Strafrecht Flashcards

(64 cards)

1
Q

opportuniteitsbeginsel

A

OM bepaalt zelf wanneer het overgaat tot vervolging/seponeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ultimum remedium

A

laatste redmiddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

rechtsdelicten (misdrijven)

A

schending van een norm waar heel de samenleving tegen is (bijv. moord)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wetsdelicten (overtredingen)

A

strafbaar puur en alleen omdat de wet dit zegt, niet hele samenleving vind dit (bijv. te hard rijden beboeten ja of nee?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

subsidiariteitsbeginsel

A

zijn andere mildere manieren even geschikt?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

proportionaliteitsbeginsel

A

wegen van voordelen tegen nadelen, inzet strafrecht evenredig aan gedrag?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

normadressaat

A

tot wie richt de strafbepaling zich (antwoord niet eenduidig)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

legaliteitsbeginsel

A

het handelen van bevoegd gezag moet gebaseerd zijn op een vooraf aanwezige bepaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Grammaticale interpretatiemethode

A

afstemmen door te kijken naar de betekenis van woorden in de wet (evt. gebruik van woordenboek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wetshistorische interpretatiemethode

A

afstemmen op de bedoeling die de rechter heeft gehad met het in het leven roepen van de wettelijke bepaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wetssystematische interpretatiemethode

A

afstemmen op argumenten die de rechter ontleent aan het systeem waarvan de wetsbepaling deel uitmaakt (inzicht krijgen op geheel van regels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Teleologische interpretatiemethode

A

afstemmen op strekking/ratio van de wetsbepaling, kijken naar het doel/belang van regeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Functionele interpretatiemethode

A

de maatschappelijke functie die de desbetreffende strafbepaling vervult

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

vergelding

A

doel van een straf , wie een strafbaar feit heeft begaan mag daar niet mee wegkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wederrechtelijkheid (meestal element)

A

tegen het recht in (uitzondering bij noodweer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verwijtbaarheid (meestal element)

A

aan schuld te wijten, je had het ook niet kunnen doen (uitzondering bij bijv. psychose)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

commissiedelict

A

ziet op het handelen (gewilde spierbeweging)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

ommisiedelict

A

ziet op het niet handelen (nalaten, iemand niet helpen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

oneigenlijk omissiedelict

A

commisiedelict verrichten door nalaten (bijv. doodslag door kind geen eten geven)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

materieel delict

A

gevolg van het gedrag van belang (bijv. moord)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

formeel delict

A

gedrag zelf is van belang (bijv. telen van hennep)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

verboden toestand

A

er is geen actief gedrag, maar er is wel iets verboden ontstaan (bijv. dragen van vuurwapen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

bestanddeel

A

vereisten waaraan gedragingen aan moet voldoen (‘een ander, ‘opzettelijk etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

element

A

staan niet in delictsomschrijving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
culpoos delict
als wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid in d.o. staan (schuld)
26
strafbaar feit
1. menselijke gedraging 2. die wettelijke delictsomschrijving vervult 3. is wederrechtelijk 4. en is verwijtbaar
27
ideaaltypische delictsomschrijving
wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid element, en dus geen bestanddelen
28
niet-ideaaltypische delictsomschrijving type 1
wederrechtelijkheid is bestanddeel
29
niet-ideaaltypische delictsomschrijving type 2
wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid zijn bestanddeel (culpa)
30
opzet (doleus)
je kent de gevolgen, willens en wetens
31
culpa (culpoos)
je wilt de gevolgen niet, je hebt onvoorzichtig gehandeld
32
kleurloos opzet
dader hoeft niet te weten of de bedoeling te hebben gehad de wet te overtreden
33
boos opzet
dader wist dat de gedraging strafbaar was en heeft bewust de wet overtreden
34
schulduitsluitingsgronden
nemen de verwijtbaarheid weg
35
rechtvaardigingsgronden
nemen de wederrechtelijkheid weg
36
Inperking van strafbaarheid
wel vervullen van delictsomschrijving, toch geen strafbaarheid
37
Tuchtrecht
soort strafrecht dat geldt binnen specifieke groepen, zoals beroepsgroepen of verenigingen.
38
inquisitoir strafproces
verdachte object van onderzoek, is geen gelijkwaardige partij (bijv. in Middeleeuwen)
39
accusatoir
vervolginstantie en verdachte gelijkwaardige partijen, rechter soort scheids (bijv. in Amerika)
40
verdachte
ook sprake van een verdenking
41
verdenking
niet gelijk sprake van een concrete verdachte
42
Collectieve verdenking
vermoeden dat een hele groep betrokken is bij strafbare feiten (bijv. motorclub bij drugsdeal)
43
vervolgingsmonopolie
alleen OM kan verdachte vervolgen
44
sepot
afzien van verdere vervolging
45
onmiddellijksheidsbeginsel
al het bewijs moet worden gepresenteerd op terechtzitting
46
testimonium de auditu
een verklaring ‘van horen zeggen'
47
interne nietigheid (dagvaarding)
verband met tenlastelegging
48
externe nietigheid (dagvaarding)
verband met betekening (naam, dag etc. niet duidelijk)
49
absolute competentie
welke type rechter is bevoegd (bijv. kantonrechter)
50
relatieve competentie
welke plaats is 'bevoegd' (bijv. waar is feit gepleegd)
51
ne bis in idem
als een feit al een keer vervolgd is
52
negatief-wettelijk bewijsstelsel
bewijs mag alleen worden geleverd met wettige bewijsmiddelen, en de rechter moet overtuigd zijn
53
rechterlijk pardon
geen verplichting om sanctie op te leggen
54
analogische interpretatie
ontoelaatbare uitbreidende interpretatie. Een wet toepsassen op een verwant geval, in strijd met artikel 1 Sr
55
extensieve interpretatie
toelaatbare uitbreidende interpretatie. Rechter gaat ervanuit dat wetgever wel geregeld heeft, niet in strijd met artikel 1 Sr
56
publiek recht
recht tussen burgers en overheid (strafrecht)
57
privaat recht
recht tussen burgers onderling
58
Nulla poena-beginsel
rechter mag niet zelf bedenken wat strafbaar is, maar moet hierin de wet volgen
59
gevaarzettingsdelicten
een rechtsgoed wordt bedreigd (bijv. brandstichting waardoor er levensgevaar ontstaat)
60
krenkingsdelicten
een rechtsgoed wordt geschonden
61
indeterminisme
mens heeft een vrije wil waardoor wederrechtelijke gedragingen hem kunnen worden toegerekend
62
‘enge’ opvatting wederrechtelijkheid
term betekent dan ‘zonder enig recht’ of ‘zonder toestemming van de rechthebbende’
63
Ruime opvatting wederrechtelijkheid
gedraging is in strijd met de norm/het recht
64
Verhoor
iedere vraag in directe confrontatie door opsporingsambtenaar gesteld aan verdachte omtrent zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit waarvan hij verdacht is