Taak 3: paradigma´s en wetenschappelijke revoluties Flashcards

1
Q

Vier ‘common sense’ aannamen logisch positivisten waar Kuhn zich tegen af zette:

A
  1. Wetenschappelijke kennis groeit cumulatief
  2. Wetenschappelijke kennis is objectief
  3. Wetenschappelijke ontwikkeling is een rationeel proces
  4. Wetenschappers zijn zelfkritisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wetenschappelijke kennis groeit cumulatief

A

De logisch positivisten gaan uit van het idee dat de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis cumulatief van aard is. D.w.z. wetenschap genereert continue feitenkennis over onze werkelijkheid en wetenschappelijke kennis vertoont een kwantitatieve, cumulatieve groei. Deze groei is in sommige perioden, zoals de renaissance, wat sneller dan in andere.

De logisch positivisten erkennen overigens wel dat er ook weleens wetenschappelijke kennis verloren gaat. Achterhaalde theorieën worden echter in de regel vervangen door superieure theorieën die dezelfde empirische verschijnselen meer accuraat verklaren. Bovendien hebben de nieuwe theorieën een groter verklarend vermogen en beschrijven ze meer empirische verschijnselen dan de oude theorieën. In de ogen van de logisch positivisten zijn deze latere theorieën dus ook objectief beter. Deze alsmaar groeiende berg van objectieve feiten zorgt er volgens de logisch positivisten voor dat de wetenschap steeds dichter bij een complete en accurate beschrijving van de werkelijkheid komt. Dit wordt truth approximation genoemd, d.w.z. wetenschap ‘zoomt’ steeds verder in op de werkelijkheid en kennis is een steeds nauwkeurigere afspiegeling.

De logisch positivisten nemen dus aan dat nieuwere theorieën in de regel de waarheid dichter benaderen dan oudere theorieën (verisimilitude), al verschillen ze in mening van Popper hoe deze betere ‘approximation’ bereikt wordt. Volgens deze denkwijze is het uiteindelijke doel van de wetenschap om tot een volledige en zo gedetailleerd mogelijke beschrijving van de werkelijkheid te komen. Om dit doel te bereiken is het de taak van wetenschappers om zoveel mogelijk objectieve feiten toe te voegen aan de groeiende berg wetenschappelijke kennis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wetenschappelijke kennis is objectief

A

De logisch positivisten stellen dat wetenschappelijke kennis objectief is in die zin dat deze onafhankelijk is van wetenschappers. Volgens de logisch positivisten zeggen de objectieve feiten dan ook iets over de objectieve werkelijkheid en de wereld om ons heen.

Een belangrijke aanname die de logisch positivisten hierbij maken, is dat objectieve feiten theorieneutraal zijn. Zij scheiden dus duidelijk de theorie van de observatie, oftewel de gebruikte theorie staat los van de objectieve feiten die de wetenschapper ontdekt. Deze neutrale observaties vormen dus een soort objectieve scheidsrechter aan de hand waarvan wetenschappers kunnen vaststellen of de theorie correct is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wetenschappelijke ontwikkeling is een rationeel proces

A

Wetenschap is bij uitstek een rationele bezigheid. Wetenschappelijke theorieën zijn logisch coherent en wetenschappers gebruiken inductieve en deductieve methoden om kennis te vergaren. Bij Popper vinden we dit idee van rationaliteit ook terug: wetenschap draait vooral om kritische toetsing van bestaande theorieën.

A. Context of discovery: Historische verhaal dat weergeeft hoe de wetenschapper zijn theorie ontdekt. Vb. Ontdekking zwaartekracht door Newton, nadat hij appel zag vallen. Voor logisch positivisten is context of discovery niet relevant voor het begrijpen van hoe wetenschap werkt, het is slechts een subjectief psychologisch proces dat afhankelijk is van allerlei toevalligheden.

