PR07 - Histologie en Pathologie (voor)magen Flashcards

1
Q

Wat betekent monogastrisch?

A

Een monogastrische organisme heeft een eenvoudige maag met één kamer. Deze groep bevat zowel herbivoren als carnivoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe verschilt de vorm van de maag bij carnivoren en varkens en paarden?

A

Over het algemeen is de maag van carnivoren meer buisvormig dan die van varkens en paarden, die een meer buidelvormige maag hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarmee is de maag van carnivoren belijnd?

A

Hun hele maag is bekleed met klierslijmvlies, dat de kliercellen bevat die het maagsap produceren.
Bij deze dieren gaat het cutane slijmvlies van de slokdarm (met een niet-gekeratiniseerd meerlagig plaveiselepitheel) abrupt over in een darmslijmvlies (met eenvoudig kubisch epitheel en glandulaire cellen) op de overgang slokdarm-maag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de belangrijkste functie van de mucosa in de oesophagus?

A

Bescherming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de belangrijkste functie van de mucosa in de maag?

A

Secretie
Mucosa in de oesophagus heeft een beschermend (gelaagd plaveisel) epitheel, waar de maag glandulaire secretoire mucosa heeft met klieren in de lamina propria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In welke drie delen kan de maag van een carnivoor worden opgedeeld?

A
  • Cardia gebied
  • Funda gebied
  • Pylorusklier gebied
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke laag is relatief dik in de maag van een carnivoor?

A

De lamina muscularis mucosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In het fundusgebied zijn maagklieren eenvoudige buisvormige klieren waarin drie celtypen te onderscheiden zijn. Wat zijn die drie?

A
  • Neck cells
  • Chief cells
  • Parietal cells

Ook zijn hier enteroendocriene cellen aanwezig die gastrointestinale hormonen maken (gastrine, secretine, cholecystokinine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat wordt hier aangewezen?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de functie van het mucus dat door de cilindrische epitheelcellen wordt uitgescheiden?

A

Het slijm vormt een beschermende laag die voorkomt dat het slijmvlies wordt verteerd door de enzymen in het maagsap dat door de klier wordt geproduceerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat produceren neck cells?

A

Ze produceren mucus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat produceren chief cells?

A

Ze scheiden pepsinogeen uit, die na secretie wordt omgezet in pepsine door hydrochloric acid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat produceren parietal cells?

A

Ze produceren carbonzuur dat uiteenvalt in bicarbonaat en waterstof ionen. De waterstof ionen worden door het celmembraan getransporteerd en associëren met chloride ionen in het lumen van de gastric gland om hydrochloric acid te vormen (maagzuur).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de pars proventricularis/pars nonglandularis in een varkensmaag?

A

Het gedeelte van de maag van een varken waar het epitheel van de oesophagus doorloopt in de maag, waardoor op die plek geen klierweefsel zit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn ‘foregut fermenters’?

A

Voordarm fermenteerders hebben een grote complexe maag met niet-glandulaire compartimenten en de fermentatie vindt plaats in de pens (aan de voorkant van de darm).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn ‘hindgut fermenters’?

A

Achtermaag fermenteerders zijn voor fermentatie afhankelijk van een vergrote blindedarm (blindedarm ligt achter de darm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarom hebben delen van het gastrointestinale tract van herbivoren een pH van ongeveer 7.0?

A

Om microben geen kans op overleving te geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe gaan olifanten en konijnen om met het probleem van moeilijk te verteren voedsel?

A

Olifanten hebben een extreem lange initestine (tot 19 meter) en een vergroot caecum waar bacteriën aanwezig zijn die helpen bij het fermenteren van de cellulose (achtermaag fermenteerders).
Konijnen en hazen eten hun eigen poep en verteren het een tweede keer. Ze hebben ook een grote blindedarm vol microben die functioneren als de pens van een koe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat wordt hier aangewezen?

A

De glandulaire regio’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat wordt hier aangegeven?

A

Niet glandulaire regio’s van de mucosa, belijnd met meerlagig plaveiselepitheel

22
Q

Wat wordt hier aangegeven?

A

Het cardiale klier gedeelte

23
Q

Wat wordt hier aangegeven?

A

Het fundus klier gedeelte

24
Q

Wat wordt hier aangegeven?

A

De pylorische regio

25
Q

Welke magen van de koe vormen samen het voormagencomplex (pars proventricularis)?

A

Het rumen, reticulum en omasum

26
Q

Wat is de belangrijkste functie van de voormaag bij herbivoren?

A

Het afbreken van het grove planten materiaal

27
Q

Welke term past bij welk plaatje?

A
28
Q

Geef de verschillende laagjes aan

A
29
Q

Geef de verschillende laagjes aan

A
30
Q

Geef de verschillende laagjes aan

A
31
Q

Wat geven de haakjes weer?

A

Rood: lamina epithelialis
Zwart: lamina propria

32
Q

Wat geeft dit zwarte haakje weer?

A

De lamina propria

33
Q

Wat geven de lijnen weer?

A

Groen: tunica submucosa
Blauw: lamina muscularis circularis
Oranje: lamina muscularis longitudinalis
Zwart: tunica serosa

34
Q

Welke structuren zijn hier aangegeven?

A

Rood: arterie
Groen: vene
Blauw: plexus submucosa

35
Q

Wat is hier aangegeven?

A

Plexus myentericus

36
Q

Wat voor epitheel is dit?

A

Gekeratiniseerd meerlagig plaveisel epitheel

37
Q

Uit hoeveel weefsellagen bestaat de tunica mucosa hier?

A

Het bestaat hier uit de l. epithelialis en l. propria. De l. muscularis mucosa is niet aanwezig hier

38
Q

Wat voor spierweefsel is in de lamina muscularis circularis aanwezig?

A

Glad spierweefsel, deze wordt gekenmerkt door een langwerpige vorm met centraal gelegen kernen

39
Q

Waarom zitten er witte stukken tussen het spierweefsel?

A

Het duidt verschrompeling van het weefsel bij fixatie aan

40
Q

Wat voor spiervezels zie je hier?

A

Glad spierweefsel

41
Q

Was dit een longitudinale of cross section van het rumen?

A

Longitudinaal, parallel aan de oriëntatie van de l. muscularis longitudinalis

42
Q

Wat wordt hier aangewezen?

A

l. muscularis mucosa

43
Q

Wat wordt hier aangegeven?

A

Zwart: lamina epithelialis
Oranje: lamina propria
Rood: tunica submucosa

44
Q

Wat wordt hier aangegeven?

A

Rood: lamina muscularis circularis
Geel: lamina muscularis longitudinalis
Blauw: tunica serosa

45
Q

Wat zie je hier?

A

Plexus myentericus

46
Q

Wat wordt hier aangegeven bij een omasum?

A

Rood haakje: lamina epithelialis
Rode pijl: stratum basale
Zwart: lamina propria
Blauw: lamina muscularis circularis
Groen: lamina muscularis mucosa

47
Q

Wat zie je hier?

A

Plexus myentericus

48
Q

Wat kun je zeggen over de dikte van de circulaire en longitudinale laag van deze tunica?

A

Het bestaat uit een dun buitenste longitudinale laag en een dikkere binnenste circulaire laag

49
Q
A
50
Q
A