nw h7 Flashcards

(65 cards)

1
Q

cytoplasma

A

inhoud vd cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

cytosol

A

water waarin stoffen opgelost zn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

celorganel

A

onderdelen vd cel met specifieke functies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

celmembraan

A

elk cel is begrensd met een celmembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

celwand

A

beschermend
transport v stoffen
ondersteunend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ribosoom

A

aanmaak proteïnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

kernmembraan

A

scheidt inhoud van cytoplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kernporiën

A

uitwisseling vn stoffen tssn cytoplasma en celkern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

nucleolus

A

draagt genetische informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ER (endoplasmatisch reituculum)

A

uitgebreid netwerk van membranen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

SER

A

lipide synthese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

RER

A

eiwitsynthese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Golgi- apparaat

A

eiwitten worden afgewerkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

lysosoom

A

afbraak vn moleculen,bacteriën en verouderde cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

mitochondrion

A

maken E vrij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

chromoplast

A

geeft pigmenten aan vruchten,bladeren,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

leukoplast

A

opslagfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

vacuole

A

opslag: water,afvalstoffen en bruikbare stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

centriool

A

organisatie vn celonderdelen, basis celbeweging en celdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

celdifferentiatie

A

wnr cellen een specifieke vorm en functie hebben en daardoor vn elkaar schillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

stamcel

A

cel die in staat is om in een ander celtype te veranderen of te differenciëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

totipotente stamcel

A

uitgroeien tot een organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

pluripotente stamcel

A

otwikkelen tot alle soorten lichaamscellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

multipotente

A

beperkt aantal celtypes kunnen differentiëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
unipotente stamcellen
noch slechts in staat zn tot 1 celtype te differentiëren
26
weefsels
steunweefsel epitheelweefsel spierweefsel zeenuwweefsel
27
enzymen
reacties versnellen
28
organische stoffen
zn covalente verbindingen die bijna altijd opgebouwd zijn van koolstof en waterstof. ze hebben een beperkt # heteroatomen namelijk zuurstof,zwavel,stikstof,fosfor en halogenen =koolstofverbinding
29
brutoformule
geeft weer uit hvl atomen in een verbinding bestaan. Gn info over hoe atomen gebonden zijn
30
lewisformule
e- formule met e- paar
31
structuurformule
e-formule zonder e-paar
32
skeletnotatie
enkel de binding tssn de koolstofatomen en de functionele groepen. C- en H atomen nt meer voorgesteld
33
cyclische verbindingen
gesloten keten -carbocyclische verbinding -heterocyclische verbinding
34
acyclische verbinding
open koolstofketen, eventueel onderbroken door heteroatomen
35
verzadigde verbindingen
4 bindingspartners. elke koolstofatomen vormt dus 4 enkelvoudige bindingen
36
onverzadigde verbindingen
meervoudige bindingen bindingsvermogen is nt bereikt.
37
aromatische bindingen
cyclische bindingen met een geconjugeerd systeem
38
geconjugeerd systeem
is een afwisseling van dubbele en enkelvoudige bindingen in de koolstofketen
39
alifatische verbindingen
alle andere verbindingen
40
monofunctionele koolstofverbinding
naast koolstof- en waterstofatomen zijn er ook heteroatomen
41
alkeen
dubbele binding
42
alkijn
3 bindingen
43
koolstofwaterstoffen
uitsluitend uit koolstof- en waterstofatomen -verzadigde koolwaterstoffen: alkaan -onverzadigde koolwaterstoffen: alkeen en alkijn
44
alkanen
verzadigde koolwaterstoffen enkel tssn koolstof- en waterstofatomen
45
alkenen
onverzadigde koolwaterstoffen, dubbele binding tssn koolstofatomen
46
halogeenalkaan
naast koolstof- en waterstofatomen is er ook halogeenatomen
47
ozonlaag
beschermt ons van schadelijke uv-stralen
48
cfk's
chloorfluorkoolwaterstoffen: ozonlaag afgebreekt gebruikt alk koelmiddel
49
ethanol
alcoholische drinken
50
methanol
giftig -blind worden -spiritus: branders van fondue- of gourmetstellen
51
glycol
antivriesmiddel
51
glycerol of glicerine
vetzuren omzetten naar lipiden
52
ether
vet- en lijm verwijderen ontvlambaar anesthesiemiddel
53
aminen
visgeur
54
aceton
oplosmiddel nagellakverwijderaar vet- en lijmresten
55
formol
bewaren vn organen en organische stoffen
56
boterzuur
bestanddelen zweet
57
mierzuur
pijnlijk gevoel door brandnetels
58
azijnzuur
bewaarmiddel
59
esters
typische geur van fruit en bloemen
60
structurele proteïnen
keratine zit in haren en nagels collageen zit in pezen en botten
61
hormonale proteïnen
insuline en glucagon
62
antilichamen
beschermen van het lichaam tegen lichaamsvreemde indringers zoals bacteriën en virussen
63
enzymen
reacties regulariseren en versnellen
64
transportproteïnen
hemoglobine zorgt voor transport vn zuurstof door ons lichaam