Les 4 Flashcards
(56 cards)
1
Q
Fluent
A
Vloeiend (pronounced vloi-ent)
2
Q
Monthly
A
Maandelijks
3
Q
To sign up for
A
Zich aanmelden voor
4
Q
The rule
A
De regel
5
Q
The level
A
Het niveau
6
Q
To count for, to produce, to yield
A
Opleveren (separable)
7
Q
To forbid, forbidden
A
Verbieden, verboden
8
Q
To look up
A
Opzoeken
9
Q
The request
A
Het verzoek
10
Q
To scream or yell
A
Gillen
11
Q
The round
A
De ronde
12
Q
The topic
A
Het onderwerp
13
Q
The food or nutrition
A
De voeding
14
Q
The medical student
A
De geneeskundestudent
15
Q
The nutritionist
A
De voedingsdeskundige
16
Q
The sports enthusiast
A
De sportliefhebber
17
Q
The lover of
A
De liefhebber van
18
Q
The expertise or knowledge
A
De kennis
19
Q
The adult
A
De volwassene
20
Q
On average
A
Gemiddeld
21
Q
To be unsure about, to have doubts about
A
Twijfelen aan/over/tussen
22
Q
One and a half
A
Anderhalf
23
Q
Memory
A
Het geheugen (Hguh-heu-hguhnn)
24
Q
To depend on
A
Afhangen van
25
Height or length
De lengte
26
And other things
En zo
27
The guideline
De richtlijn
28
Stupid
Dom
29
Yourself
Jezelf
30
To spoil someone
Verwennen
31
Soft or fizzy drink
De frisdrank
32
Every now and then
Af en toe
33
To move or exercise
Bewegen
34
To burn
Verbranden
35
Movement or exercise
De beweging
36
The exercise app
De bewegingsapp
37
At least
Ten minste
38
Moderate or medium
Matig
39
Physical exercise
De lichaamsbeweging
40
Body
Het lichaam
41
To chew on
Kauwen op
42
Crisps
De chips
43
Places or spots
De plekken
44
Elsewhere
Elders
45
To show that (used often with research)
Blijken uit
46
Common
Gemeenschappelijk
47
Characteristics
Kenmerken (het kenmerk)
48
Lifestyle
De levensstijl
49
The style
De stijl
50
To name
Noemen
51
Noisy
Luidruchtig
52
Attention
De aandacht
53
To put down
Neerzetten
54
To participate
meedoen
55
Areas
gebieden
56
Now a days
Tegenwoordig