B. Context of justification: Hoe theorie gevormd wordt (vanuit context van ontdekking), het rationele element van wetenschap. Vb. Hoe Newton zijn idee in wiskundige vorm heeft gegoten en zijn theorie heeft uitgewerkt. Het is voor de logisch empiristen irrelevant hoe iemand op een theorie komt of waar iemand de inspiratie vandaan haalt voor een wetenschappelijk ontdekking. Waar het om gaat, is hoe de uiteindelijke theorie wordt gevormd, logisch en wiskundig coherent wordt gemaakt en wordt getoetst. Dit maakt van wetenschap volgens de logisch positivisten een rationele activiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wetenschappers zijn zelfkritisch

A

Wetenschappelijke theorieën moeten zich volgens Popper kwetsbaar opstellen door uitspraken te genereren die in principe experimenteel weerlegbaar, oftewel falsifieerbaar zijn. Een zelfkritische houding is (volgens Popper) cruciaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kuhns theorie over wetenschappelijke revoluties

A

Volgens Thomas Kuhn negeerden zijn voorgangers de geschiedenis van wetenschappelijke ontwikkeling en schetsten zij daarmee een verkeerd beeld van wetenschappelijke vooruitgang. Tijdens Kuhns historisch onderzoek naar de ontwikkeling van de natuurkunde als wetenschap viel hem op dat deze wetenschap zich volgens een karakteristieke cyclische structuur ontwikkelde. Centraal in deze wetenschappelijke ontwikkelingscyclus staat volgens Kuhn het begrip paradigma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De paradigma’s van Kuhn

A

Het begrip paradigma staat centraal in de filosofie van Kuhn. Kuhn gebruikt de term paradigma vooral als een overkoepelend begrip dat de algemene benadering binnen een wetenschappelijke discipline kenmerkt. Een paradigma is een coherent geheel aan theorieën, meetinstrumenten, onderzoeksmethodieken en basisaannamen. Een paradigma biedt wetenschappers in een bepaalde discipline een soort roadmap. Het bepaalt welke onderzoeksvragen relevant zijn en welke niet. Het paradigma bepaalt ook wat goede en wat slechte wetenschap is.

De introductie van deze paradigma’s ziet Kuhn als revoluties in de wetenschap. Een nieuw paradigma introduceert een fundamenteel andere kijk op de wereld en zet de wetenschap daarmee op de kop. Een paradigma biedt een kader voor een wetenschapsgebied, maar dat wil niet zeggen dat het een pasklaar antwoord heeft op alle vraagstukken binnen een wetenschap. Het genereert juist onderzoeksvragen, die nog moeten worden beantwoord. Het paradigma wordt door de wetenschappers in de loop der tijd steeds verder verfijnd en uitgebreid. De onderzoeksvragen die het paradigma genereert, worden door Kuhn ook wel puzzels genoemd. Het oplossen van deze puzzels kenmerkt volgens Kuhn het dagelijks werk van de wetenschapper.

In de ogen van Kuhn zijn wetenschappers niet zozeer dagelijks op zoek naar ‘novelty’. Het ontdekken van nieuwe, onverwachte feiten of theorieën die conflicteren met het bestaande paradigma is niet het doel van wetenschap. Integendeel, als een paradigma succesvol is, doet de wetenschap geen onverwachte nieuwe ontdekkingen, maar lost het puzzels op die binnen het paradigma passen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Route naar normale wetenschap volgens Kuhn

A

1.Pre-paradigmatische periode
In zo’n beginperiode beschikken wetenschappers nog niet over gedeelde basisaannamen of een theorie, en bestaat er nog geen overeenstemming over welke problemen nu precies essentieel zijn voor het onderzoeksveld. Ook bestaat er nog geen gedeeld vocabulaire tussen wetenschappers. Dit alles maakt het buitengewoon moeilijk voor wetenschappers om tot samenwerking te komen. Zonder een paradigma lijken alle feiten en verschijnselen namelijk even relevant: Als je als wetenschapper niet weet op welke verschijnselen of verbanden je je moet richten in je onderzoek, dan ontbreken ook de redenen om een bepaald verschijnsel tot op de bodem uit te zoeken. Op deze manier kom je volgens Kuhn ook niet tot echte wetenschap.

  1. Herdefiniërend boek/studie
    Een wetenschappelijk boek of exemplarische studie die het probleemveld voor een vak herdefinieert of nieuwe onderzoeksmethoden uitvindt.
  2. Komen tot consensus
    Het veld ontwikkelt zich verder in vaktijdschriften. Een meerderheid van de wetenschappers schaart zich achter de nieuwe stroming en andere benaderingen geraken steeds meer op de achtergrond en aanhangers van oudere benaderingen sterven uit. (consensus bereiken kan decennialang duren)
  3. Fase van normale wetenschap
    Zodra een nieuw paradigma algemeen wordt geaccepteerd, breekt een fase van normale wetenschap aan. Er wordt niet meer getwijfeld aan de juistheid. Wetenschappers gebruiken het als richtlijn en onderzoeken voorspellingen van het paradgima en proberen het uit te breiden en te verfijnen. In deze periode ondergaat de wetenschap geen radicale veranderingen. Het paradigma genereert onderzoeksvragen/puzzels en het oplossen van deze puzzels zorgt voor wetenschappelijke vooruitgang. (fase van normale wetenschap kan decennia/eeuwen duren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Anomalieën

A

Volgens Kuhn zijn wetenschappers in een periode van normale wetenschap niet kritisch ten aanzien van het bestaande paradigma. Kernaannamen worden voor waarheid aangenomen en dat is niet zonder reden. Er is voor deze aannamen overweldigend empirisch bewijs. De wetenschap zou volgens Kuhn dan ook zijn tijd verdoen als ze voortdurend zelfkritisch zou zijn naar het eigen paradigma. Deze conservatieve houding heeft een belangrijke functie. Het zorgt ervoor dat wetenschappers hun paradigma niet snel overboord gooien als onderzoeksresultaten niet overeenkomen met wat het paradigma voorspelt. Hoe succesvol een paradigma ook is, volgens Kuhn worden er na verloop van tijd nieuwe, onverwachte ontdekkingen gedaan die niet binnen het paradigma passen. Kuhn noemt dit soort ontdekkingen anomalieën.

Kuhn en Popper hebben verschillende opvattingen over hoe wetenschappers omgaan met falsificatie van theorieën. Kuhn laat zien dat wetenschappers door de geschiedenis van de wetenschap heen hardnekkige anomalieën niet als falsificaties van hun paradigma beschouwen. Zelfs als anomalieën de wetenschap in een crisis hebben gebracht, doen wetenschappers volgens Kuhn nog steeds geen afstand van het paradigma. Ze beginnen wel naar alternatieve verklaringen te zoeken en het geloof in het bestaande paradigma neemt af.

Volgens Kuhn wijzen wetenschappers in de praktijk hun paradigma niet af op basis van een vergelijking met observationele data. Pas als er een nieuwe, alternatieve theorie beschikbaar is, en dit alternatief door de meerderheid van de wetenschappers als nieuw paradigma wordt geaccepteerd, wordt de oude visie verworpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ook hebben Kuhn en Popper verschillende ideeën over wanneer een vakgebied een wetenschap is.

A

KUHN:
- Wetenschappelijke theorieën moeten uitspraken kunnen genereren die experimenteel weerlegbaar/falsifieerbaar zijn.
- Het onderscheid wetenschap - pseudowetenschap = aanwezigheid van een paradigma. Het paradigma creëert puzzels voor wetenschappers, dit genereert nieuwe kennis. Pseudowetenschap, zoals astrologie, begeeft zich in een pre-paradigmatische fase. Er worden geen echte ‘puzzels’ gecreëerd waardoor deze disciplines ook geen progressie vertonen.

POPPER:
- Falsificatieprincipe = demarcatiecriterium dat echte wetenschap onderscheidt van pseudowetenschap, zoals astrologie. Pseudowetenschap kan geen falsifieerbare uitspraken genereren en heeft het daardoor altijd bij het rechte eind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wetenschappelijke cyclus volgens Kuhn

A

Paradigma -> Normale wetenschap -> Anomalie -> Crisis -> Revolutie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Periode van crisis en revolutie

A

Veel anomalieën worden uiteindelijk wegverklaard, worden voorlopig genegeerd, of kunnen door kleine aanpassingen van het paradigma worden opgevangen, zodat normale wetenschap zich weer ongestoord verder kan ontwikkelen. Soms stapelen de anomalieën zich echter in die mate op dat wetenschappers ze niet meer kunnen oplossen binnen het bestaande paradigma. Er wordt nog steeds geprobeerd om de bestaande theorieën aan te passen zodat ze de anomalieën kunnen verklaren, waarbij er vaak een wildgroei aan aangepaste theorieën ontstaat. Volgens Kuhn zijn dit tekenen dat het paradigma op omvallen staat. Zo ontstaat een periode van crisis. Wetenschappers worden in dit stadium zeer kritisch naar hun paradigma. Omdat puzzels niet opgelost kunnen worden, zijn er radicale nieuwe ideeën en methoden nodig om de crisis te verhelpen.

Een crisis kan op drie manieren worden opgelost:
1. Anomalieën worden binnen paradigma opgelost en normale wetenschap gaat verder.
2. Probleem wordt niet opgelost en genegeerd in hoop dat toekomstige generatie het probleem kan verhelpen.
3. Wetenschap blijft in crisis totdat iemand buiten het paradigma met een nieuwe theorie naar voren komt, die kan leiden naar een nieuw paradigma dat wel een verklaring heeft voor de anomalieën.

Zodra een nieuw paradigma zich aanbiedt en na verloop van tijd de meerderheid van de wetenschappers zich hierachter heeft geschaard, ontstaat een revolutie oftewel een paradigmaverschuiving. Het oude paradigma wordt verlaten en een nieuw paradigma wordt de dominante benadering binnen het wetenschapsgebied. Na een paradigmaovergang wordt het onderzoeksveld binnen een wetenschapsgebied geherdefinieerd. Wetenschappers krijgen een andere visie op welke fenomenen wetenschappelijk relevant zijn, waardoor oude vraagstukken kunnen komen te vervallen of zelfs onwetenschappelijk worden verklaard, en nieuwe vraagstukken belangrijk worden. Zo’n paradigmaverschuiving betekent een fundamentele switch in het perspectief van de wetenschappers. Na zo’n paradigmaverschuiving bekijken wetenschappers de wereld vanuit een nieuw perspectief, werken ze vanuit andere uitgangspunten en kijken ze fundamenteel anders aan tegen de verschijnselen die ze bestuderen.

Omdat een paradigmaverschuiving soms wel tientallen jaren in beslag kan nemen, stelt Kuhn dat wetenschappers zich vaak niet eens bewust zijn dat ze in zo’n periode zitten. Sterker nog, de oude garde blijft tijdens een crisis vaak stellig vasthouden aan het instortende paradigma, terwijl de nieuwe generatie wetenschappers al bezig is het nieuwe paradigma op te bouwen. Meestal gaat er volgens Kuhn een generatie overheen voordat het nieuwe paradigma goed in het zadel zit en de volgende generatie studenten met het nieuwe paradigma opgroeit. Na zo’n paradigmaverschuiving breekt opnieuw een fase aan van normale wetenschap. Zo’n periode kan dan weer decennia of zelfs eeuwen duren. Revoluties zijn volgens Kuhn de belangrijkste momenten in de wetenschap, maar ze zijn eerder uitzondering dan regel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De Kuhniaanse Gestalt-switch

A

We zagen dat Kuhn zich afzet tegen een specifiek beeld van wetenschappelijke ontwikkeling, namelijk het idee van cumulatieve groei, zoals die geïmpliceerd door logisch positivisten en Popper. Deze kritiek maakt Kuhn vanuit historisch perspectief. De geschiedenis van de wetenschap wordt niet gekenmerkt door cumulatieve, kwantitatieve groei van kennis, maar door periodes van crisis waarin rigoureuze kritiek en reflectie plaatsvindt, gevolgd door een nieuw paradigma en een nieuwe periode van normale wetenschap.

A. KWANTITATIEVE VERANDERING: kan je mee rekenen vb temperatuurverschil
B. KWALITATIEVE VERANDERING: vb. water is bij -25 vast en bij +25 vloeibaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Incommensurabiliteit

A

Kuhn claimt dat zijn cyclus van wetenschapsontwikkeling belangrijke implicaties heeft voor de door de logisch positivisten veronderstelde cumulatieve groei van wetenschap. Er is volgens hem enkel sprake van cumulatieve groei tijdens een periode van normale wetenschap, niet bij een paradigma-overgang. Elkaar opvolgende paradigma’s zijn volgens hem incommensurabel. Dit betekent letterlijk ‘niet meetbaar met een en dezelfde maatstaf’. Kuhn stelt dus dat paradigma’s zo fundamenteel verschillen dat er geen gedeelde standaard is waarmee ze met elkaar vergeleken kunnen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Volgens Kuhn echter kan incommensurabiliteit tussen paradigma’s op drie verschillende vlakken tot uiting komen.

A
  1. Manieren van observeren.
    Wetenschappelijke observaties zijn volgens Kuhn niet theorieneutraal, maar theorie-geladen. Dat betekent dat twee wetenschappers die verschillende paradigma’s aanhangen, dezelfde observaties op een andere manier interpreteren. Ze kijken door een andere bril naar de wereld. Ook kunnen wetenschappers van concurrerende paradigma’s geïnteresseerd zijn in heel andere verschijnselen.
  2. Onderzoeksmethoden.
    Paradigma’s hanteren verschillende standaarden over wat geldt als goede en slechte wetenschap. Het is dus mogelijk dat bepaalde onderzoeksmethoden die vóór een paradigmaovergang nog als wetenschappelijk werden beschouwd, dat niet meer zijn na een paradigmaovergang.
  3. Taalgebruik.
    Na een paradigmaovergang kunnen bestaande concepten fundamenteel van betekenis veranderen. Wetenschappers spreken na een paradigmaovergang een andere taal. Oude concepten kunnen vervallen of krijgen een andere invulling.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wetenschappelijke vooruitgang door paradigmawisselingen

A

Door de incommensurabiliteit van paradigma’s kunnen we volgens Kuhn niet stellen dat er na een paradigmaovergang sprake is van cumulatieve groei van wetenschappelijke kennis. We hebben gezien dat de wetenschap volgens Kuhn tijdens een periode van normale wetenschap cumulatieve groei vertoont, doordat er ‘puzzels’ worden opgelost binnen het heersende paradigma. In tegenstelling tot de logisch positivisten stelt Kuhn dat deze cumulatieve groei abrupt wordt onderbroken door paradigmawisselingen.

Kuhn stelt dat het niet objectief vast te stellen is of het ene paradigma ‘beter’ is dan het ander. Bovendien ‘verliest’ de wetenschap na een paradigmaovergang volgens Kuhn ook vaak verklarend vermogen. Een discipline kan bijvoorbeeld na een paradigmaovergang weliswaar gespecialiseerder en preciezer worden in z’n voorspellingen, maar minder breed in z’n toepassingsgebied. Geldt dat dan als vooruitgang, vraagt Kuhn zich af? Ook is het mogelijk dat het nieuwe paradigma anomalieën van het oude paradigma oplost, maar geen verklaring biedt op een gebied waar het oude paradigma dat wel deed.Het is niet altijd duidelijk of een nieuw paradigma op alle fronten superieur is aan het oude.

Kuhn stelt dat vanuit het perspectief van het nieuwe paradigma het oude paradigma natuurlijk altijd inferieur is. Maar als we deze vergelijking maken, gebruiken we de standaarden van het nieuwe paradigma om het oude te beoordelen en dat is volgens Kuhn geen eerlijke vergelijking. Door de incommensurabiliteit van paradigma’s, kunnen wij tenslotte niet beschikken over paradigmaonafhankelijke, objectieve maatstaven om dit te beoordelen.

Toch kunnen we volgens Kuhn in het algemeen wel spreken van wetenschappelijke vooruitgang bij paradigmawisselingen, al is deze vooruitgang niet cumulatief of zuiver objectief van aard. Kuhn ziet duidelijke parallellen tussen evolutie en wetenschappelijke ontwikkeling. Opeenvolgende paradigma’s ziet hij als raamwerken die steeds beter aangepast zijn aan hun omgeving. Net zoals evolutie geen einddoel heeft of ergens naartoe evolueert, zo evolueert de wetenschap ook niet naar een zo precies mogelijke afspiegeling van de objectieve werkelijkheid (truth-approximation).

Kuhn stelt daartegenover dat paradigma’s steeds meer empirische inhoud krijgen, specialistischer worden, meer ‘puzzels’ genereren en oplossen, en preciezere voorspellingen doen. Volgens Kuhn kunnen we dus stellen dat de wetenschap zich door de geschiedenis heen steeds verder weg beweegt van oude paradigma’s, naar beter aangepaste paradigma’s die meer puzzels oplossen. Wetenschappelijke vooruitgang is volgens Kuhn dus niet alleen een kenmerk van normale wetenschap, maar ook van wetenschappelijke revoluties.

