieuwd (naar)
7
Q
Beasts
A
Beesten (het beest)
8
Q
The bear
A
De beer
9
Q
Dangerous
A
Gevaarlijk
10
Q
To fly
A
Vliegen
11
Q
Impressive
A
Indrukwekkend
12
Q
To notice (that) or you see/as you can see/to see (that)
A
Merken (van)
13
Q
Hero
A
De held
14
Q
To look after or care for or to ensure or make for
A
Zorgen voor
15
Q
Seriously
A
Ernstig
16
Q
Cheerful or happy
A
Vrolijk(e)
17
Q
Especially
A
Vooral
18
Q
The solution
A
De oplossing
19
Q
Can’t stand/ to dislike or hate
A
Ik heb een hekel aan (een hekel hebben aan)
20
Q
The noise
A
Het lawaai
21
Q
To shout
A
Schreeuwen (shhchh-ray-wen)
22
Q
The drawings
A
De tekening
23
Q
Magazines
A
Tijdschriften
24
Q
Even
A
Zelfs
25
Some of them
Some
Sommige
Wat/een paar
26
To publish
Publiceren
27
Modest
Bescheiden
28
University
De Universitair
29
Possession
Het bezit
30
Things
De spullen
31
To whisper
Fluisteren
32
The feeling
Het gevoel
33
To achieve/ to reach (someone/destination)
Bereiken
34
The hospital
Het ziekenhuis
35
To come true/to reveal/to end up at
Uitkomen
36
The characteristic
De eigenschap
37
Patient (the adjective)
Geduldig
38
Scientific
Wetenschappelijk
39
To do research (on)
Onderzoek doen (naar)
40
Research
Het onderzoek
41
The countryside
Het platteland
42
For now/for the time being
Voorlopig
43
New Year’s resolution
Goede voornemens
44
The intention
Het voornemen
45
To get annoyed (by)
Zich ergeren (aan)
46
Goals
Doelpunten (het doelpunt)
47
Housemates
De Huisgenoten
48
Softer (material/make the music softer/make the heating softer)
Zachter
49
I overslept
Ik heb me verslapen
50
Probably will
Zullen + wel
51
I’m not sure
Ik weet het niet zeker
