tekstverbanden Flashcards

(12 cards)

1
Q

een chronologisch tekstverband

A

gebeurtenissen in de juiste volgorde
daarna, dan, intussen, later, nu,ooit, uiteindelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

concluerende verband

A

concluse getrokken uit eerdere info
al met al, conclurened, daarom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

opsommend verband

A

zaken achter elkaarbeschreven
ook, ten eerste, ten 2de, vervolgens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

samenvattend verband

A

verkorte weergave van eerdere info
samengevat, kortom, al met al

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

tegenstellend verband

A

tegenovergestelde zaken zien tegenover, daarentegen, hoewel, maar, ondanks, toch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

toelichtend verband

A

geeft extra info bij een ow
als, bijv., zo, zoals

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

deel van middel verband

A

geeft aan welk middel wordt gebruikt om iets te bereiken.
met, met behulp van, opdat, om te

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

oorzakelijk verband

A

waardoor iets is gebeurt
als gevolg van, daardoor, dus, vanwege

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

toegevend verband

A

geeft de andere kant van de zaak
hoewel, ook, al

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vergelijkend verband

A

laat een overeenkomst of verschil zie.
evenals, net zoals, zoals

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

redegevend verband

A

waarom iemand iets doet
daarom, dus, namelijk, want, omdat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

voorwaardelijk verband

A

de voorwaarde waaronder iets gebeurt. als, indie, tenzij, wanneer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly