les 5 Flashcards

(103 cards)

1
Q

bruin

A

P:vlakke hand
A: V-hand

enkele keren wrijven met A op handpalm P

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

groen

A

A: V-hand

zigzaggen en PLAT!! blijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zwart

A

A: gestrekte wijsvinger

gekruiste lijn op voorhoofd
met zijkant vinger lijn trekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

rood

A

A: gestrekte wijsvinger

2x aan onderlip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

geel

A

A: J-hand

enkele keren boogje maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

oranje

A

A: C-hand met licht gespreide vingers naar vuist

lettergrepen
schuin naar voor gericht
ter plaatse aan mond blijven

C: appelsien, mandarijn (kleiner)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

roze

A

A: V-hand met haakvingers

enkele keren kleine cirkelbeweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

blauw

A

A: vlakke hand

1x cirkel maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

grijs

A

P: vlakke hand
A: gestrekte wijsvinger

enkele keren wrijven met A over onderarm P

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

paars

A

A: vuisthand

1x cirkel maken

C: purper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wit

A

A: grijphand

vluchtig raken onder sleutelbeen
(meer tikken dan trekken)
einde: handpalm boven

C: blank

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

maandag

A

A: licht geknikte hand

over middellijn beginnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

dinsdag

A

P: vlakke hand (rechtopstaand)
A: geknikte hand

A aan vingerwortel van P zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

woensdag

A

A: spathand

van A zijde naar midden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

donderdag

A

A: gestrekte wijsvinger (naar middellijn)

voor gezicht

C: bliksem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vrijdag

A

A: V-hand

handpalm naar voor
over middellijn beginnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

zaterdag

A

A: vlakke hand

“achter oren wassen”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

zondag

A

A: kleine C-hand

recht naar beneden
van hals naar taille
! niet toegaan op einde

C: das

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

lente

A

P: vlakke hand
A: spathand

= ‘nieuw’ maar veel TRAGER bewegen

C: voorjaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

zomer

A

A: vlakke hand met gestrekte duim naar grijphand

C: warm (gevoel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

herfst

A

P: vlakke hand
A: vlakke hand met gespreide vingers

einde: spathand
omgekeerde van lente
TRAAG bewegen

C: najaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

winter

A

A en P: in elkaar gehaakte handen

C: koud, koel, fris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

maand

A

A: gestrekte wijsvinger

begin thv hoofd en recht naar beneden
(zoals dag maar dan allemaal onder elkaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

