Spijsvertering Flashcards

(105 cards)

1
Q

cheiloschisis

A

gespleten lip
- meestal unilateraal
- kan doorlopen tot neusgat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

palatoschisis

A

gespleten gehemelte
- melk zuigen niet mogelijk -> kans op verslikkingspneumonie
- oorzaak: erfelijk > toxines, teveel vit A moeder, cortisonen tijdens dracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

brachygnatia superior

A

verkorting van bovenkaak
- langere onderkaak = chondrodystrofische rassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke kaak raskenmerk van chondrodystrofische rassen? En langsnuitige rassen?

A

chondrodystrofisch: brachygnatia superior
langsnuitig: brachygnatia inferior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

prognatia

A

onderbeet: onderkaak langer dan bovenkaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke dieren hebben macroglossie?

A
  • brachycefalen soms
  • BWB: algemene hypertrofie -> tong vergroot
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is meestal de oorzaak van catarrale stomatitis?

A

gist (candida albicans) -> geel/grijzig pseudomembraneus beleg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is oorzaak voor vesiculaire/ulceratieve stomatitis?

A
  • virussen bv. calicivirus
  • auto-immuun aandoening (pemphigus)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ontstaat er bij ulceratieve stomatitis littekenvorming?

A

erosie: geen litteken -> BM niet aangetast
ulcer: wel litteken -> BM aangetast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe kan CNI leiden tot ulceratieve stomatitis?

A

CNI -> uremie -> bacteriën vormen hieruit ammoniak -> etsend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de meest voorkomende oorzaak van necrotiserende stomatitis bij rund?

A

fusobact necrophorum -> orale necrobacillose (diepe wonden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is eosinofiel granuloma complex?

A

kenmerken:
- eosinofiele plaques
- indolente ulcussen
- eosinofiele granuloma’s op tong, lippen, tandvlees bij kat

  • massale influx eosinofielen
  • lokale overgevoeligheid, irritatie of trauma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat voor een stomatitis veroorzaakt houten tong/actinobacillus lignieresii bij rund?

A

pyogranulomateuze stomatitis -> nodulaire letsels tong met korrelige gele inhoud = sulfurgranules + immuuncomplexen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

olygodontia

A

te weinig tanden
<-> pseudo-olygodontia: wel tandaanleg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij welke rassen zien we polydontia?

A

teveel tanden bij brachycefale rassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

pseudo-polydontia

A

teveel tanden door persisterende melktand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

heterotope polydontia

A

teveel tanden door ectopischetand/tandcyste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

porfyrie

A

opstapeling porfyrines door probleem in productie heem = roze verkleuring tanden
<-> ddx: pulpa bloeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

bruine tanden ddx

A
  • plantaardig chlorofyl en porfyrine
  • tetracyclines -> geel/bruin
  • fluorose -> email hypoplasie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

attritie

A

verlies van normale structuur tanden door het kauwen
- trapgebit: door bv. obstructie in darm
- kribbebijten
- olifantstanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

schaargebit

A

herbivoren die te weinig laterale kauwbewegingen maken -> scherpe punten molaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

trappengebit

A

onvoldoende slijtage paard door: trekken tand, spontaan uitvallen tand, diastema, oligodontia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

FORL

A

Feliene odontoclastic resorptive neck lesions = dentine geresorbeerd door odontoclasten -> door tandplak resorptie tand
- eerst hals/bovenste deel wortel
- opstapeling bacteriën
- stomatitis
- verhoogde odontoclastische resorptie
- dentine volledig weg
- tandkroon loslating

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe gebeurt inflammatie tanden?

A

materia alba (speeksel op tand) -> bacteriën adhereren en vormen microcolonies = supragingivale tandplaque (gram+) -> subgingivale plaques (gram-)
- supragingivaal -> caries
- subgingivaal -> gingivitis -> periodontitis -> loskomen tand -> fistulatie

dus EERST gram+, dan gram-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
types cariës
- infundibulair/fissuur caries: thv onregelmatige instulpingen waarin voedsel en bacteriën zitten (vooraf plaque niet nodig) - glad oppervlak caries: eerst tandplak - contact caries: eerst email beschadiging
26
hoe ontstaat caries?
suiker uit voeding zorgt ervoor dat bacterien melkzuur kunnen produceren -> demineralisatie email + enzymen vrijstellen die inwerken op dentine
27
ranula + verschil met sialocoele
verworven retentiecyste = dilatatie/obstructie van speekselklierafvoergang = ophoping speeksel IN speekselklier oorzaken: - sialolieten - vreemd voorwerp - trauma - inflammatie - neoplasie sialocoele = holte met speeksel door lekken in interstitium => ophoping speeksel BUITEN speekselklier = niet-epitheliale cyste
28
muscularis hypertrofie slokdarm
tunica muscularis hypertrofie van slokdarm in distaal deel slokdarm paard + varken => geen klinische klachten - pre-stenotisch: deel slokdarm vóór stenose om eten door te duwen
29
Wat zijn 4 predilectie plaatsen waar er een slokdarm obstructie kan optreden?
- pharynx - borstingang - hartbasis - diafragma
30
Wat zijn gevolgen van slokdarm obstructie?
- proximale dilatatie - lokale ischemie -> necrose -> divertikel, strictuur, perforatie -> gangreneuze peri-oesofagitis, mediastinitis en pleuritis
31
hoe ontstaat slokdarmstrictuur?
ringvormige samentrekking van littekenweefsel van slokdarm bij heling necrose na obstructie
32
wat zijn oorzaken stenose slokdarm?
- fibrose - neurogeen geïnduceerde spasmen - partiële obstructie - abces - neoplasie - persisterende rechter aortaboog
33
wat zijn gevolgen slokdarmruptuur?
flegmoneuze - gangreneuze peri-oesofagale inflammatie - mediastinitis - pleuritis - pericarditis - peritracheitis
34
hoe ontstaat ulceratieve oesofagitis?
- virus - bijtende/irriterende chemische stoffen
35
wat zijn gevolgen reflux oesofagitis?
regurgitatie maag inhoud zorgt voor ontsteking slokdarm - hyperemie - erosies / ulceraties - fibrinonecrotiserende zones
36
hoe ontstaan maagulcers?
- gastrinoma: hypersecretie gastrine - mastceltumor: hypersecretie histamine -> stimuleren parietale cellen tot HCl - glucocorticosteroiden - NSAIDs - stress - voeding met kleine partikelgrootte - helicobacter - gastroduodenale reflux - ileus - colonimpactie
37
wat zijn gevolgen van maagulcers?
- melena: ulcers tot in submucosa -> aantasting bloedvaten - perforerende ulcus -> peritonitis
38
hoe ontstaat maagdilatatie en -torsie?
- te veel voedselopname - luchthappen - grass sickness - haarballen - endometritis, ketonemie - verdwijnen drachtige uterus - hypocalcemie -> atonie - graanrijk dieet -> vluchtige vetzuren
39
wat zijn gevolgen van maagdilatatie en -torsie?
veneuze obstructie en verhoogde intra-abdominale druk -> circulatoire shock -> gedaalde perfusie buikhorganen - myocardnecrose - arythmie door cardiale ischemie + ischemische pancreas - gedaalde respiratie - zuurbase en elektrolyten uit balans hemorragische infarcering maag + milt rechts craniaal tegen diafragma + slokdarm ingesnoerd (torsie meestal met wijzerszin)
40
welke dieren gevoelig voor maagtorsie?
rassen met diepe borstkas
41
Hoe kun je pre- en post-mortale maagdilatatie/ruptuur onderscheiden?
post-mortaal: geen bloedingen en fibrine + geen acute peritonitis + geen hemorragische infarcering
42
hoe kan ulceratieve gastritis ontstaan?
