Les 3

Question 1

De meetniveaus kan je indelen in 2 grote categorieën

Answer 1

• Discreet

- Continue

Question 2

Wat behoort onder discreet

Answer 2

• nominaal

- ordinaal

Question 3

Wat behoort onder continue

Answer 3

• ratio

- interval

Question 4

Discreet is

Answer 4

er worden enkel ‘losse’ waarden aangenomen zonder

tussenliggende waarden

Question 5

Continue is

Answer 5

alle tussenliggende waarden in een interval of ratio zijn

mogelijk

Question 6

Na bepaling van de variabelen waarin men in geïnteresseerd is, moet men bepalen hoe men deze variabele gaat meten:

Answer 6

• Onderzoeksvraag of hypothese
• Onderzoeksonderwerp
• Hoeveelheid bestaande kennis over de variabelen
• Kadervoorwaarden van het onderzoek

Question 7

bestaande metingen: voorwaarden

Answer 7

• Goed reproduceren
• Toestemming vragen
• Goede copy maken (verglijkbare doelgroep, setting, materiaal,..)

Question 8

Wat moet je doen als je nieuwe metingen uitvoert

Answer 8

een pilot onderzoek

Question 9

kenmerken van een pilot onderzoek

Answer 9

• Kleinschalig
• Vergelijkbare onderzoekssetting
• Vergelijkbare doelgroep

Question 10

Kwantitatieve gegevens

Answer 10

▪ Rechtstreekse invoer

▪ Alle meetniveaus zijn mogelijk

Question 11

Kwalitatieve gegevens (informatie over open vragen)

Answer 11

▪ Omgezet in symbolen of codes
▪ Snelle en objectieve invoer noodzakelijk
▪ Vaak nominale of ordinale meetniveau

Question 12

Geef voorbeelden van dataverzamelingsmethoden

Answer 12

• Vragenlijsten
• Interviews
• Attitudeschaal
• Fysiologische metingen

Question 13

Wanneer kan je vragenlijsten gebruiken?

Answer 13

Te gebruiken om kennis, meningen, attituden, overtuigingen, ideeën, gevoelens, waarnemingen of feitelijke informatie te verkrijgen

Question 14

validiteit vragenlijsten

Answer 14

Validiteit is sterk afhankelijk van de bereidheid of vermogen van de respondenten om nauwkeurige informatie te verschaffen

Question 15

Gevalideerde vragenlijst die verbonden wordt aan een harde uitkomstmaat

Answer 15

▪ Gevalideerde Geriatric Oral Health Assesment Index-NL
▪ Meten van mondgezondheidsgerelateerde levenskwaliteit bij ouderen
• !! Een Engelstalige gevalideerde vragenlijst is nog niet bruikbaar voor hetzelfde doeleinde als die vertaald is in het Nederlands!!

Question 16

Vragenlijsten criteria

Answer 16

• Netjes, zonder spelfouten, niet te lang (max. 10min, 2-3 blz.), niet te volgepropt
• Niet te moeilijk, maar ook niet kinderlijk
• Eenvoudige, heldere en geen dubbelzinnige vragen, neutrale bewoordingen
• Wees er altijd van bewust dat je afhankelijk bent van de goodwill van de deelnemer! Doe er dus alles aan om hem niet te ‘irriteren’.

Question 17

Wat voor vragen kan je zetten op vragenlijsten

Answer 17

• Demografische vragen
• Open vragen
• Gesloten vragen
• Afhankelijke vragen
• Opvulvragen

Question 18

Demografische vragen

Answer 18

kenmerken van de steekproef (opleidingsniveau)

Question 19

open vragen

Answer 19

▪ Vragen die beginnen met hoe, wat, wanneer, waarom, welk, wie

Question 20

Gesloten vragen

Answer 20

▪ Ja/nee of andere gesloten antwoorden (meer keuze)

