Part 2 Flashcards
(34 cards)
Age stereotype threat study
Ouderen die denken dat hun geheugen getest werden scoorden significant slechter, omdat ze hun stereotype aannemen
Principes ontwikkeling: levenslang
Niet alleen kinderen ontwikkelen, ook ouderen
Principes ontwikkeling: multidisciplinair
Moet vanuit verschillende disciplines benaderd worden; biologen, neurowetenschappers, historici, economen, etc.
Principes ontwikkeling: multidirectioneel
Geen universeel proces dat maar 1 richting op gaat, verschillende capaciteiten veranderen volgens verschillende patronen en tempo’s
Principes ontwikkeling: gains and losses
Ontwikkeling gebeurt door een samenkomst van toename (groei) en verlies (achteruitgang)
Principes ontwikkeling: plasticiteit en beperkingen
Vermogen om te veranderen in reactie op omgeving. Gevoelige individuen zijn het meest kwetsbaar in aversieve contexten, kunnen ook het meest profiteren in positieve contexten.
Principes ontwikkeling: Ingebed in de geschiedenis
Het verloop van leeftijdsgerelateerde ontwikkeling is sterk gevormd door de socio-culturele condities van een historische periode (cohort en tijd van meting effecten)
Principes ontwikkeling: Gecontextualiseerd
- Normative age-graded = invloeden die iedereen meemaakt
- Normative history-graded = invloeden die gerelateerd zijn aan bepaalde cohort
- Non-normative = unieke effecten
biologie en omgeving
Nature nurture
Is ontwikkeling voornamelijk het product van genen (biologie en mutatie) of van ervaring, leren en sociale invloeden
Gen-omgeving interacties
Mensen met verschillende genen worden op verschillende manieren beïnvloed door omgevingsfactoren (orchidee-paardenbloem)
Passief genotype-omgevingsfit
Ouders bepalen de omgeving waarin het kind opgroeit (door genen wordt je omgeving beïnvloed)
Evocatieve genotype-omgevingsfit
Aangeboren karaktertrekken van het kind roepen bepaald gedrag op uit de omgeving
Actief genotype-omgevingsfit
Kind selecteert actief de omgeving die het best past bij de genen
Activity-passivity
Geven mensen actief vorm aan hun eigen omgeving of dragen ze bij aan hun eigen ontwikkeling of worden ze passief gevormd door krachten waar ze geen controle over hebben?
Continuity-discontinuity
Continue: kwantitatief beter/meer/sneller
Discontinu: kwalitatief verschillende vaardigheden op verschillende tijdstippen (in verschillende stadia)
Universeel-context specifiek
Is ontwikkeling hetzelfde van persoon tot persoon en van cultuur tot cultuur, of verschillen ontwikkelingstrajecten aanzienlijk afhankelijk van sociale context?
Erikson’s psychosociale ontwikkelingstheorie
Persoonlijkheid ontwikkelt doorheen de levensloop en wordt beïnvloed door cultuur, de samenleving en de geschiedenis. Ontwikkeling van persoonlijkheid kan in 8 fases/stadia opgedeeld worden. Iedere fase wordt gekenmerkt door een conflict dat opgelost moet worden. Als het conflict maladaptief wordt opgelost kan de volgende fase niet worden bereikt. Anders deugd
Fase 1 Erikson
Babytijd (0-1)
Crisis: vertrouwen vs. wantrouwen
Deugd: hoop
Fase 2 Erikson
Vroege kindertijd (1-3)
Crisis: autonomie vs. schaamte
Deugd: wil
Fase 3 Erikson
Speeltijd (3-6)
Crisis: intitiatief vs. schuld
Deugd: doel
Fase 4 Erikson
Schooltijd (6-12)
Crisis: vlijt vs. minderwaardigheid
Deugd: Competentie
Fase 5 Erikson
Adolescentie (12-20)
Crisis: identiteit vs. rolverwarring
Deugd: trouw
Fase 6 Erikson
Vroeg volwassen (20-40)
Crisis: intimiteit vs. isolatie
Deugd: liefde
Fase 7 Erikson
Middelbaar (40-65)
Crisis: generativiteit vs. stagnatie
Deugd: zorg