week

A

P: vlakke hand
A: gestrekte wijsvinger

van pols tot voorbij vingers
handpalm naar voor
pols op pols

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
machine
A en P: vlakke handen met gespreide vingers paar keer draaien cirkelbeweging naar voor
26
spons
A: C-hand met gespreide vingers naar vuisthand naast lichaam en beetje omhoog komen "spons uit emmer nemen en uitknijpen"
27
sjaal
A: vuisthand (aan schouder A) naar vlakke hand met gespreide vingers (aan schouder P) begin: handpalm naar voor
28
handschoen
A en P: vlakke handen met gespreide vingers A over vingers P einde: A grijphand op pols P 2 handschoenen: wisselend op beide handen doen C: wanten
29
carnaval
A: licht gebogen vlakke hand met gespreide vingers 3x 'masker opzetten' (niet draaien!) C: masker (1x)
29
hoed
A: A-hand (voor je) "hoed opzetten" handpalm naar midden C: pet
30
hout
P: vlakke hand met gestrekte duim in oppositie A: gestrekte aaneengesloten wijs- en middenvinger 2x tikken met A in gleufje van P
31
kamer
A en P: gestrekte wijsvingers touch bij begin en einde vingertoppen naar voor gericht horizontaal rechthoek maken van midden naar je toe
32
mat
A en P: vlakke handen alternerend schuiven C: tapijt, voeten vegen
33
hoek
A en P: vlakke handen ! A naar voor wijzend (evenwijdig middellijn) P: dwars C: werkhoek
34
paddenstoel
A en P: vlakke handen touch bij begin en einde P naar middellijn begin: wijsvinger A tegen wijsvinger P einde: pink A tegen pink P (zoals blad maar met vlakke handen)
35
operatie
A: vuisthand met gestrekte duim van midden buik (navel) naar heup "buik opensnijden" eventueel aanpassen als operatie op specifieke plaats is
36
vergif
A en P: A-handen A dichtst bij lichaam ! lichaam niet raken begin: pols naar je toe einde: pols naar voor einde thv schouders
37
kussen
A en P: vlakke handen samen naar elkaar toe bewegen lettergrepen "opschudden" C: matras
38
gebaar
A en P: gestrekte wijsvingers enkele keren draaibeweging naar je toe vingertoppen schuin naar elkaar
39
groeien
P: vlakke hand A: gestrekte wijsvinger vinger komt thv vinger"wortel" langzaam naar boven
40
bezoeken
A en P: gestrekte aaneengesloten wijs- en middenvingers lettergrepen C: bezoek, visite, tegenkomen, ontmoeten
41
durven
A: vuisthand met gestrekte duim touch: tikken met duim tss schouder/borstkas begin/einde: dikke duim C: moed, moedig
42
kloppen
A: A-hand lettergrepen eventueel aanpassen aan kloppen op deur/tafel/...
43
moeten
P: vlakke hand A: gestrekte wijsvinger 1x korte krachtige beweging C: verplicht, wet
44
sparen
P: vlakke hand A: gebogen hand met aaneengesloten vingers (kommetje) lettergrepen eerst van vingertoppen naar midden en dan van midden naar pols (ongeveer)
45
trouwen
P: vlakke hand met gespreide vingers A: gestrekte gespreide wijs- en middenvinger, duim in oppositie ring over vinger schuiven
46
weten
A: gestrekte wijsvinger touch en weg C: slim, idee
47
hebben
A: vlakke hand met gespreide vingers naar vuisthand thv midden borstkas op dezelfde plaats blijven "gollum: my precious"
48
ruiken
A: grijphand hoofd lichtjes achterover kantelen hand naar neus toe brengen langzaam bewegen ! mimiek: lekker ruiken/stinken C: geur
49
slaan
A: vlakke hand beweging van slaan imiteren
50
verliezen
A en P: vlakke handen ellebogen opzij in 1 beweging naar onder en buiten einde: schuin naar voor C: kwijt, 't is weg, we zijn verloren
51
branden
A en P: vlakke handen met gespreide vingers touch (pols op pols) trillende vingers A dichts bij lichaam niet tegen lichaam! C: vuur, brand
52
drogen
A en P: platte c-handen naar grijphanden begin thv hoofd recht naar beneden "aan was voelen of hij nog nat is" handpalmen naar je toe C: droog
53
werken
A en P: vuisthanden lettergrepen C: maken, knutselen, werk, taak
54
zweten
1: warm (gevoel) 2: A: ontspannen hand met licht gespreide vingers (zweet naast je af schudden)
55
planten
A: grijphand bij werkwoord: meerdere keren op verschillende plaatsen zetten C: plant (1x), struik (1x)
56
duwen
A: A-hand 1 beweging naar voor eventueel met 2 handen richting handen aanpassen bij bv. kar, buggy C: een duw
57
geboorte
A en P: vlakke handen sneller en korter dan straat eerst vingers naar beneden en dan naar voor C: bevallen, geboren worden
58
lachen
A: vlakke hand met gespreide vingers (op borstkas) paar keer schudden met bovenlichaam ! mimiek C: schateren, mopje
59
vrijen
A: licht geknikte hand 2x kort tegen lichaam tikken "arm in arm" C: seks (ook 2x)
60
lasagne
A en P: gestrekte wijsvingers lettergrepen open gaan niet naar voor enkel met vingers kleine boogjes maken, niet met hand handpalm naar beneden
61
ontbijtgranen
A en P: vlakke handen met gespreide vingers enkele keren draaien met A naar pink handpalmen op elkaar touch C: cornflakes, havermout
62
kroket
A en P: vlakke handen alternerend voorwaarts bewegen "kroket rollen" (moet er tussen kunnen)
63
chips
P: platte C-hand A: platte C-hand met duim en wijsvinger naar pincetgreep touch bij einde (mond) minstens 2x chipje nemen
64
kaars
A: gestrekte wijsvinger handpalm naar voor vinger beetje heen en weer bewegen
65
markt
A en P: vlakke handen touch bij begin en einde zoals tuin handen blijven rechtop
66
lift
A: L-hand thv borst beginnen traag omhoog of omlaag handpalm naar voor C: tillift
67
hamer
P: vuisthand A: A-hand (duim naar boven) 2x geen touch handvat vasthouden dus beetje weg van P C: kloppen met een hamer, timmeren
68
fopspeen
A: haakvinger touch 2x tegen onderlip tikken beweging in arm, niet vinger
69
slabbetje
A en P: vlakke handen lichte touch ellebogen opzij, nadien mee naar beneden handen van borstkas naar schouders
70
maandstonden
P: vlakke hand A: vuisthand met gestrekte duim lettergrepen streepjes trekken van pols naar vingers met nagelkant van duim C: menstruatie
71
maandverband
A en P: vuisthanden met duim en wijsvinger gespreid touch bij begin vingers blijven open neerwaartse boog
72
kaka
A: vlakke hand (of 4 vingers dus duim verstoppen) touch (wrijven op schouder) lettergrepen
73
eerst
A: gestrekte wijsvinger thv hoofd korte draaibeweging handpalm eerst naar voor gericht C: eerste
74
laatst
A: vlakke hand thv heup 2x vanuit pols naar achter "duwen" C: laatste
75
blind
A en P: vlakke handen C: verstoppertje, blindenmannetje
76
tussen
P: vlakke hand met gestrekte duim in oppositie A: vlakke hand touch P hoger en meer rechtop houden dan bij hout
77
half
A en P: vlakke handen touch op handpalm zetten/kappen eventueel snijden bij taart C: een stuk, de helft
78
hoe
A en P: gestekte aaneengesloten wijs- en middenvinger handpalm eerst naar voor ! mimiek
79
gisteren
A: vuisthand met gestrekte duim lettergrepen over schouder
80
ander(e)
A: gestrekte wijsvinger begin: handpalm schuin naar midden hand kantelen niet te ver van je af beginnen
81
verschillend
A en P: gestrekte wijsvingers begin: geen touch 1 beweging zoals "kwijt" maar dan met 1 vinger C: anders
82
zwaar
A en P: licht gebogen handen met gespreide vingers "blok in handen dragen" ! hele lichaam draagt iets zwaar
83
duur
1: betalen 2: pijn ! P vlakke hand blijft liggen bij 2
84
hard
P: vuisthand A: haakvinger (liggend) 2x tikken op vuist touch
85
zacht
A en P: vlakke handen 2x omhoog en naar midden draaien (niet naar voor)
86
nat
A en P: platte C-handen naar grijphanden paar keer bewegen (knijpen) thv heupen aan "was voelen" C: vochtig
87
lawaai
A: gestrekte wijsvinger draaien rond oor naar voor draaien hoe luider, hoe groter de draaibeweging C: luid
88
midden
P: vlakke hand A: gespreide vingers, middenvinger geplooid touch A vinger op P zetten C: centrum
89
alleen
A: vuisthand met gestrekte duim van midden naar buiten bewegen nagel duim naar je toe C: eenzaam
90
honger
A: C-hand op maag zetten en 2x naar beneden kantelen lettergrepen einde: beneden
91
mager
A: C-hand touch van wangen naar borst c-hand blijft open (niet toe gaan)
92
traag
A en P: vlakke handen handpalmen naar beneden over middellijn beginnen boogjes naar onder traag bewegen! C: langzaam
93
naast
A: vlakke hand 1 boogje maken C: buur
94
lang geleden
A: vlakke hand over schouder lettergrepen zoals gisteren maar dan met hele hand beweging met arm en hand C: voorbij, vroeger
95
en
A: gestrekte wijsvinger korte draai vinger wijst naar voor handpalm beneden bij begin
96
persoon
A: en P: geknikte handen van boven borst naar taille recht naar beneden touch C: volk, mens
97
koning
A: c-hand touch "sjerp" ! mimiek C: prins, koningin
98
spin
P: vlakke hand A: klauwhand Touch van pols naar vingers trippelen met klauwvingers
99
ezel
A: vlakke hand met gestrekte duim touch lettergrepen einde: hand plat draaien met pols
100
beer
A en P: klauwhanden alternerend bewegen
101
leeuw
A en P: C-handen met licht gespreide vingers einde: touch: pinken tegen elkaar handpalmen naar boven
102
duif
A: vlakke hand (handpalm naar beneden) touch begin: vingers tegen kin daarna kantelen einde: boven borstkas