Spieren deel 1 Flashcards

1
Q

Noem van de spieren van het asskelet de oppervlakkige laag.

A

M. Splenius, gaat aangrijpen ter hoogte van de halswervels en bij carnivoor ter hoogte van de squama occipitalis. Start op de fasciae spinocostotransversarius.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bij welk dier kan de m. splenius in contractuur gaan?

A

Vnl bij dressuurpaard, doordat deze vaak met de kin tegen de keel aanlopen. De spier rekt dan veel uit en dit is pijnlijk voor het paard. Het paard gaat de aangetaste zijde ontlasten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de fascia spinocostotransversarius?

A

Is een plooi gelegen tussen het spinaaluitsteeksel, transversaal uitsteeksel en de ribben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe zijn de spieren van het asskelet georiënteerd?

A

Naar gelang diepte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke spieren vallen onder de intermediaire laag? (spieren van het asskelet)

A
  • M. Iliocostalis

- M. Longissimus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke van de twee spieren van de intermediaire laag is het meest lateraal gelegen?

A

m. Iliocostalis. Deze is vnl te vinden tussen het os ilium en de thorax.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat kun je vertellen over diepere spieren ten opzichte van oppervlakkige spieren?

A

Dat diepere spieren minder lang zijn en dus minder gewrichten overbruggen dan oppervlakkige spieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe zie je de m. iliocostalis?

A

Ter hoogte van de thorax zie je deze spier het beste, je ziet een soort getande spier. Het cervicale deel is enkel maar zichtbaar ter hoogte van de laatste halswervels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe is de m. longissimus gelegen ten opzichte van de m. iliocostalis?

A

De m. longissimus is meer mediaal gelegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke delen kunnen we onderscheiden aan de m. longissimus?

A

Pars lumborum, cervices, atlanta en capitis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de functies van de buikspieren?

A

= Dragen van de buikorganen
= Buikpers bij defecatie en partus
= Krommen van de rug, want het zijn hypaxiale spieren
= Gefoceerde ademhaling
= Verantwoordelijk voor de vorming van het lieskanaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg het verschil uit tussen de liesring en het dijkanaal

A

De liesring heeft iets te zien met de gonaden en wordt begrenst. Het dijkanaal is niet begrenst en wordt gebruikt door leidingen om naar het achterbeen te gaan. De toegang tot het dijkanaal is achter het ligamentum inguinale gelegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bespreek de opbouw van de rectusschede

A

De mediale schenkel van de m.o.a.e is versmolten met de laterale schenkel van de m.o.a.i. De mediale schenkel van de m.o.a.i is versmolten met de m.t.a, als deze op die locatie aanwezig is. Op die manier wordt de rectusschede gevormd waar de m.r.a in gelegen is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke buikspier is het meest lateraal gelegen?

A

De m. obliquus abdomens externe met een caudoventrale vezelrichting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vertel iets over de origo van de m. obliquus abdominis externe

A

We hebben een gedeelte wat op de ribben start, dit ziet er getand uit en wisselt af met de m. serratus ventralis. Het lendengedeelte start op de laatste rib en de fasciae thoracolumbale.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe noemen we de mediale schenkel van de m. obliquus abdominis externe?

A

De buikpees, deze eindigt in de linea alba.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe noemen we de laterale schenkel van de m. obliquus abdominis externe?

A

De bekkenpees, deze grijpt aan op tendo prepubicum, fasciae iliaca en tuber coxae.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat kunnen we terug vinden tussen de mediale en laterale schenkel van de m. obliquus abdominis externe?

A

De uitwendige liesring. Bij paarden hebben uit de laterale wand het ligamentum femoralis. Dit loopt naar de mediale femur condyl en verhinderd zijdelings slaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat kun je vertellen over de m. obliquus abdominis interne?

A

Deze is onder de m. obliquus abdominis externe gelegen en heeft een cranioventrale vezelrichting. De origo is het tuber coxae, ligamentum inguinale en transversaal uitsteeksel.
De insertie is ook weer opgedeeld in een laterale en een mediale eindpees, die versmelt ter hoogte van de linea alba. Onder de inwendige liesring is het buikvlies gelegen. De testis duwen het peritoneum naar buiten waardoor de testis buiten de buikholte komen te liggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat kun je vertellen over de m. transversus abdominis?

