sachariden Flashcards

(68 cards)

1
Q

vb polyschariden

A

zetmeel = amylose, amylopectine
glycogeen = amylopectine
–> maltose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

vb disachariden

A
  • maltose dr maltase nr 2x glucose
  • sucrose dr sucrase nr 2x galactose
  • lactose dr lactase nt glucose en galactose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hexose of pentose: glucose, fructose, xylose, galactose

A

alleen xylose pentose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

geproduceerd en actief in..: amylase, maltase, sucrase, lactase

A
  • speeksel amylase gepr in speekselklieren en actief in speeksel
  • pancrease amylase en andere gepr in pancreas en actief in darmen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

van polysachariden tot glucose

A

1) poly/disachariden
2) mono sachariden
3) van darm naar portaal sysyteem enzo lever
4) hepatische conversie bij passage lever
5) glucose, galactose, fructose naar glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

gevolgen hepatische conversie

A
  • galactosemie en fructosemie dalen na maaltijd
  • gluctose in bloed en cellen (lever, spier, vetcellen)
  • gluctose als energie of naar andere endogene componenten omgezet
    (xylose niet door lever omgezet)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

referentiewaarden

A

8u vasten:
3.3-5.3 mmol/l volbloed
60-95 mg/100 ml volbloed
=/= plasma!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

glucosemie binnen grenzen belangrijk

A
  • voor hersencellen!
  • IC sachariden stapele miniem vermogen
  • geen vetten als energie
  • glucose exclusieve brandstof
  • bij hypoglycemie beetje ketonlichamen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ernstigheid hypoglycemie

A

< 50 = neurologische symptomen
< 40 = suffig met bewustheidsdaling
«40 = hypoglycemische coma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

glycemie binnen grenzen door…

A

verwerking en productie
- geregeld door insuline en glucagon (en adrenaline, glucocorticoïden, groeihormoon)
- insuline = verwerking
- rest = productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

insuline is..

A

polypeptide
- gepr in beta cellen van eilandjes van langerhas in pancreas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

werking insuline

A
  • veel glucose -> meer insulineproductie -> meer celpermeabiliteit van cellen voor glucose -> meer glucoseopname in spier, vet en levercellen -> daar glucoseverwerking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

glucoseverwerking oiv insuline

A

1) glucose -> pyruvaat & ATP
2) pyruvaat anaeroob -> lactaat
2) pyruvaat aeroob -> acetyl coA
3) glycogenese naar lipogenese (actely coA -> vetzuren -> triglyceriden -> cholesterolesters -> geen stapelingslimiet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

glucoseproductie oiv glucagon

A

1) glycogeen -> glucose
2) gluconeogenese (triglyceriden -> glycerol -> glucose)
3) lipolyse (EW -> AZ -> glucose) (lactaat -> glucose)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

pathologie bij metabolisem suikers

A

zelfregeling doorbroken indien: te weinig insuline vrijgesteld of insuline mindere werking
=> hyperglycemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

tekeningen normaal, hyperglycemie met en zonder glucosurie & glucosurie zonder hyperglycemie + waarom geen glucosurie??

A

p4 dia 15
+ TR (tubulaire reabsorptie) niet overschreden!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

diabetes melliticus

A

= DM
- d= doostromen & m = honingzoet
- metabole aandoeningen mey hyperglycemie
- GEEN D insipidus door verlaagd ADH
- van verborgen ziekteproces met N glucosetolerantie -> verstoord glucosetolerantie -> klinische diabetes (insuline toedienen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

oorzaken DM

A
  • aandoening deel pancreas verantwoordelijk insuline prod = primair
  • ziekte ander orgaan of ander deel pancreas = secundair
  • zwangerschapsdiabetes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

DM type 1

A
  • meestal <25j
  • meestal ernstig
  • erfelijkheid (HLA-DQ) & uitlokkende omgevingsfactoren (toxine, virale infectie)
  • immunologische reactie (auto AL tegen eilandjes -> destructie beta cellen -> absolute insuline deficientie)
  • indien geen auto AL = ideopatisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

