Les 5 Flashcards
(44 cards)
1
Q
The airport
A
De luchthaven
2
Q
The rucksack
A
De rugzak
3
Q
The exchange programme
A
Het uitwisselingsprogramma
4
Q
The exchange
A
De uitwisseling
5
Q
Quite or fairly
A
Behoorlijk
6
Q
To reverse
A
Omkeren
7
Q
Homesickness
A
De heimwee (naar)
8
Q
At the same time
A
Tegelijkertijd
9
Q
To come home
A
Thuiskomen (komen…..thuis)
10
Q
Family circumstances
A
De familieomstandigheden
11
Q
The circumstance
A
De omstandigheid
12
Q
The capital
A
De hoofdstad
13
Q
Lively
A
Levendig
14
Q
Boring
A
Saai
15
Q
The dog walking service
A
De hondenuitlaatservice
16
Q
To show OR to let out OR to walk a dog when used w honden
A
Uitlaten
17
Q
Distant or aloof
A
Afstandelijk
18
Q
Loud
A
Luid
19
Q
Strangers
A
Onbekenden (de onbekende)
20
Q
Spontaneously or just like that
A
Zomaar
21
Q
The distance
A
De afstand
22
Q
To cuddle with
A
Knuffelen met
23
Q
To kiss
A
Kussen
24
Q
To enquire about
A
Informeren naar
25
Happiness in life
Het levensgeluk
26
Litter or rubbish or waste
Het afval
27
Clean
Schoon
28
To wonder
Zich afvragen (vraag me af)
29
Society
De samenleving
30
To come up with or to think of
Bedenken
31
To be right
Gelijk hebben
32
Boiling hot
Snikheet
33
Pub
De kroeg, kroegen
34
Fortunately
Gelukkig
35
future
De toekomst
36
i agree with you
Ik ben het met je eens
37
Everywhere
Overal
38
Further on
Verderop
39
I have Never heard of that
Daar heb ik nog nooit van gehoord
40
Arrived
Aangekomen
41
A certain
Een zekere
42
The environment
het milieu
43
Rather
Nogal
44
the performance
Het optreden
