Ondernemingsrecht burgerlijk recht ppt 1 Flashcards

(86 cards)

1
Q

Wat is een rechtssubject?

A

Elk wezen dat zelf drager/titularis van rechten en verplichtingen kan zijn = “persoon”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke rechtsgebieden vallen onder het vereenvoudigde overzicht van het Burgerlijk Wetboek?

A

Personen- en familierecht, goederenrecht, verbintenissenrecht (inclusief overeenkomsten en buitencontractuele aansprakelijkheid).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 2 soorten rechtssubjecten zijn er?

A

Natuurlijke personen (mensen van vlees en bloed) en rechtspersonen (abstracte wezens die zelfstandig drager van rechten en verplichtingen zijn).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is rechtsbekwaamheid?

A

De bekwaamheid om titularis van (bepaalde) rechten te zijn, m.a.w. deze te bezitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is handelingsbekwaamheid?

A

De bekwaamheid om (bepaalde) rechten uit te oefenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een rechtshandeling?

A

Wilsuiting waarbij een of meer personen de bedoeling hebben om rechtsgevolgen te doen ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een rechtsfeit?

A

Feit waaraan het recht rechtsgevolgen vastknoopt onafhankelijk van de wil of bedoeling van het betrokken rechtssubject.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Juist of fout: bij een rechtshandeling heb je de gevolgen gewild?

A

Juist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Juist of fout: bij een rechtsfeit heb je de gevolgen gewild?

A

Fout.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke rechtstak kan je verbinden aan de rechtshandeling?

A

Verbintenissenrecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke rechtstak kan je verbinden aan het rechtsfeit?

A

Buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn zakelijke rechten?

A

Rechten die rechtstreekse aanspraak verlenen op een zaak of goed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn persoonlijke rechten?

A

Rechten die een aanspraak verlenen tegenover een ander rechtssubject.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is vertegenwoordiging?

A

Juridische techniek waarbij een persoon de bevoegdheid heeft om voor rekening van een ander een rechtshandeling met een derde te verrichten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de drie bronnen van vertegenwoordigingsbevoegdheid?

A

Art 1.8 §2 BW, wet, rechterlijke beslissing, overeenkomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de betekenis van vertegenwoordiging bij overeenkomst in het ondernemingsrecht?

A

Verschillende natuurlijke personen handelen namens de rechtspersoon, alsof de onderneming zelf handelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het doel van lastgeving?

A

Een derde partij machtigen om namens iemand anders te handelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de definitie van volmacht?

A

De externe verhouding tussen de derde partij en de lasthebber.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat gebeurt er als de student het contract sluit met Branson?

A

De overeenkomst komt tot stand tussen Delvoie en Branson.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat gebeurt er als de student een contract sluit voor €12 per fles, terwijl de beperking €10 per fles is?

A

Het contract is niet geldig en de overeenkomst bestaat eigenlijk niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het verschil tussen lastgeving en volmacht?

A

Lastgeving is de interne verhouding, terwijl volmacht de externe verhouding is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is goederenrecht?

A

Het geheel van regels over de relatie tussen rechtssubjecten en zaken/goederen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is een goed?

A

Elk voorwerp dat vatbaar is voor (juridische) toe-eigening.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Op welke 2 manieren kunnen goederen worden ingedeeld?

A

Roerende en onroerende goederen, lichamelijke en onlichamelijke goederen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat zijn de belangrijkste punten over de toepassing van bepalingen betreffende lichamelijke voorwerpen op dieren?
Dieren zijn geen voorwerpen, maar bepalingen over lichamelijke voorwerpen zijn wel van toepassing op dieren. (Art 3.39 BW)
26
Wat zijn roerende goederen?
Goederen die in principe verplaatsbaar zijn.
27
Wat zijn onroerende goederen?
Goederen die in principe niet verplaatsbaar zijn.
28
Wat is het belangrijkste verschil tussen onroerende en roerende goederen?
Onroerende goederen kunnen niet verplaatst worden.
29
Op welke manieren kunnen goederen onroerend zijn?
Onroerend uit aard, onroerend door incorporatie, onroerend door bestemming. (Art 3.47 BW)
30
Wat is het publiciteitsregime voor de overdracht van onroerende goederen?
De akte van verkrijging moet worden overgeschreven op het hypotheekkantoor.
31
Wanneer is de overdracht van onroerende goederen tegenwerpelijk aan derden?
Na de overschrijving op het hypotheekkantoor.
32
Wat gebeurt er als een huis tweemaal wordt verkocht?
Het eigendomsrecht gaat over tussen de partijen, maar niet tegen derden totdat de overschrijving heeft plaatsgevonden.
33
Wat is nodig voor de overschrijving van de overdracht?
Een authentieke akte is vereist; de onderhandse overeenkomst volstaat niet.
34
Wat zijn lichamelijke goederen?
Zaken die je kan voelen, aanraken, ruiken. (Art 3.40 BW)
35
Wat zijn onlichamelijke goederen?
Niet-zintuigelijk waar te nemen goederen.
36
Welke soorten zakelijke rechten kunnen we onderscheiden?
Eigendomsrecht, zakelijke gebruiksrechten, zakelijke zekerheidsrechten.
37
Welke zakelijke gebruiksrechten kunnen we onderscheiden?
Vruchtgebruik, erfdienstbaarheid, erfpacht, opstal.
38
Welke zakelijke zekerheidsrechten kunnen we onderscheiden?
Hypotheek, pand.
39
Wat is de betekenis van 'numerus clausus' inzake zakelijke rechten?
Alleen de wetgever kan nieuwe zakelijke rechten creëren.
40
Wat zijn de drie bestanddelen van eigendomsrecht?
Usus (recht om de zaak te gebruiken), fructus (recht om de vruchten te plukken), abusus (recht om de zaak te misbruiken).
41
Wat is eigendomsrecht?
Het eigendomsrecht verleent aan de eigenaar het recht om het voorwerp ervan te gebruiken, hiervan het genot te hebben en erover te beschikken. (Art 3.50 BW)
42
Wat is vruchtgebruik?
Vruchtgebruik verleent aan zijn titularis het tijdelijk recht op het gebruik en genot van een goed van de blote eigenaar.
43
Geef een voorbeeld van vruchtgebruik.
Je bent eigenaar van een appelboomgaard, maar je zoon heeft het vruchtgebruik en mag de appels plukken en verkopen.
44
Wat is een veelvoorkomend gebruik van vruchtgebruik in nalatenschappen?
Het toekennen van het recht om te genieten van een goed aan de langstlevende echtgenoot.
45
Wat zijn de maximale duurtijden voor rechtspersonen en natuurlijke personen van vruchtgebruik?
Natuurlijke personen: voor het leven; rechtspersonen: maximaal 99 jaar.
46
Hoe ontstaat vruchtgebruik?
Bij wet of bij overeenkomst.
47
Wat is de maximale duur van vruchtgebruik voor natuurlijke personen?
Voor het leven. ## Footnote (art 3.138 en 3.141 BW)
48
Wat is de maximale duur van vruchtgebruik voor rechtspersonen?
Maximaal 99 jaar. ## Footnote (art 3.138 en 3.141 BW)
49
Hoe ontstaat vruchtgebruik?
Bij wet of bij overeenkomst. ## Footnote (art 4.17 BW)
50
Wat is een erfdienstbaarheid?
Een recht dat het gebruik van onroerende goederen door een ander toestaat. (Art 3.114 BW)
51
Wat is een lijdend erf?
Het erf waarop de erfdienstbaarheid wordt gevestigd en waarop het een last vormt. ## Footnote (art 3.114 BW)
52
Wat is een heersend erf?
Het erf dat geniet van de erfdienstbaarheid en er het nut van heeft. ## Footnote (art 3.114 BW)
53
Hoe komt er een einde aan een erfdienstbaarheid?
In principe: eeuwig durend, maar kan eindigen door verjaring, vermenging, verlies van nut of overeenkomst. (Art 3.126-3.128 BW)
54
Hoe kunnen erfdienstbaarheden ontstaan?
Via wet of via menselijk handelen. ## Footnote (art 3.114 BW, art 3.116 BW)
55
Wat houdt het recht van waterafloop in?
Het recht dat lager gelegen percelen hebben om natuurlijk water van hoger gelegen percelen te ontvangen. (Art 3.129 BW)
56
Wat moeten lager gelegen percelen ontvangen volgens artikel 3.129 BW?
Natuurlijk water en andere zaken die het meevoert.
57
Wie draagt de kosten voor het onderhoud van de erfdienstbaarheid van afvloeiing?
De titularis van het heersend erf.
58
Wat is het recht van uitweg volgens het WVV?
Het recht van een eigenaar wiens perceel ingesloten ligt om een uitweg te eisen op, over of onder het perceel van de naburen. (Art 3.135 BW)
59
Wat kan een eigenaar eisen als zijn perceel geen toegang heeft tot de openbare weg?
Een uitweg voor normaal gebruik van zijn perceel.
60
Wat is erfpacht?
Zakelijk gebruiksrecht dat een vol gebruik en genot verleent van andermans goed dat onroerend is. ## Footnote (art 3.167 BW)
61
Wat is de minimale duur van een erfpacht?
15 jaar.
62
Wat is de maximale duur van een erfpacht?
99 jaar, hernieuwbaar.
63
Hoe verhoudt erfpacht zich tot vruchtgebruik?
Sterker dan vruchtgebruik, net geen eigendomsrecht.
64
Wat kan de erfpachter met het goed doen?
Bestemming van het goed wijzigen.
65
Wat mag de erfpachter niet met het goed doen?
Het goed misbruiken.
66
Wat kan de erfpachtovereenkomst nader regelen?
Gebruik en genot.
67
Wat is opstalrecht?
Zakelijk gebruiksrecht dat eigendomsrecht verleent op volumes op, boven of onder andermans grond voor bouwwerken of beplantingen. ## Footnote (art 3.177 BW)
68
Wat kan iemand doen op iemand anders zijn grond via opstalrecht?
Bouwen op/boven/onder de grond.
69
Wat houdt de regel van natrekking in?
Normaal worden bouwwerken en beplantingen op een grond automatisch eigendom van de eigenaar van de grond. ## Footnote (art 3.55 BW)
70
Wat gebeurt er met de opstallen aan het einde van het opstalrecht?
De grondeigenaar wordt eigenaar, maar moet actuele waarde betalen aan de opstalhouder. (Art 3.188 BW)
71
Wat zijn inherente bestanddelen?
Alle bestanddelen die inherent zijn aan een goed. ## Footnote (art 3.8 §2 BW)
72
Wat is een zekerheidsrecht?
Recht dat verleend wordt tot waarborg van een schuld, een extra recht naast de schuld zelf.
73
Wat is de functie van een zekerheidsrecht?
De positie van de schuldeiser verbeteren.
74
Wat is het gevolg van een zekerheidsrecht?
Bij voorrang betaald op opbrengst van de zaak.
75
Wat betekent 'zakelijk' bij zakelijke zekerheidsrechten?
Dat het rechtstreeks op een goed is.
76
Leg uit: zekerheidsrechten zijn accessoir.
Zekerheidsrechten zijn afhankelijk van de hoofdschuld; ze bestaan alleen zolang de hoofdschuld bestaat.
77
Wat is hypotheek?
Zakelijk zekerheidsrecht op onroerend goed dat vereist dat een overschrijving plaatsvindt voor rechtsgeldigheid. (Art 41 Hypotheekwet)
78
Wat is vereist voor de rechtsgeldigheid van een hypotheek?
Overschrijving.
79
Hoe worden meerdere hypotheken op een onroerend goed terugbetaald?
Terugbetaling gebeurt in volgorde van inschrijving.
80
Op wie rust de hypotheek?
Op het goed, niet op de eigenaar.
81
Wat gebeurt er als je een lening niet terugbetaalt aan de bank?
De bank kan je huis verkopen.
82
Wat gebeurt er met het resterende geld als het huis meer opbrengt dan de lening?
Jij krijgt het resterende geld.
83
Wat is pand?
Zakelijk zekerheidsrecht op roerend goed dat tot stand komt door overeenkomst tussen partijen.
84
Wat is het verschil in de totstandkoming van een pand vergeleken met vroeger?
Overdracht van het goed is niet meer nodig.
85
Geef een voorbeeld van een pand.
Tom leent geld bij Anna en geeft zijn laptop in pand.
86
Wat kan Anna doen als Tom de lening niet terugbetaalt?
Zijn laptop verkopen om de schulden terug te betalen.