DM type 2

A

> 40
- minder ernstig
- insuline secretie vertraagd of defect & insulineweerstand
- weerstand: permeabiliteit voor glucose verhoogt nietmeer, meer insuline nodig & permeabiliteit voot glucose van vetcellen niet verlaagd
- verhoogde kans bij: leetijd, obesitas, hoge calorie inname, weinig beweging, zwangerschapsdiabetes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

behandeling type 2

A
  • vermageringsdieet
  • meer beweging
  • eerst orale hypoglykemierende GM dan insuline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

kenmerken DM

A
  • geen of minder glucose verwerkingsprocessen -> hyperglycemie
  • TR-drempel overschreden
  • polyurie (osmotische diurese)
  • polydipsie
  • cellulair glucose tekort
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

cellulair glucose tekort

A
  • glucogenolyse & gluconeogenese met proteolyse & lipolyse
  • triglyceriden gemobiliseerd & afgebroken
  • meer vrije vetzuren in bloed (-> acetyl coA -> CO2 & H2O = energie via krebs)of (ophoping acetyl coA: 2 acetyl coA -> aceto-acetyl coA)
  • ketonlichamen = acetoacetaat/aceton/beta-hydroxybutyraat
    -> gedeeltelijk E in spieren & hersenen
    -> progressieve metabole acidose
    -> ketonlichaamen verhoogd in serum & urine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