A

Deze start op de binnenzijde van de laatste paar spieren maar ook op de transversaal uitsteeksels en de fasciae thoracolumbale. De caudale rand noemen we de linea arcuata. De ruimte die overblijft, waar dus geen m. transversus abdominis aanwezig is, noemen we de fossa paralumbalis.
Bij paarden is deze spier niet sterk aanwezig door het aantal ribben en de bekkenstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat kun je vertellen over de m. rectus abdominis?

A

Deze is oppervlakkig en ventraal gelegen op de linea alba. De spier start op de ribben (T4-T8) op het rijkraakbeen. Insertie vindt plaats ter hoogte van het tendo prepubicum. De spier is gelegen in de rectus schede.
De stukjes peesweefsel tussen de verschillende spierbuiken in noemen we de intersectiones tendinea.

22
Q

Wat zijn epaxiale spieren?

A

Hebben een strekkend effect, brengen de hals naar boven. Zijn boven de wervels gelegen.

23
Q

Wat zijn hypaxiale spieren?

A

Spieren die buigen bv de buikspieren.

24
Q

Waar zijn de strekkers van de kop gelegen?

A

Aan de dorsale zijde, deze zijn zeer diep gelegen.

  • M. rectus capitis dorsalis minor : Deze loop van de sqauma occipitalis naar de atlas tuberculum dorsale.
  • M. rectus capitis dorsalis major : Gelegen op de 1e spier. Loopt van squama occipitalis naar de processus spinosus van de axis.
  • M. Obliquus capitis cranialis : Straalt uit in de alae atlantis.
  • M. Obliquus capitis caudalis : Is breder dan de craniale en loopt van de alea atlantis tot de processus spinosus van de axis.
25
Q

Waar zijn de buigers van de kop gelegen?

A

Aan de ventrale zijde

  • M. rectus capitis ventralis : Breder dan de dorsale stegen hanger. Ontspringt ter hoogte van het foramen magnum.
  • M. rectus capitis lateralis : Vanaf de processus paracondylaris/jugularis naar de ventrale zijde van de axis.
  • M. longus capitis : Start naast de processus paracondylaris. en loopt naar een aantal halswervels verder. Is een onderdeel van de m. longus colli.
26
Q

Waarom is er weinig/nood aan de verbindingsspieren asskelet-achterbeen?

A

Er is al een gewricht tussen sacrum en bekken. Ter hoogte van het voorbeen was dit er niet.

27
Q

Weergeef het verschil tussen de korte en de lange lendenspieren?

A

De korte lendenspieren hechten aan op het heupgewricht terwijl lange lendenspieren aanhechten op de femur. Het zijn beide wel hypaxiale spieren.

28
Q

Geef voorbeelden van korte en lange lendenspieren

A

Korte lendenspieren : M. psoas minor, zorgt voor het kantelen van het bekken en ook de m. quadratum lumborum.

Lange lendenspieren : M. psoas major. Zorgt voor het buigen van het heupgewricht.

29
Q

Wat is een uni-pennate spier?

A

Een spier waarbij de een aan de zijkant gelegen is. Een voorbeeld hiervan is de m. psoas minor. We noemen deze spier noemen we ook wel de haas.

30
Q

Wat weet je van de m. psoas minor?

A

Dat deze start aan de ventrale zijde van de wervelkolom en eindigt op tuberositas m. psoas minor. Deze spier bedekt de m. quadratus lumborum.

31
Q

Hoe is de m. quadratus lumborum opgebouwd?

A

Deze spier bestaat uit een ilocostaal deel en een iliotransversaal deel. Grijpt aan op de ribben en zal daardoor een rol spelen in de geforceerde ademhaling.

32
Q

Wat kun je vertellen over de eindpezen van de m. psoas major en minor?

A

Dat de eindpezen dicht bij elkaar lopen. Hiertussen is de n. femoralis gelegen. Deze kan bekneld raken, die zenuw innerveert o.a. de m. quadriceps femoris.

33
Q

Hoe is de m. psoas major gepositioneerd ten opzichte van de minor?

A

De major is lateraal gelegen.