nierfalen -> uremie -> ammoniak beschadigt maagepitheel + calcificaties door gestoorde Ca gehaltes - ph maag: 9-10
43
welke bacterie veroorzaakt typisch fibrinonecrotiserende gastritis?
fusobact necrophorum
44
hoe ontstaat typisch eosinofiele gastritis?
- focaal: parasiet - diffuus: hypersensitiviteit
45
welke bacterie typisch hemorragische gastritis?
clostridium perfringens
46
lymfangiectasie
dilatatie van lymfevaten - door malabsorptie en PLE - door obstructie lymfedrainage -> enteritis, intestinaal lymfoma, obstructie
47
koord atresie
colon draadvormig als een strengetje -> som blind eindigend zonder anus of rectum
48
divertikel van meckel, verschil met pseudodivertikel
aan mesenteriale zijde dunne darm restant van vitellien kanaal -> niet pathologisch = mucosa, submucosa en tunica muscularis zakken uit <-> pseudodivertikel: enkel mucosa en submucosa zakken uit
49
hoe ontstaat dunne darm diarree?
secretorisch: - E. coli toxines -> Na/Cl pomp daalt -> minder waterabsorptie - histamine -> meer waterexcretie malabsorptie: - villusatrofie -> minder waterabsorptie effusie: - verhoogde hydrostatische druk - verlaagde oncotische druk - portale hypertensie => verhoogde permeabiliteit
50
hoe ontstaat DD diarree?
malabsorptie: - niet verteerde nutrienten -> dysbacteriose -> minder boterzuur -> minder colonocyten -> minder waterabsorptie - KHD: fermentatie -> melkzuur -> verhoogde permeabiliteit
51
Wat is het verschil tussen mechanische en functionele obstructie?
mechanisch: er zit fysiek een obstructie -> intrinsiek of extrinsiek functioneel: neuropathie, mesenchymopathie (Cajal), myopathie
52
impactie
ophoping en indroging alimentaire inhoud in colon oorzaken: - tandafwijking - te weinig drinken - teveel vezels en zand
53
key-gaskell
= dysfunctie van autonoom zenuwstelsel (chromatolyse + degeneratie neuronen) - depressie/anorexie - gedaalde traanvloei - minder speekselen - bradycardie - mydriasis - megaoesophagus - constipatie - regurgitatie - aspiratie pneumonie
54
3 vormen van functionele darmobstructie
1. neuropathie: aantasting myenterische plexi 2. mesenchymopathie: interstitiële cellen van cajal 3. myopathie
55
eventratie
buikorganen treden buiten buikholte -> darmen niet omgeven door peritoneum <-> hernia
56
herniatie
buikorganen treden buikholte omgeven door peritoneum <-> eventratie
57
invaginatie
darmen schuiven in elkaar
58
prolaps
uitstulping buikhorganen
59
hoe ontstaan eventraties?
buikorganen buiten buikholte - congenitaal: schistosoma reflexus, persisterende navel, diafragmatische hernia - trauma - chirurgie - drachtige dieren: verweken abdominale ligamenten = hormonaal
60
wat is het verschil tussen interne en externe herniatie?
- intern: darmen doorheen opening buikholte -> foramen epiploicum, hernia mesenterialis - extern: damren buiten buikholte -> umbilicalis, buikbreuk, diafragmatica
61
incarceratie
beklemde breuk / hernia -> darmen kunnen niet meer worden terug geduwd = hemorragische infarcering
62
Welke hernia zou eigenlijk een eventratie moeten heten?
hernia diafragmatica -> NIET omgeven door peritoneum
63
wat zijn symptomen van hernia diafragmatica?
- pulmonale atelectase + dyspnee - ascites - hydrothorax, chylothorax - maagdilatatie - darmobstructie
64
welke dieren meest gevoelig aan inguinale hernia?
mannelijke dieren -> kan na castratie, convenitaal of verworven zelden bij vrouwelijke dieren, wel nog bij teef
65
intussusceptie
invaginatie -> darmsegment schuift in lumen van ander stuk darm (prox in dist segment) => leidt tot hemorragische infarcering, verkleving darm
66
oorzaken rectum prolaps
- enteritis - partus
67
wat is het verschil tussen volvulus en torsie?
volvulus = draaien rond mesenteriale as torsie = draaien rod longitudinale as
68
hoe ontstaat hemorragische enteritis? verschil met hemorragische infarcering en viscerale shock?
bacteriën + endotoxines + voedsel-overgevoeligheid - onverteerd bloed in lumen - mucosa gezwollen en donkerrood viscerale shock: geen opzetting lymfeknopen + bloed is lichter
69
welke enteritis veroorzaakt parvo?
catarrale - fibrineuze enteritis peyerse platen duidelijk opgezet darmvilli verkort
70
voor welke kiem is fibrinonecrotiserende enteritis typisch?
salmonella bij paard
71
voor welke kiem is proliferatieve enteritis typisch?
lawsonia intracellularis -> hyperplasie crypten
72
welke enteritis zien we bij IBD?
lymfoplasmacytaire + eosinofiele enteritis = immuungemedieerd
73
wat is IBD?
inflammatory bowel disease = chronische enteritis door immuundysregulatie - malabsorptie en eiwitverlies langs darm - gewichtsverlies, braken, diarree
74
waarmee is eosinofiele enteritis geassocieerd?
parasieten: cystoisospora, giardia, neospora, toxoplasma, toxocara, trichuris
75
waardoor wordt granulomateuze enteritis typisch veroorzaakt?
paratuberculose -> influx macrofagen
76
mucineuze strengen
GEEN fibrine -> toevalsbevinding in peritoneum/omentum tussen ingewanden - GEEN inflammatie of hyperemie
77
pleuroperitoneale hernia
hernia diafragmatica -> ingewanden met peritoneum rond in pleura
78
peritoneopericardiale hernia
ingewanden met peritoneum rond in pericard -> symptoomloos vs. stoornissen hart, long, darm
79
avulsie
losscheuren van organen -> functies verlies en/of bloedingen avulsie milt = leefbaar
80
laceratie
scheur van organen met een kapsel geven aanleiding tot hemoperitoneum
81
waardoor ontstaat yellow fat disease?
nutritioneel: - tekort aan vit E - teveel onverzadigde vetzuren => peroxidatie vetzuren -> radicalen -> steatitis + steatonecrose enzymatisch/pancreatisch: lipase stelt vetzuren vrij -> vetzuren verzepen met Ca, Mg, Na -> kalkachtige haarden
82
hoe ontstaat ascites?
- minder afvoer buikvocht: carcinomatose, hydrothorax - teveel productie buikvocht: verhoogde hydrostatische druk (hartfalen, portale hypertensie) of daling oncotische druk
83
wat is het verschil tussen sereuze peritonitis en ascites?
ontsteking = peritonitis enkel vocht = ascites
84
welke vorm van peritonitis is typisch voor natte vorm FIP?
serofibrineuze peritonitis -> gelatineus en geel
85
wat is het verschil tussen een uroperitoneum en urinaire peritonitis?
uroperitoneum: geen inflammatie urinaire peritonitis: inflammatie
86
wat is adhesieve peritonitis?
adhesie tussen visceraal en parietaal peritoneum -> abdominale organen kunnen volledig vergroeid zijn
87
seroma
steriele ontstekingsreactie met vocht omkapseld = geel => complicatie bij chirurgische ingreep
88
wat is geen oorzaak van ulceratieve stomatitis? - lymfoplasmacytaire gingivostomatitis - chronische nierinsufficiëntie - pemphigus vulgaris - hypothyroïdie
hypothyroidie ulceratief: auto-immuun, virus (lymfoplasmacytaire gingivostomatitis => calici, FIV), uremie bij CNI
89
Rangschik de verschillende stadia van een inflammatoir proces dat doorgaat ter hoogte van de tanden en het tandvlees: 1. Bacteriële biofilm 2. Tandsteen 3. Supragingivale tandplaque 4. Subgingivale tandplaque 5. Gingivitis 6. Periodontitis, retractie van tandvlees 7. Botresorptie
1 - 3 - 4 - 2 - 5 - 6 - 7
90
Maagdilatatie kan zorgen voor sterfte. Dit kan te wijten zijn aan...? Wat is NIET correct? A. Myocardnecrose B. Circulatoire shock C. Gestegen respiratie D. Zuur-base onevenwicht
C. Gestegen respiratie => gedaald
91