andere oorzaak keto-acidose & ketourie

A
  • 2 maaltijden overslaan
    -> trigluceriden afbreken
    -> ketolichamen gevormd
    -> keto-acidose
    -> vastenketonurie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
hyperglycemie
- meer glucose gebonden aan langlevende EW - structuur & functie EW aangetast met: -> hoger risico atherosclerose (macro-angiopathie) & aantasting kleine bloedvaten thv glomerulus (micro-albuminurie), netvlies & bij extremiteiten minder doorbloeding
26
wanneer hyperglycemie
hoger dan ref maar lager dan diabetes waarden -> bij vermoeden gestoorde glucose tolerantie OGTT uitvoeren (kan DM)
27
hypoglycemie bij DM
- teveel insuline - onvoldoende suikerinname - zware inspanning
28
hypoglycemie geen DM
- insulinoom: endocriene neoplasie met hoge productie insuline - glycogeenstapelingsziekte: glycogeen -/-> glucose - galactosemie - fructose intolerantie
29
verhoogde fructose in bloed
- zeldzaam als aangeboren aandoening - postprandiaal: overdadig eten honing/fruit
30
verhoogde lactose in bloed
- in serum & urine bij 3e trim zwanger - lactose intolerantie (def lactase)
31
schema lactose & galactose zonder transferase + zijweg (UDP- of galactose 1 fosfaat uridyl-)
- lactose -> ⬆ galactose & glucose ↛ glucose - ⬆ gal 1 P & UDP-glucose ↛ glu-1-P & ⬇ UDPgalactose -> ⬇ galactolipiden -> myelineschede (minder snelle doorgave zenuwimpulsen - glycogeen -> D-glu-1-P -> + UTP -> UDP - glu & P-P -> epimerase -> UPD galactose -> galactolipiden
32
galactosemie
- ernstige pathologie - GI klachten - braken - gewichtsverlies - mentale retardatie - hypoglycemie - nierbeschadiging - cataract (opstapeling galactosein ooglens) - levenslang streng dieet, lactose & galactose arm dieet
33
klinische relevantie
- glucose bepaald in urine, plasma of volbloed - 1st teststrook (50 mg/dl) - bij polyurie & polydipsie -> glycemie meten - soms galactose & lactose in urine/plasma bij pasgeboren + GI problemen -> glucotest - reducerende suikers (glucose, fructose, galatose, lactose, maltose) - bij galactosurie teststrook - & gluco test + - chromatografie voor verder identificeren suiker
34
staalname suikers in urine
- ochtend/willekeurige urine - soms 24u urine - bac cont vermijden > verbruiken glucose & galactose - 2-8 °C & ASAP sticken - bep galactose > -20°C
35
semi kwantitatieve screeningstest glucose reactie
p 11 dia 6
36
semi kwantitatieve screeningstest glucose
- specifiek maar niet 100% vr glucose -> interferentie door ascorbinezuur in 2e stap (O2 vrij) - vit C interfereerd (ox ipv O2 acc) - extra zone op stick vr vit C OF op reagenszone ascorbaat-oxidase (zet asc om)
37
kwantitatieve bepaling glucosurie
- bij screening glucosurie + > conc glucose op zelfde staal -> alle glucose gemeten (36% alfa-D-glucose > niet nr D-gluconolacton, eerst beta-D-glucose - daarna glucose-oxidasemethode
38
opsporen reducerende suikers
- glucosetest (tablet): kopersulfaat, NaOH & citroenzuur - red suiker + kopersulfaat > koperoxide (warmte & alkalische pH) - warmte door NaOH + citroenzuur
39
klinische relevantie ketolichamen
- aceton - acetoacetaat - b-OH-butyraat - urine: N geen - serum: N minimaal
40
diabetici vs MLt ketolichamen meten
- ptn zelf in urine & cap bloed - MLT in urine met teststrook of serum/plasma/bloed
41
ketostix
- acetoacetaat + glycine & natriumnitroprusside > lavendelpaars - aceton reageert weinig - b-OH-butyraat reageert niet (geen ketofunctie)
42
bep b-OH butyraat
opdracht cursus
43
klinische relevantie glycemie
- GGT of DM snel ontdekken - meten bij: -> ptn met genetische voorbeschiktheid --> AI AL regelmatig opsporen (diagnose stellen in preklinische fase, voor hyperglycemie) --> bij hyperglycemie, al lang preklinisch > irreversiebel letsel pancreas > geen genezing > insuline -> typische klachten voor DM -> zwangere -> glucosurie -> ouderen/obese ptn --> nuchtere glycemie: elke3j indien>45j z DM OF < 45j bij risicogroep DM, FREQUENTER bij > 45j met risico
44
staalname glycemie
- bloed: inhibitor glycolyse & anticoagulans - POCT op cap bloed met glucometer - nuchter OF 2u postprandiaal
45
stroomschema glycemiebepaling
1) plasma 2u postprandiaal > glucose norm > STOP 2) glucose hoog > >200mg/dl & symptomen DM > DM 3) < 200 mg/dl 4) nuchter > >126 mg/dl >DM 5) OGTT (indien geen DM gekend) 6) > 200mg/dl 2u na 75g glucosebepaling >DM
46
OGTT
- vaststellen gestoorde glucose tolerantie - arbeidsgeneeskunde preventief elke 6m vragen bij chauffeurs & beroepen grote verantwoordelijkheid - soms door gerechtelijke geneeskunde na ongeval in coma (hypoglecemie) - screeningtest bij zwangere (challenge test) -> indien + diagnostische OGTT - praktische uitvoering OGTT lezen in cursus
47
ref OGTT
veneus plasma: - 3.9-5.8 mmol/l - 70-105 mg/dl nuchter < 6.1 mmol/l OF <110 mg/dl 2u na glucosebelasting < 7.8 OF <140 DM nuchter > 7 OF >126 DM 2u na > 11.1 OF >200 GGT nuchter - 6.1-7 OF 110-126 GGT na - 7.811.1 OF 140-200
48
OGTT (50 g) zwangeren
- > 140 mg/dl > diagnostische test 100g glucose>beoordeel drempel waarden in veneus plasma: NUCHTER = 105 mg/dl NA1U = 190 NA2U = 165 NA3U = 145 => meer dan 2 hoger = zwangerschapsdiabetes
49
diabetici algemeen besluit
- DM type 1 = altijd insuline - DM type 2 = dieet & veel bewegen, orale hypoglykemierende farmaca, dan insuline - DM type 1&2 = regelmatig glycemie, soms ketonen, in functie hiervan dieet & medicatie
50
bepaling glycemie
- geautomatiseerd met enzymatische substraatbepaling - glucose-hexokinase of glucose-oxidase
51
glucose-oxidase methode
- idem urine - laatste stap: chromogeen + H2O2 -> chromo en H2O - interferentie vit C (lager)
52
hexokinase methode
- p16 dia 26 1) glucose + atp > glucose-6-fosfaat + ADP 2) glucose-6-P + NADP+ > gluconaat-6-P + NADPH + H+ 3) G-6-PDH = glucose-6-Pdehydrogenase
53
glucodehydrogenase methode
glucose + NAD+ > D-glucono-delta-lactone + NADH + H+
54
bijkomende bepaling opvolging DM
- doel = glycemie N of lichte verhoging want ernstige gevolgen -> typische verwikkeling niet goed geregelde DM: > metabole acidose > atherosclerose (macroangiopathie) > microangiopathie - moeilijkheid opvolgen DM in labo: -> glycemie > momentopname > grote frequentie -> glucosurie op 24u > glucose in 24u niet ideaal - soms glucose dag/nacht curve - HbA1c: idee glycemie langere termijn - pt eigen glycemie meten & therapie aanpassen
55
glucose dag/nacht curve
- tijdens staalname: zo normaal mogelijk dagpatroon met gestandaardiseerde maaltijden - glucose dagcurve: 9-11-14-17u -> 9u = nuchter, erna eten -> na 12u lunch -> na 17u eten - glucose nachtcurve: 20-21-24-4u - doel = nagaan werking therapie (pre&post prandiaal & nacht)
56
HbA1c
= fast Hb - DM op lange termijn opvolgen met HbA1c -> chemische reactie (glucose + HbA0) - conc = glycemie voorbije 2m - conc = contacttijd (levensduur Hb & RBC) glucose & HbA0 -> contacttijd laag dr hemolytische ziekten > onbetrouwbaar
57
Hb varianten
- niet geglycos Hb - HbA0 -> a2b2 globine ketens -> >90% bij niet D -> 78-90% bij diabeten - HbA2 -> a2d2 -> 2% niet D -> 2% D - HbF -> a2g2 -> <1% niet D -> <1% D
58
geglycos Hb
= HbA1 - Hb A1a1 -> <1% - Hb A1a2 -> <1% - Hb A1b -> <1% niet D -> <0.8% D - Hb A1c -> 4-6% niet D -> tot 20% D
59
HbA1c
- gevormd bij reactie glucose & valine aan aminoterminale uiteinde b-keten HbA -> traag chemische, niet enzym reactie in levensduur RBC -> irreversiebele eleminatie HbA1c, afbraak RBC -hoge glycemie > hoge HbA1c > 2x tov N => behandeling beter opvolgen, aanpassen & therapietrouwheid controleren
60
bepalingsmethode HbA1c
volbloed(hemolyseren) /heparine /EDTA /oxalaat - bepalingsmethode = mogelijkheid inter-labo vgl (QC) - HPLC (=/= lading HbA & HbA1c) - immuno-assay (=/= structuur)
61
geglyceerde eiwitten (fructosaminen)
- HbA1c (voorkeur) -> glucose - proteine van Hb = gluco Hb -> reflecteerd glycemie van 2m -> HbA1c hoog = DM - fructosaminen -> glucose-circulerende proteinen = geglyceerde eiwitten -> reflecteerd glycemie van 3w -> fructosaminen hoog = DM -> 3w = kort
62
bepaling insuline of C-peptiden
- pro-insuline (84 AZ) = A keten-C-peptiden-B-keten - insuline (51 AZ) = A-keten-S-S-B-keten - C-peptiden (33AZ) = C-peptiden -> goede correlatie tss C-pep & endogeen insuline
63
bepaling C-peptiden
- bij hoog glycemie > na 6min ook hoog insuline - 0' bloedafname C-pep & toedienen glucose - 6' bloedafname C-pep -> obese type II D 0=laag & 6=hoger -> type I D 0&6=
te veel insuline gespoten = laag - insulinoom = hoog
64
meten lactaat & pyruvaat klinische relevantie
- lactaat af en toe pyruvaat zeer weinig - glucose breek af tot pyruvaat & ATP -> uit pyruvaat acetylCoA (aeroob) of lactaat (anaeroob) - lactaat in bloed = prod door skeletspieren, hersenen & RBC = metabolisme lactaat door lever & spieren - lactaat -> glucose = gluconeogenese - lactaat hoog bij inspanning of minder zuurstof opname door weefsels (shock of hypovolemie)
65
staalname lactaat/pyruvaat
- bij rust: pt 2u volledige rust & nuchter - bij inspanning -> bloed in capillair of spuit op heparine (geen contact lucht) -> bloed + anticoagulans om glucose -/> lactaat
66
bepaling lactaat
- lactaat + NAD+ <-> pyruvaat +NADH + H+ - sterke reactie -> door pH 9-9.6 & overmaat NAD+
67
bepalng pyruvaat
- pyruvaat + NADH + H+ <-> lactaat + NAD+ - sterke reactie -> pH 7.5
68
referentiewaarden lactaat/pyruvaat veneus bloed
- L = 0.9-1.7 mmol/L OF 8.1-15.3 mg/dl - P = 34-103 µmol/L OF 0.3-0.9 mg/dl - soms lactaat/pyruvaat ratio berekend