probleem 6: (in)stability of behaviour Flashcards

1
Q

Persoonlijkheidsontwikkeling

A

gaat over de continuïteit en stabiliteit van mensen in de loop van de tijd en de manier waarop mensen in de loop van de tijd veranderen. Hierin kunnen mensen ook stabiliteit vertonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 belangrijke vormen van stabiliteit

A
  • Rangorde stabiliteit: het handhaven (behoud) van een individuele positie in een groep. Als iedereen van de groep dezelfde verandering qua uiting van traits doormaakt  blijft rangorde van traits gelijk.
  • Mean level stabiliteit: gemiddelde houding/gedrag van groep blijft hetzelfde. Staat voor het gelijk blijven van het gemiddelde level van een bepaalde eigenschap naarmate de populatie ouder wordt.
  • Persoonlijkheid coherentie: de rank order ten opzichte van anderen is gelijk gebleven, maar er is een verschil in de manifestatie/uiting van het persoonlijkheidskenmerk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

3 aannames binnen trait psychologie:

A
  1. Betekenisvolle verschillen, tussen mensen. Trait psychologen zijn vooral geïnteresseerd in hoe mensen van elkaar verschillen. Daarom wordt het vaak differentiële psychologie genoemd. Het zijn de verschillende combinaties van kenmerken die ons zo verschillend maken. Elke persoonlijkheid is het product van enkele basis en primaire kenmerken.
  2. Consistentie over tijd, trait theoretici stellen dat er een mate van consistentie in persoonlijkheid is. Deze benadering is bevestigd door onderzoek. Vooral brede traits als intelligentie, emotionele reactiviteit, impulsiviteit, verlegenheid en agressie vertonen hoge test-retest correlaties. Attitudes zijn minder consistent (vb politieke voorkeur). De manier waarop traits geuit kunnen worden kan veranderen naarmate iemand ouder wordt. Latente trait  blijft stabiel, maar uiting van een trait kan veranderen. Bv: mensen die hoog scoren op ‘sensatie zoeken’ zullen eerder deelnemen aan gevaarlijke activiteiten  iemand van 75 gaat niet meer rotsklimmen, maar eerder risico nemen met gokken.
    Rank order: als een kenmerk bij alle mensen die ouder worden afneemt, behouden ze alsnog dezelfde rank order ten opzichte van andere mensen.
  3. Consistentie over situaties, trait theoretici gaan ervan uit dat kenmerken enigszins consistent zijn over situaties. Dit is een onderwerp van debat  er wordt vanuit gegaan dat iemand een trait in alle situaties laat zien, maar soms heeft de omgeving invloed op of een persoon een kenmerk kan uit uiten of niet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Situationisme (mischel) + persoonlijkheids coëffiënt

A

 Persoonlijkheidspsychologen moeten hun aandacht van persoonlijkheidskenmerken naar situaties verschuiven. Het gedrag verschilt van situatie tot situatie  situationele verschillen spelen een rol bij gedrag en niet onderliggende persoonlijkheidskenmerken.

Ook stelt deze benadering dat mensen een fundamentele attributiefout maken bij een verklaring geven voor oorzaken van het gedrag van anderen.  De fout is dat mensen systematisch de rol van de situatie vergeten en te veel waarde hechten aan persoonlijkheid als verklaring voor sociaal gedrag.

Persoonlijkheid coëfficiënt: correlatie tussen persoonlijkheid en gedrag uitdrukken.
 Laag: situatie heeft meer invloed, ook laag vanwege dat er per situatie meerdere traits van belang zijn.
 Hoe ouder je wordt, hoe stabiel je persoonlijkheidskenmerken  hogere coëfficiënt.
Gemiddeld is 10% van gedrag te wijten aan persoonlijkheid, de rest beïnvloed door situatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gladwell standpunt succesvolle mensen

A

de uitzonderlijke succesvolle mensen zijn zo succesvol vanwege speciale kansen of levenssituaties die hen enig voordeel geven.  Situationele verklaring, omdat de oorzaak van het succes niet in de persoon ligt, maar in de situatie waarom de persoon is blootgesteld. Kansen hebben te maken met iemands succes: hoe meer kansen hoe meer succes.
Kijk op succes: kansen, timing, geluk en hard werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Interactionisme (persoon-situatie interactie) + situationele specifiteit

A

interactionisme, reactie op Mischel’s poging tot het uitdagen van trait consistentie.
2 verklaringen voor waarom mensen doen wat ze doen in bepaalde situatie:
1. Gedrag is een functie van persoonlijkheidskenmerken: B= f (p).
2. Gedrag is een functie van situationele krachten: B= f (s).
 Persoonlijkheid en situaties interacteren om gedrag te produceren: B= f(p x s)
Situationele specificiteit: bepaalde specifieke situaties kunnen gedragingen uitlokken die een persoon normaal gesproken niet vertoont. Vb: zelfverzekerd persoon heeft faalangst bij toetsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

sterke vs zwakke situaties (interactionisme)

A

Persoonlijkheidspsychologen kunnen specifiek gedrag niet helemaal voorspellen. Zij stellen nu dat het gedrag van sommige mensen op sommige momenten kan worden voorspeld. Sommige situaties zijn zo sterk dat bijna iedereen op dezelfde manier reageert  sterke situaties. Vb: overlijden van een kind.
Persoonlijkheid heeft meer invloed op zwakke of ambigue situaties dan op sterke situaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

signature of personality (interactionisme)

A

Situaties waarin bepaalde gedragingen wel of niet voorkomen, zijn informatief. Uit onderzoek blijkt dat mensen gekenmerkt worden door ‘if, if, then patterns’ van gedragingen.  Signature of personality, persoonlijkheid wordt niet allen gezien in gemiddelde frequentie van gedrag, maar ook wanneer en waar dit gedrag voorkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Twee soorten persoonlijkheid:

A
  • Sterke persoonlijkheid, minder beïnvloedbaar voor situationele factoren. Je trekt meer je eigen plan. Je gedraagt je in verschillende situaties hetzelfde  lage zelfmonitoring.
  • Zwakke persoonlijkheid, meer beïnvloedbaar voor situationele factoren. Je gedraagt je in verschillende situaties anders  aanpassen. Hoge zelfmonitoring: mensen zijn bewust bezig met wat anderen van ze vinden en of het gedrag van die persoon past in de situatie. Ze passen zich makkelijker aan da mensen met lage zelfmonitoring.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

situationele selectie (andere vormen van interactie p en s)

A

men kiest de situatie waar hij of zij zich in bevindt. Dit is niet random. De setting waarin een persoon zich bevindt, weerkaatst zijn of haar persoonlijkheid. De situatie kan echter ook de persoonlijkheid beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Evocation (andere vormen van interactie p en s)

A

bepaalde persoonlijkheidskenmerken kunnen specifieke reacties van de omgeving uitlokken. Mensen kunnen hun eigen omgeving creëren door bepaalde reacties van anderen uit te lokken. Bijvoorbeeld: iemand die onaangenaam en manipulatief is, lokt vijandigheid en vermijding bij anderen uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

manipulatie (andere vormen van interactie p en s)

A

dit zijn verschillende manieren waarop mensen het gedrag van anderen beïnvloeden. Het is het intentionele gebruik van tactieken om anderen te sturen, beïnvloeden en te veranderen.  Manipulatie van sociale situatie. Verschillende tactieken:
o Charm tacktiek: complimenten geven, warm en verzorgend gedragen en gunsten verlenen om anderen te beïnvloeden.
o Silent treatment: anderen negeren of niet reageren.
o Coercion: eisen stellen, schreeuwen, bekritiseren, schelden en bedreigen om van anderen te krijgen wat men wil.
Verschil tussen selectie en manipulatie  bij selectie worden bestaande omgevingen gekozen en bij manipulatie wordt de omgeving gewijzigd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Aggregatie

A

 Het proces van het optellen van of het gemiddeld maken van verschillende opzichzelfstaande observaties. Dit leidde tot betere meer betrouwbare metingen van een persoonlijkheidskenmerk dan een enkele observatie van gedrag.  Van belang voor kijken naar gedrag van persoon over de lange termijn en niet tijdens één enkel moment in de tijd. De invloed van persoonlijkheid op gedrag is zo beter te observeren.

Aggregatie is een techniek die ontwikkeld is om trait metingen te verbeteren door items aan een vragenlijst toe te voegen of door meer te observeren. Aggregatie houdt in dat traits slechts één invloed zijn op gedrag op gegeven tijd, maar verschillende factoren beïnvloeden waardoor een persoon één ding doet en niet een ander. Het verwijst ook naar een gemiddeld level van traits  vergelijkbaar met setpoint level in gewicht. Het schommelt van dag tot dag maar er is een gemiddeld level.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Average tendencies (aggregatie)

A

persoonlijkheidskenmerken zijn eigenschappen die over het algemeen bepalen hoe iemand zich op de lange termijn gedraagt, maar je kunt geen voorspelling doen voor één specifieke situatie. Tegenhanger  stabiliteit over tijd, 1 observatie is genoeg om iemands persoonlijkheid te bepalen.

Let op: het betekent niet dat een vragenlijst meer valide en betrouwbaar wordt door enkel het toevoegen van items.
- langere vragenlijsten kunnen vervelend zijn voor de participanten om in te vullen haasten om door vragen heen te komen.
- korte vragenlijsten zijn in meer situaties af te nemen, zoals winkelcentrum of ov.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Levels van analyse

A

Persoonlijkheid over de tijd kan over drie levels geanalyseerd worden:
1. Populatie level, heeft betrekking op verschillen en consistentie die op, om en nabij iedereen van toepassing zijn. Vb: iedereen gaat door de puberteit.
2. Groepsverschil level, sommige veranderingen over tijd beïnvloeden verschillende groepen van mensen anders (vb; sekseverschillen of culturele verschillen)
3. Individuele verschillen level, persoonlijkheidspsychologen focussen op individuele verschillen in persoonlijkheidsontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Stabiliteit over tijd

A
  • Stabiliteit in de kindertijd: stabiele verschillen ontstaan, gemiddelde levens van stabiliteit van temperament verschijnen tijdens het eerste jaar en het level van stabiliteit wordt vergroot naarmate het kind ouder wordt.
  • Stabiliteit in de volwassenheid:
    o Rank order stabiliteit, de traits neuroticisme, openheid en agreaableness en conscientiousness vertonen allemaal gemiddelde tot hoge levels aan stabiliteit. Dit geldt ook voor zelfvertrouwen  sprake van rank order stabibileit. Persoonlijkheid consistentie neemt lineair toe naarmate een persoon ouder wordt, de piek ligt na 50.
    o Mean level stabiliteit, hiervoor geldt een relatieve stabiliteit. Maar er kunnen wel veranderingen plaatsvinden. Zo scoren de mensen lager op neuroticisme, negatieve affectiviteit, flexibiliteit en ambitie en sensatie zoeken naarmate ze ouder worden. Emotionele stabiliteit, zelfstandigheid en agreableness nemen juist toe. Men scoort hoger op agreeableness en conscientiousness naarmate ze ouder worden. De big five persoonlijkheidskenmerken kunnen worden veranderd door middel van therapie.