17
Q

Controverse Kuhn

A
  1. Epistemisch relativisme
  2. Geen algoritme voor paradigma-keuze
18
Q

Controverse Kuhn: epistemisch relativisme

A

Velen concludeerden dat Kuhns positie leidt tot epistemisch relativisme: het idee dat er geen absolute waarheid bestaat, geen objectieve feiten, alle kennis is afhankelijk van de waarnemer. Dit betekent de doodsteek voor het idee van wetenschap als baken van betrouwbare kennis.

Epistemisch relativisme: de kennisclaims die de wetenschap maakt, zijn niet fundamenteel anders of beter dan andere ‘kennisclaims’. Ze zijn op hun eigen manier allemaal ‘waar’ volgens de relativist.

Maar in de praktijk kunnen we wel degelijk onderscheid maken tussen de epistemologische status (het waarheidsgehalte) van deze verschillende uitspraken omdat ze door elke wetenschapper met betrouwbare instrumenten te verifiëren of te falsifiëren zijn.

In reactie op deze kritieken heeft Kuhn een nawoord toegevoegd, waarin hij duidelijk maakt dat hij het relativistische standpunt niet ondersteunt.

Kuhn hanteert een ander criterium waardoor wij toch kunnen bepalen of een bepaald paradigma ‘beter’ is dan het andere: het puzzel-generend en puzzel-oplossend vermogen van een paradigma. Dat is weliswaar geen zuiver objectief criterium, maar wel een criterium waar wetenschappers volgens Kuhn de meeste waarde aan hechten.

Ook stelt Kuhn dat aanhangers van verschillende paradigma’s elkaars ‘taal’ en methoden wel kunnen leren begrijpen. De incommensurabiliteit van paradigma’s is dus niet zo absoluut als sommige van Kuhns criticasters uit zijn boek opmaakten. Vaak is er nog voldoende overlap tussen paradigma’s om een vertaalslag te maken.

19
Q

Controverse Kuhn: geen algoritme voor paradigma-keuze

A

De paradigma-keuze van wetenschappers tijdens een crisis (volgens Kuhn) kreeg veel kritiek te voorduren. Volgens Kuhn bestaat er geen algoritme voor theoriekeuze. De context of justification is dus niet gebaseerd op zuiver rationele gronden. Het idee dat Kuhn in plaats daarvan opperde, leidde ook tot felle kritiek. Kuhn beweerde namelijk dat theoriekeuze bepaald wordt door een grote groep wetenschappers die tijdens een crisis een inschatting moeten maken welke theorie de basis gaat vormen voor het nieuwe paradigma. Lakatos zag het idee dat de keuze voor een nieuw kandidaat-paradigma afhankelijk is van allerlei sociale processen tussen wetenschappers (zoals competitie en rivaliteit) als een grote bedreiging voor de rationele basis van theoriekeuze.

Volgens Kuhn beschikken wetenschappers echter wel degelijk over de kennis om een goed onderbouwde/rationele paradigma-keuze te maken. Kuhn geeft richtlijnen waaraan een goede wetenschappelijke theorie moet voldoen:

  1. Accurate uitspraken
  2. Consistent met andere bestaande theorieën
  3. Brede reikwijdte en doet dus uitspraken over een breed empirisch domein
  4. Eenvoudig, zo min mogelijk complexe aannamen
  5. Vruchtbaar, moet nieuwe puzzels genereren

Wetenschappers kunnen echter wel van mening verschillen over welke van deze principes voorrang krijgt bij zo’n theoriekeuze. Maar Kuhn gaat ervan uit dat het collectieve oordeel van een groep kundige wetenschappers de meest rationele manier is om zo’n keuze te maken.

Er is geen garantie dat een nieuw paradigma zijn beloften ook daadwerkelijk waarmaakt, maar Kuhn vertrouwt hier op het zelfreinigend vermogen van de wetenschap. In het geval dat een groep wetenschappers voor een paradigma kiest dat uiteindelijk foutief blijkt te zijn, komt er op den duur een nieuwe revolutie en begint de wetenschappelijke cyclus weer van voor af aan.