Participium - onregelmatige vormen Flashcards
(44 cards)
1
Q
lezen
A
gelezen
2
Q
brengen (to bring)
A
gebracht
3
Q
leren
A
geleerd
4
Q
schrijven
A
geschreven
5
Q
doen
A
gedaan
6
Q
zoeken
A
gezocht
7
Q
koepen
A
gekocht
8
Q
wegen (to weight)
A
gewogen
9
Q
worden
A
geworden
10
Q
vallen (to fall)
A
gevallen
11
Q
verliezen (to lose)
A
verloren
12
Q
vergeten
A
vergeten
13
Q
ontmoeten (to meet)
A
ontmoeten
14
Q
vertellen (to tell)
A
verteld
15
Q
bezoeken (to visit)
A
bezocht
16
Q
herkennen (to recognise, to know)
A
herkend
17
Q
veranderen
A
veranderd
18
Q
ontbijten
A
ontbijten
19
Q
zijn
A
geweest
Vb: ik ben bij de directeur geweest
20
Q
drinken
A
gedronken
21
Q
kijken
A
gekeken
22
Q
gaan
A
gegaan
Els is naar Parijs gegaan.
(Daar is ze nu nog).
geweest
Els is naar de supermarkt geweest.
(Ze is nu terug thuis).
23
Q
opnemen (to take)
A
opgenomen
24
Q
slapen
A
geslapen
25
beginnen
begonnen (is)
26
geven
gegeven
27
vragen
gevraagd
28
begrijpen
begrepen
29
hebben
gehad
30
komen
gekomen
31
weten
geweten
32
zwijgen (keep silent)
gezwegen
33
zingen
gezongen
34
zitten
gezeten
35
liggen
gelegen
36
helpen
geholpen
37
zwemmen
gezwommen
38
klimmen
geklommen
39
slapen
geslapen
40
gangen
gehangen
41
krijgen
gekregen
42
staan
gestaan
43
schijnen
geschenen
44
spreken
gesproken