Long Flashcards

1
Q

verwekker pneumonie ….

A

pnuemokok (streptokokkken pneumonie), H. influenzae, klebsiella

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

atypische verwekker

A

mycoplasma, legionella (bilateraal, denk aan sauna en vakantiehuisjes, spa), coxiella burnetti (Q koorts), schapen en geitenb

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bij COPD pneumonie bang voor

A

pseudomonas bacterie vaker gezien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

iemand die eerder ziek is geweest en dan plots verergering klachten en hoesten etc. denk aan bacterie …

A

S. aureus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

pneumonie bloed …

A

CRP en pro-calcitonine, neutrofiele (bacterieel), lymfopenie (viraal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

X-thorax ….

A

infiltraat, pleuravocht (empyeen, als iemand moeilijk opknapt denk dan miss een drain plaatsen), tumor die een luchtwegobstructie veroorzaakt waarachter een pneumonie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

diagnostiek voor verwekker …

A

sputumkweek, bloedkweek, PCR test,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

CURB score ..

A

confussion, ureum >7, respiratory rate (>30, BD <90 en <60, of 65+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

CURB 0-1 geef …, 2 geef, 3-5 geef

A

amoxicilline, iv penicilline, cefuroxim

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

acute dyspnoe denk aan pulmonaal …

A

astma, copd exacerbatie, pneumonie, LE, pneumothorax, LE,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

acute dyspnoe cardiaal …

A

DC (links), harttamponade, MI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

metabole acute dyspnoe …

A

DKA, hypercapnie (veel CO2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hypercapnie …

A

COPDers wennen aan CO2 waarde en gebruiken O2 als ademprikkel. Uitademen gaat moeilijk (obstructieve longziekte) dus raak je moeilijk je CO2 kwijt. Geef je teveel O2 kan iemand een ademprikkel kwijtraken en dus nog meer CO2 stappelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hemoptoe kan bij …

A

bronchogeen carcinoom, LE< mitralisstenose (waardoor meer in LA en dus meer druk longvaatbed), LHF, hevige pneumonie, TBC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

verhoogd LDH …

A

kan bij maligniteiten verhoogd zijn, laat celverval/ celschade zien. Bij maligniteiten is er meer celdeling en dus meer celverval.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

risicofactoren voor een longembolie …

A

eerder trombose, overgeicht, immobilisatie, operatie, OAC, vliegrueis, zwangerschap, roken, malignitent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

YEARS criteria …

A
  1. hemoptoe, 2. klinisch DVT tekenen, 3)meest wss diagnsoe

1-3 creiteria –> doe een d-dimeer met 500 als afkapwaarde. anders 1000 als afkapwaarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

hestia criteria …

A

maat voor buiten ziekenhuis behandeling van een LE, voral belangrijk of iemand O2 behoeftis is, hemodynamisch stabiel etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

legionella pneumoniae …

A

vaak volwassene na een reis, verloopt is ernstig, bilateraal, urine sneltest kan al soms stoffen worden aangetoont.

20
Q

pleuritis …

A

is een ontsteking van je pleura, scherpe pijn die vastzit aan het ademhalen, het longvlies zit vol zenuwen. kan bij:
pneumonie, COPD, TBC, LE

21
Q

Longembolie kan je horen. bij auscultatie …

A

pleurawrijven, want de LE kan leiden tot irritatie van de longpleura, je kan ooke ee rechteras zien op een ECG

22
Q

Behandeling DVT

A

Behandel met DOAC of VKA bij geen uitlokkende factor voor 3 maanden anders kan langer beleid

Beoaal kreatinine en egfr als <3 maanden geleden, kan namelijk je medicatie of dosering aanpassen.

23
Q

DOAC starten

A

Geef vóór het starten met dabigatran of edoxaban eerst 5 dagen een LMWH. Anders dan bij behandeling met VKA’s/LMWH is er dus géén initiële gelijktijdige behandeling

24
Q

primarie hemostase …

A

antitrombocyten, bleodplaatjes.

25
Q

rem stollingssysteem ,…

A

antitrombine (remt geactiveerd factor 2 en factor 10) en proteine C

26
Q

heparine …

A

werkt antitrombine beter: remt dus activiteit van factor 2 en factor 10

27
Q

DOAC grijpt aan op …

A

factor Xa en dabigatran (remt trombine)

28
Q

oplossen van fibrine …

A

plasmine centraal, plasminogeen –> plasmine (plasmine breekt fibrine af). trombolyse gebruikt dit principe

29
Q

trias van virchow …

A

veranderingen in de vaatwand, trage bloedstroom en een veranderde samenstelling van het bloed.

30
Q

2x dik rood been

A

erysipeleas, cellulitis
hartfalen, veneuze insufficient, bakers cyste

31
Q

Wells score …

A

d-dimmer, anders echo (2 punt in de vena illiaca en de knieholte)

32
Q

YEARS criteria afkapwaarde ..

A

gelijk of meer dan 1 dan isd e afkapwaarde <500 anders <1000

33
Q

zwangeren en YEARS …

A

belangrijk klinische tekenen DVT (zo ja? echo van het been), dan positief: start antistolling, is de echo negatief dan doe je CTa

34
Q

ECG afwijking LE …

A

diepe S in 1, Q in 3 en negatieve T 3

35
Q

LE behandel

A

DOAC tenzij

36
Q

andere behandeling nodig bij ….

A

zwangeren: LMWH
antifosfolipidensyndroom: VKA

37
Q

voorkeur DOAC …

A

apixaban en rivaroxaban. bij andere DOAcs moet je soms eerst 5 dagen LMWH geven

38
Q

hoelang geef je behadneling LE ?

A

als er een PROVOKED is doe je 3 maanden, unprovoked doe je 3 maanden en door tenzij (iemand hoger bloedingrisico heeft of nierinsufficientie)

39
Q

DVT lokale therapie …

A

compressiekousen, voorkom een trombotisch syndroom

40
Q

Trombotisch syndroom

A

De druk in de aderen en kleine bloedvaten neemt toe waardoor bloed in de omliggende weefsels terecht kan komen. Op den duur geeft dit klachten zoals vocht in het been, een vermoeid gevoel in de benen, spataderen en (in uitzonderlijke gevallen) een open been. Deze klachten samen noemen we het posttrombotisch syndroom.

41
Q

astma zie je pathofysiologie

A

Slijmvorming, oedeemvorming, bronchoconstrictie. Bij astma is dit reversibel. Is door hyperreactiviteit op ofwel allergische ofwel niet allergische prikkels

Expiratoir piepende ademhaling

42
Q

Atopische syndroom

A

Astma, eczeem, hooikoorts

43
Q

Copd en astma gevoelig voor …

A

Astma wel gevoelig voor corticosteroiden.
Copd minder gevoelig voor corticosteroiden en soms sprake van emfyseem (mindere elasticiteit)

44
Q

Astma waarschijnlijker bij …

A

Piepen, hoesten en kortademigheid

Periodiek(komt en gaat)
Snachts vaak het ergst
Treed op in reactie op sigarettenrook

45
Q

Behandeling astma

A

Beta sympatocomimeticum: bronchodilatati
Bijwerking: tachycardie, tremorren, irritatie mond en keel
CAVE b-blokker

Parasympaticomimenticum: gaat btonchoconstrictie tegen
- remmen acetylcholine
- droge mond (caries), irritatie aan mond en keel
CAVE NSAID- zorgt voor bronchoconstrictie doordat ze vorming van prostaglandine remmen.

Corticosteroiden:
1) geveoliger voor B receptoren
2) remmen mediatoren
3) minder slijm/ irritatie
Bijwerking is de candida infectie

46
Q

Copd geef behandeling

A

Tiotropium = lamgwerkend anticholinergica