34
Q

Wat is bij grote en kleine huisdieren het verschil in de m. psoas major?

A

– Bij grote huisdieren is er ook een aangrijp gedeelte ter hoogte van de ribben, er wordt dus ook een rol gespeeld in de geforceerde ademhaling

  • Bij carnivoren is deze spier versmolten met de m. iliacus. We spreken over de m. iliopsoas.
35
Q

Naar waar gaat de eindpees van de m. psoas major

A

Naar de mediale zijde van de femur gaan. En grijpt aan op trochanter minor.

36
Q

Wat is er verder nog speciaal aan de m. psoas major

A

Dat deze via de lacuna musculorum naar de buitenwereld gaat.

37
Q

Wat doet de m. iliacus?

A

Is geen echte verbindingsspier, maar gaat iets doen met het os ilium. Lijkt de m. psoas major op te delen in lateraal en mediaal. Bij kleine huisdieren zien we een volledige versmelting van de m. psoas major met de m. iliacus. We spreken van de m. iliopsoas.

38
Q

Waar start de m. extensor digitorum longus?

A

In de fossa extensoria samen met de m. peroneus tertrius.

39
Q

Waar eindigt de m. extensor digitorum longus?

A

Ter hoogte van de processus extensorius ter hoogte van de 3e phalanx.

40
Q

Hoe situeert de m. extensor digitorum longus zich ter hoogte van het onderbeen?

A

Is gelegen tussen de m. tibialis cranialis en de m. peroneus tertrius. Deze lopen ook gemakkelijk door de 3 ringbanden die vervanger zijn van het retinaculum extensorium. De spier loopt door de sulcus extensorius.

41
Q

Wat zijn de functies van de m. extensor digitorum longus?

A
  • Strekken van de knie
  • Buigen van de tarsus
  • Strekken van de tenen
42
Q

Leg uit over de diersoort verschillen bij de m. extensor digitorum longus

A
  • Paard : De eindpees eindigt ter hoogte van de processus extensorius ter hoogte van het hoefbeen. Deze eindpees krijgt versteviging van de m.i.m
  • Rund : Lateraal oppervlakkig hoofd, die naar de laterale en mediale teen gaat.
    Mediaal diep hoofd, die naar de mediale teen gaat en versteviging krijgt van de m.i.m. We spreken van een eigen strekker van de mediale teen.
  • Carnivoor : Opdelen in 4e en gaat naar de verschillende steuntenen naar de phalanx distale. De steuntenen zijn II/III/IV/V. Ontvangen versteviging van de m.i.m.
43
Q

Waar start de m. extensor digitorum laterale?

A

Ter hoogte van het fibula hoofdje en de laterale collateraalband.

44
Q

Waar is de m. extensor digitorum laterale gelegen?

A

Achter de peroneus groep.

45
Q

Leg uit over de diersoort verschillen bij de m. extensor digitorum laterale

A
  • Paard : Versmelt onder de tarsus met de m. extensor digitorum longus.
  • Rund : Gaat naar de eigen strekker van de laterale teen en eindigt aan de dorsale zijde van het klauwbeen. Ontvangt verstevingingstroken van de m.i.m.
  • Carnivoor : Gaat naar de longus en versmelt voor degene van teen V.
46
Q

Waar start de m. extensor digitorum brevis?

A

Ter hoogte van de basis calcaneus.

47
Q

Tot wat behoord de m. extensor digitorum brevis?

A

Tot de korte beenspieren.

48
Q

Vertel iets over de diersoort verschillen bij de m. extensor digitorum brevis

A
  • Paard : Versmelt met de longus.
  • Rund : Versmelt op de longus voor de gemeenschappelijke strekker (dus naar het laterale oppervlakkige hoofd)
  • Carnivoor : 3 spierbuikjes die versmelten met de longus voor teen II/III/IV.
49
Q

Waar start de m. flexor digitorum superficiale?

A

Ter hoogte van de fossa tuber supracondylare.

50
Q

Welke spier van de tenen heeft iets te doen met de tuber calcaneus?

A

De pees van de m. flexor digitorum superficialis maakt een peeskap op het tuber calcaneus. De eindpees draait dan mediaal over de agillispees.

De m. extensor digitorum brevis start op de basis calcaneus.