Question 21

Afhankelijke vragen

Answer 21

▪ Invullen is afhankelijk van de vorige vraag

Question 22

opvulvragen

Answer 22

▪ Minder variatie mogelijk, makkelijker te objectiveren

Question 23

vragenlijsten zijn gemakkelijk af te nemen maar moeten voorzien zijn van

Answer 23

▪ Begeleidende brief
▪ Toestemmingsverklaring
▪ Invulinstructies

Question 24

Voordelen vragenlijsten

Answer 24

▪ Goedkoop
▪ Tijdssparend
▪ Makkelijk te testen op betrouwbaarheid
en validiteit
▪ Deelnemers kunnen anoniem blijven
▪ Brede axiradius mogelijk

Question 25

Nadelen vragenlijsten

Answer 25

▪ Respons rate kan laag zijn ▪ Beantwoorden van vragen is niet altijd objectief ▪ Beantwoorden van vragen is niet altijd correct of volledig ▪ Vaak geen gelegenheid om vragen toe te lichten ▪ Respondenten moeten kunnen lezen

Question 26

Soorten interviews

Answer 26

▪ Niet-gestructureerd of open interview ▪ Gestructureerd interview ▪ Semi-gestructureerd interview

Question 27

Opbouw en verloop van een interview is sterk afhankelijk van:

Answer 27

▪ Interview protocol | ▪ Training van de interviewer (zeker indien verschillende interviewers dezelfde informatie moeten verzamelen)

Question 28

Voordelen interviews

Answer 28

``` ▪ Hoge respons rate ▪ Vooraf geselecteerde respondenten ▪ Grootste deel van de data is bruikbaar, vaak beschrijvend ▪ Diepgaande antwoorden mogelijk ▪ Non-verbaal gedrag kunnen worden geobserveerd ```

Question 29

Nadelen interviews

Answer 29

▪ Goede trainingsprogramma’s zijn nodig ▪ Veel tijd en geld nodig ▪ Moeilijk objectief vast te leggen ▪ Respondenten kunnen sociaal wenselijk gedrag tonen, reageren op interviewer of alert zijn ▪ Interpretatie van interviewer kan variëren

Question 30

Attitudeschaal

Answer 30

• Manier om deelnemers hun houding of gevoelens na te gaan • Om een continuüm aangeven wat hun gevoel is over een bepaald item, onderwerp of methode,… • Bestaat uit een aantal items of vragen die aan elkaar gerelateerd zijn. Optelling van die vragen leveren een score • Hierdoor kunnen attituden met elkaar vergeleken worden

Question 31

Geef 2 soorten attitudeschalen

Answer 31

* Likert schaal | * Semantische differentiaal

Question 32

Likert schaal

Answer 32

▪ 5 of 7 antwoorden per item ▪ Van ‘zeer mee eens’ tot ‘zeer mee oneens’ ▪ Moet ongeveer evenveel positief als negatief geformuleerde items bevatten ▪ Hierdoor moet de respondent alle items zorgvuldig lezen

Question 33

uitkomsten van likert schaal is wat voor meetniveau?

Answer 33

ordinaal

Question 34

Semantische differentiaal

Answer 34

▪ Standpunt of attitude ten aanzien van concept aan te geven op een continuüm van twee bijvoeglijk naamwoorden of zinnetjes die betrekking hebben op het concept.

Question 35

VAS staat voor

Answer 35

visueel- analoge schaal

Question 36

VAS score: kenmerken

Answer 36

▪ Score moet op een rechte lijn aangegeven worden ▪ Lijn is begrensd door twee uitersten ▪ Respondenten moeten het punt van hun beleving aangeven ▪ Afstand tot aan het punt is de score die gegeven wordt

Question 37

Fysiologische metingen

Answer 37

▪ Metingen van lichaamsmateriaal (huid, bloed, speeksel, …) ▪ Objectieve waarden, moeilijk om te vertekenen door deelnemer en onderzoeker ▪ Afhankelijk van methode ▪ Moeilijk om deelnemers te werven (invasief of niet invasief materiaal verzamelen) ▪ Duurder dan de andere technieken ▪ Vaak de combinatie