Welke van de volgende 4 stellingen in verband met een slokdarmobstructie is niet correct? 1. Dit kan ontstaan door de opname van slecht gekauwd voedsel. Bij het paard ligt droog bietenpulp vaak aan de basis, dit zal immers zwellen in contact met water. 2. Indien er tijdig wordt ingegrepen kan de bolus die de obstructie veroorzaakt verwijderd worden en is het mogelijk dat er door fibrose een strictuur van de slokdarm optreedt. 3. Distaal van de obstructie zal er een slokdarmdilatatie optreden. Dit noemen we ook wel een megaoesofagus. 4. De bloedtoevoer ter hoogte van het slokdarmepitheel rond de obstructie verminderd waardoor er lokale ischemie ontstaat. Het gevolg is necrose.
3. Distaal van de obstructie zal er een slokdarmdilatatie optreden. Dit noemen we ook wel een megaoesofagus.
92
Als reactie op schade ter hoogte van de darm kunnen de crypten en villi een andere histologische morfologie vertonen. Welk type van morfologie verwacht je bij acute schade van de enterocyten ter hoogte van de villi? - Villusatrofie met beschadiging van de crypten - Villusatrofie met intacte crypten - Villusatrofie met hypertrofische crypten - Er zal geen histologische verandering zijn, maar de dieren kunnen wel diarree vertonen
Villusatrofie met intacte crypten
93
Bij het pathologisch onderzoek van een hond tref je een invaginatie aan thv het jejunum. Hoe kan je onderscheid maken tussen een pre-mortale en een agonale invaginatie? A. Een agonale invaginatie kan je voorzichtig uit elkaar trekken, er is geen hemorrhagische infarcering B. Een pre-mortale invaginatie kan je voorzichtig uit elkaar trekken, er is geen hemorrhagische infarcering C. Een pre-mortale invaginatie kan je voorzichtig uit elkaar trekken, er is hemorrhagische infarcering D. Er kan geen onderscheid gemaakt worden op basis van macroscopie
A. Een agonale invaginatie kan je voorzichtig uit elkaar trekken, er is geen hemorrhagische infarcering
94
Welke uitspraak over enteritis is NIET juist? A. Bij een catarrale enteritis zien we dat de darm een erge inflammatie vertoont. Deze vorm van enteritis kan voorkomen bij worminfecties en rota/corona besmettingen. B. Wanneer een dier niet direct sterft aan een diepere enteritis kan je fibroserende enteritis krijgen. Hierdoor kunnen vernauwingen optreden. C. Als dieren intermitterende diarree hebben en goed eten, maar toch vermageren kan dit een teken zijn van ulceratieve enteritis. D. Op de afbeelding zien we proliferatieve enteritis (darmgyri). Dit mag je niet verwarren met postmortale contractie.
A. Bij een catarrale enteritis zien we dat de darm een erge inflammatie vertoont. Deze vorm van enteritis kan voorkomen bij worminfecties en rota/corona besmettingen. catarraal = hyperplasie slijmbekercellen vooral door virussen
95
Welke van onderstaande beweringen is juist? A. Grass sickness bij het paard wordt gekenmerkt door paralytische ileus. B. Bij Key-Gaskell bij de kat is er dysautonomie van de darmen. C. Bij de neuropathie vorm van CIPO zijn de cellen van Cajal aangetast D. Bij de myomopathie vorm van CIPO zal er opstapeling van vocht en gas ontstaan waardoor dit een mechanische obstructie vormt.
C. Bij de neuropathie vorm van CIPO zijn de cellen van Cajal aangetast => weinig cajal cellen in darm zorgt voor minder motiliteit
96
Welke van de onderstaande is fout? Je ziet de Peyerse plaat in de darm, een mogelijke oorzaak is... Necrose Hyperplasie Viscerale shock Verdikte omgeving weefsel
viscerale shock
97
Wat is een sialocoele? Een virtuele ruimte in het BW gevuld met speeksel Ontsteking van de speekselklier Zeldzame tumor van de speekselklier
Een virtuele ruimte in het BW gevuld met speeksel
98
Slokdarmobstructie wat is fout Post-obstructie dilatatie Kan een strictuur optreden Kan ontstaan door bronchopneumonie (iets in die aard) Tympanie
post-obstructie dilatatie => dilatatie voor obstructie
99
wat hoort niet bij maagulcer? - insulinoma - pge2 - peritonitis
insulinoma miner PGE2 en PI1 -> minder vasodilatatie -> minder doorbloeding -> ischemie peritonitis en melena zijn gevolgen van maagulcer
100
Welk antwoord beschrijft slokdarmstenose het best? A. Stofuitwisselingsstoornis dat zowel door intrisieke als extrensieke factoren kan veroorzaakt worden. B. Stofuitwisselingsstoornis dat enkel door intrisieke factoren kan veroorzaakt worden. C. Congenitale afwijking dat zowel door intrisieke als extrinsieke factoren kan veroorzaakt worden. D. Congenitale afwijking dat enkel door intrinsieke factoren kan veroorzaakt worden.
Stofuitwisselingsstoornis dat zowel door intrisieke als extrensieke factoren kan veroorzaakt worden.
101
Welke stelling is onjuist? A. Een herniatie betreft uittreden van darm doorheen een opening en nog steeds omgeven met peritoneum B. Bij een invaginatie schuift meestal een proximaal segment darm in een distaal segment darm C. Een volvulus is enkel partieel mogelijk en een torsie enkel volledig D. Een eventeratie betreft uittreden van vooral darm buiten de buikholte, niet meer omgeven door peritoneum
C. Een volvulus is enkel partieel mogelijk en een torsie enkel volledig
102
Welke stelling is correct: A. Een maagdilatatie kent zowel primaire als secundaire oorzaken. Een voorbeeld van een primaire oorzaak is verslapping van het lig. gastrohepaticum. Een voorbeeld van een secundaire oorzaak is ketonemie bij het rund. B. Maagulceraties ontstaan meestal door hypersecretie van maagzuur en minder door de verstoring van de mucosale barrière. C. Reflux oesofagitis wordt vaak gezien bij GHD na langdurige anesthesie. Het is een aantasting van het distale deel van de slokdarm. Bij paarden zien we het vaak thv het glandulair gedeelte van de maag bv bij koliek of stenose. D. Bij hond en paard bestaat er een hypereosinofiel syndroom. Hierbij zijn verschillende organen geïnfiltreerd door immature eosinofielen.
A. Een maagdilatatie kent zowel primaire als secundaire oorzaken. Een voorbeeld van een primaire oorzaak is verslapping van het lig. gastrohepaticum. Een voorbeeld van een secundaire oorzaak is ketonemie bij het rund. maagulcer is combi van hypersecretie gastrine/histamine + mucosa barriere verstoring (NSAID, glucocort, stress, voeding) reflux oesofagitis = lineaire letsels -> paard: thv pars non-glandularis hypereosinofiel syndroom: zeldzame aandoening kat en paard -> organen gezwollen door eosinofielen
103
Welke stelling is fout: A. Een pseudodivertikel is een uitpuiling in de darmwand waarbij de tunica mucosa, submucosa en muscularis meebuigen. B. Bij een maagtorsie bij een hond ‘tordeert’ de maag meestal in wijzerszin rond de mesenteriale as. C. Een corpora aliena in de darm is een vorm van intrinsieke intestinale obstructie D. Op het beeld hieronder zijn de witte lijnen (naast de bloedvaten) gedilateerde lymfevaten ten gevolge van een lymfangiectasie.
Een pseudodivertikel is een uitpuiling in de darmwand waarbij de tunica mucosa, submucosa en muscularis meebuigen. => enkel mucosa en submucosa
104
Welke stelling is fout? A. Een persisterend vitellien membraan is een toevalsbevinding die opgemerkt kan worden tijdens een autopsie en zal geen gevaar vormen voor het dier. B. Mucineuze strengen kunnen als toevalsbevinding worden teruggevonden tijdens een autopsie. C. Bij een granulomateuze enteritis worden veel macrofagen gezien op histologie. D. Bij FIP kan een pyelogranulomateuze peritonitis gezien worden.
A. Een persisterend vitellien membraan is een toevalsbevinding die opgemerkt kan worden tijdens een autopsie en zal geen gevaar vormen voor het dier.
105
CIPO
Chronische Intestinale Pseudo Obstructie = geen cajal cellen in spijsverteringsstelsel -> minder intestinale motiliteit