Readings Week 3 Flashcards

(10 cards)

1
Q

Wat bedoelt Brubaker met “groupism” en waarom is het problematisch?

A

“Groupism” is de neiging om etnische groepen als homogene, duidelijk afgebakende en handelende eenheden te beschouwen. Brubaker bekritiseert dit omdat het analytisch verengt en ten onrechte aannames over homogeniteit en agency toeschrijft aan categorieën die sociaal geconstrueerd en fluctuerend zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is Brubakers alternatief voor het denken in termen van ‘groepen’?

A

Brubaker stelt voor om te denken in termen van ‘groupness’: een variabele toestand die afhankelijk is van context, tijd en interactie. Groepsvorming is een proces, geen vaststaand gegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe stelt Brubaker voor om etnisch conflict te analyseren?

A

Etnisch conflict moet worden begrepen als een proces van etnificatie, vaak gestuurd door organisaties en elites, en niet als botsing tussen voorgegeven ‘etnische groepen’. Hij pleit voor een analyse van hoe groepen worden gemaakt in plaats van aangenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke rol spelen etnisch-politieke ondernemers volgens Brubaker?

A

Ze gebruiken performatieve praktijken om groepen te creëren en te mobiliseren. Door een groep te ‘roepen’, maken ze die vaak ook realiteit (reïficatie). Analytici moeten deze processen bestuderen, maar niet reproduceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen categorieën en groepen in Brubakers betoog?

A

Categorieën zijn classificaties (zoals “Kurd” of “Tutsi”), maar geen sociale groepen tenzij er interactie, herkenning en organisatie ontstaat. Veel analyse verwart deze twee en veronderstelt groupness waar het ontbreekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe ontstond volgens Berman moderne etniciteit in Afrika?

A

Moderne etniciteit is een koloniale constructie, gevormd door de interactie tussen prekoloniale patron-client structuren en koloniale administratie, die etnisch afgebakende ‘stammen’ institutioneel vastlegde en essentialiseerde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat bedoelt Berman met ‘moral ethnicity’ en ‘political tribalism’?

A

Moral ethnicity verwijst naar intern gegroeide solidariteit en legitimiteit gebaseerd op gedeelde morele normen.

Political tribalism is het extern inzetten van etniciteit om toegang tot macht en middelen te verkrijgen in de koloniale/postkoloniale staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe werkt patronage volgens Berman door in postkoloniale staten?

A

Patronage-netwerken zijn dominant gebleven en vormen de belangrijkste link tussen staat en samenleving, vaak ten koste van democratische instellingen. Ze leiden tot een gefragmenteerde en gepersonaliseerde politieke cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is Berman’s kritiek op moderniseringstheorie en marxistische benaderingen?

A

Beide negeren de historisch-culturele complexiteit van Afrika. Moderniseringstheorieën beschouwen etniciteit als ‘achterlijk’, terwijl marxisten moeite hebben met het erkennen van cultuur en identiteit als belangrijke factoren in politieke mobilisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is volgens Berman het gevaar van ‘uncivil nationalism’?

A

Uncivil nationalism ondermijnt statelijke legitimiteit, bevordert etnische fragmentatie en verhindert de vorming van nationale eenheid. Het belemmert democratisering en versterkt de ‘politics of the belly’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly