TH 6: Het spijsverteringsstelsel Flashcards

(91 cards)

1
Q

Welke voedingsstof wordt er verbrand bij de celademhaling?

A

Glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat voert het spijsverteringsstelsel nog aan?

A

andere voedingsstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke energievorm zit er in voedingsstoffen opgeslagen?

A

chemische energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vanuit welk orgaan worden de voedingsstoffen aangevoerd?

A

darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tekening 1. Noteer de nummers bij de onderzoeksvragen

A

2 - 4 - 3 - 7 - 1 - 8

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke veranderingen ondergaat het voedsel in het spijsverteringsstelsel?

A

kleurverandering, deurverandering, vormverandering, structuurverandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke rol speelt het spijsverteringsstelsel voor de cel? (Groene kader)

A

Het spijsverteringsstelsel zorgt voor het verkleinen van voedsel zodat de nodige voedingsstoffen in het bloed en de cellen kunnen:
-via mechanisch verkleinen door beweging
- via chemisch verkleinen door verteringssappen die chemisch reageren met het voedsel.
Het spijsverteringsstelsel maakt verschillende verteringssappen aan, zoals speeksel, waardoor het voedsel een stofomzetting ondergaat.
Glucose is de brandstof die nodig is voor de celademhaling. Samen met andere voedingsstoffen wordt glucose uit de darm gehaald en via het bloed naar de cel vervoerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke verkleingsvorm is van toepassing (mechanisch verkleinen of chemisch verkleinen)
1. bruistablet reageert met water
2. koekjes pletten voor crumble
3. papier knippen met een schaar
4. de maag kneedt met voedsel
5. het maagsap verkleint voedsel
6. toiletreiniger verwijdert kalk

A
  1. chemisch
  2. mechanisch
  3. mechanisch
  4. mechanisch
  5. chemisch
  6. chemisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom moeten voedingsstoffen verkleind worden in je lichaam?

A

om in het bloed en de cellen te raken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe worden voedingsstoffen naar de cel vervoerd?

A

via het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vanuit welk orgaan komen de voedingsstoffen in het bloed?

A

vanuit de darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe heet het energieproces dat plaatsvindt in de mitochondriën van de cellen?

A

celademhaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ondergaat glucose in de cel een stofomzetting?

A

Ja, ze wordt verbrand met zuurstofgas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In welke twee eenheden wordt energie uit voeding weergegeven?

A

kj en kcal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe worden vetten onderverdeeld?

A

verzadigd en onverzadigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een synoniem voor proteïnen?

A

eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe worden koolhydraten onderverdeeld?

A

zetmeel en suikers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is glucose

A

De eenvoudigste suiker die in de mitochondriën van de cel wordt gebruikt als brandstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is zetmeel?

A

Zetmeel bestaat uit een keten van aan elkaar gebonden glucosemoleculen. Zetmeel wordt ook een trage suiker genoemd, omdat het chemisch verkleinen tot glucose enige tijd in beslag neemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waaruit bestaan voedingsmiddelen? (Groene kader)

A

Voedingsmiddelen zijn alle soorten voedsel die je eet en drinkt. Ze zijn van plantaardige, dierlijke of gemengde oorsprong.
Op een voedingsetiket staat de samenstelling van het voedingsmiddel.
Voedingsstoffen (nutriënten) zijn de stoffen waaruit voedingsmiddelen zijn opgebouwd. Er zijn zeven voedingsstoffen: koolhydraten, vetten, eiwitten (proteïnen), voedingsvezels, mineralen, vitamines en water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe noteer je energie?

A

Het symbool voor de grootheid energie is E.
De hoofdeenheid van energie is joule (J)
Bij voedingsmiddelen wordt vaak een afgeleide eenheid van energie gebruikt: calorie (cal).
Joule en calorie zijn erg kleine eenheden. Daarom wordt vaak het voorvoegsel kilo- (k) bij de eenheid gebruikt. Kilojoule (kJ) en kilocalorie (kcal) komen daarom vaak voor op verpakkingen. Beide eenheden kun je in elkaar omzetten met deze omrekenregel: ….cal x4,2 = … J
…J :4,2 = … cal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Tekening 2. Bekijk de voedingsmiddeltabel en beantwoord de vragen.

A
  1. koolhydraten
  2. groentesaus
  3. gruyèrekaas
  4. vezels
  5. koolhydraten en vetten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Tekening 2. Welke brandstoffen vind je hier?

A

koolhydraten en vetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Tekening 2. Welke bouwstoffen vind je hier?

A

eiwitten en water en mineralen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Tekening 2. Welke beschermstoffen vind je hier?
mineralen, voedingsvezels en vitamines
26
Tekening 3. Noteer 4 voedingsmiddelen met veel eiwitten
kippenborst, goudkaas, tempé, kabeljauw
27
Tekening 3. Noteer 4 voedingsmiddelen met veel vetten
mayonaise, melkchocolade, goudakaas, rivierpaling
28
Vul aan. Voedingsmiddelen die veel eiwitten en/of vetten bevatten zijn meestal van...
dierlijke oorsprong
29
Vul aan. Voedingsmiddelen die veel koolhydraten en/of vezels bevatten, zijn meestal van ....
plantaardige oorsprong
30
Wat is de functie van de verschillende voedingsstoffen? (Groene kader)
Je lichaam heeft voedingsstoffen nodig om goed te kunnen functioneren. Aan de hand van hun functie worden de voedingsstoffen onderverdeeld in drie groepen. 1. Brandstoffen zijn vetten en koolhydraten. Ze leveren energie voor de lichaamsbeweging, de werking van de organen en het op peil houden van de lichaamstemperatuur. 2. Bouwstoffen zijn eiwitten, mineralen en water. Ze zorgen voor groei en herstel bij wonden en breuken en de aanmaak van nieuwe cellen. 3. Beschermstoffen zijn vitamines, mineralen en voedingsvezels. Ze zorgen voor een goede orgaanwerking en beschermen je lichaam tegen ziekteverwekkers.
31
Hoe heeft het basisenergieverbruik, nodig om te overleven?
grondstofwisseling
32
Met welke activiteit kan je de meeste energie verbruiken?
hardlopen
33
Tekening 4. Bekijk de tabel. Wat is Juuls energieverbruik na 1 uur zitten in de klas?
E-verbruik = 50 kg x 4,1 kJ/kg = 205 kJ
34
Tekening 4. Bekijk de tabel. Wat is Juuls energieverbruik na 1 uur fietsen?
E-verbruik = 50 kg x 25,2 kJ/kg = 1260 kJ
35
Tekening 4. Juul eet een snicker met een energiewaarde van 1155 kJ. Kan hij met een uurtje fietsen die energie weer verbruiken?
Ja
36
Tekening 5. Wat valt je op als je de energiebehoefte van jongens en meisjes van jouw leeftijd bekijkt?
Jongens hebben meer energie nodig dan meisjes.
37
Tekening 5. Waarom stijgt de energiebehoefte bij kinderen en jongeren tot de leeftijd van 18 jaar?
Kinderen en jongeren moeten nog groeien.
38
Tekening 5. Waarom daalt de energiebehoefte bij bejaarden?
Ze zijn minder actief en verbruiken dus minder.
39
Tekening 5. Wat als de energiebehoeften en verbruik niet in verhouding zijn met elkaar?
Dan verdik je of val je af.
40
Welke factoren bepalen je dagelijkse energiebehoefte en -verbruik? (Groene kader)
Je dagelijkse energiebehoefte en -verbruik is afhankelijk van je geslacht, je leeftijd, je massa en je dagelijkse activiteit.
41
Welke zijn voedingsmiddelen en welke zijn voedingsstoffen? salami - fruitsap - voedingsvezels - glas - tomaat - koolhydraten - brood - ei - peer - vitamines - mineralen - vetten - kaarsvet - lasagen
Voedingsmiddelen: salami, fruitsap, tomaat, brood, ei, peer, lasagne Voedingsstoffen: voedingsvezels, koolhydraten, vitamines, mineralen, vetten
42
Welke voedingsmiddelen zijn van zuiver plantaardige oorsprong of van zuiver dierlijke oorsprong of van gemengde oorsprong? kip - appelmoes - aardappelen - aardbeienijs - groentestoofpotje quorn - rijst - fruitsalade - appelsap - ribbetjes - couscous - slaatje met tomaat en wortel - donut - cola
Zuiver plantaardige oorsprong: appelmoes, aardappelen, groentestoofpotje, rijst, fruitsalade, appelsap, couscous, slaatje met tomaat en wortel, cola Zuiver dierlijke oorsprong: kip, ribbetjes Gemengde oorsprong: aardbeienijs, donut
43
Tekening 6. Welke soorten beschermende voedingsstoffen komen hier aan bod?
vitamines en mineralen
44
Tekening 6. Welke twee voedingsmiddelen bevatten de meeste vitamine C, nodig om je te beschermen tegen ziektes?
paprika en kiwi
45
Tekening 6. Welk mineraal zit het meest in kiwi, sinaasappel en wortel en heb je nodig om je botten en tanden sterk te houden?
calcium
46
Tekening 6. Welk mineraal zit veel in banaan en helpt sporters om spierkrampen te voorkomen tijdens een wedstrijd?
magnesium
47
Tekening 6. Welk mineraal zit er meer in kiwi dan in andere voedingsmiddelen en is belangrijk voor de bloedaanmaak?
ijzer
48
Tekening 6 . Welke groente is rijk aan vitamine A en daarom goed voor huid, haar en ogen?
wortel
49
Noteer de functies van voeding en hun bijhorende voedingsstoffen. Tijdens het skiën liep je een spierscheur op en wat heb je nodig voor een vlot herstel?
Bouwstoffen: eiwitten, mineralen en water
50
Noteer de functies van voeding en hun bijhorende voedingsstoffen. Je had net buikgriep. Hoe verhoog je je weerstand en herstel je de darmtransit?
Beschermstoffen: vitamines, mineralen, voedingsvezels
51
Noteer de functies van voeding en hun bijhorende voedingsstoffen. Waarom eet je tijdens de speeltijd een koek om meer energie te hebben tot de middag?
Brandstoffen: koolhydraten, vetten
52
Tekening 7. Welk etiket is afkomstig van knakworst?
1. knakworst is van dierlijke oorsprong want het bevat meer vetten en eiwitten
53
Tekening 7. Welke koolhydraten bevat confituur meer dan knakworst?
suikers
54
Tekening 8. Noteer de nummers van de organen.
1. mondholte 2. keelholte 3. slokdarm 4. maag 5. twaalfvingerige darm 6. lever 7. galblaas 8. alvleesklier (pancreas) 9. dunne darm 10. blindedarm 11. appendix 12. dikke darm 13. endeldarm 14. aars
55
Welke weg legt het voedsel af in het spijsverteringsstelsel? (Groene kader)
Mondholte - keelholte - slokdarm - maag - twaalfvingerige darm - lever - galblaas - alvleesklier - dunne darm - blindedarm - appendix - dikke darm - endeldarm - aars De lever, galblaas, alvleesklier en appendix maken ook deel uit van het spijsverteringsstelsel, maar het voedsel gaat niet in of door die organen.
56
Voor wat zorgen tanden?
Voor het mechanisch verkleinen van voedsel
57
Welke tanden zorgen voor het afbijten van zacht voedsel?
snijtanden
58
Welke tanden zorgen voor het afbijten van hard voedsel?
hoektanden
59
Welke tanden zorgen voor het malen van voedsel?
kiezen
60
Tekening 9. Benoem de cijfers
1. huig 2. tong 3. strotklepje 4. voedselbrok
61
Wat gebeurt er met het voedsel in de mond- en keelholte? (Groene kader)
De tanden zorgen voor een eerste mechanische verkleining van het voedsel door het in kleinere stukjes te snijden (snij- en hoektanden) en te vermalen (kiezen). Speeksel is het eerste verteringssap dat zorgt voor het bevochtigen van de voedselbrij zodat het inslikken gemakkelijker verloopt. Door het speeksel start het chemische verkleiningsproces van zetmeel naar glucose. De tong duwt het voedsel tussen de tanden, mengt het met speeksel en duwt de voedselbrij bij het inslikken in de keelholte. In de keelholte zorgen de huig en het strotklepje ervoor dat het voedsel enkel in de slokdarm terechtkomt en niet in de neusholte of luchtpijp.
62
Er zijn twee soorten darmspieren die afwisselend samentrekken en ontspannen. (peristaltiek)
Kringspieren die samentrekken maken de darm dunner en langer. Lengtespieren die samentrekken maken de darm korter en dikker.
63
Tekening 10. Welke spieren zie je hier samentrekken?
Kringspieren
64
Wat gebeurt er met het voedsel in de slokdarm? (Groene kader)
In de slokdarm zorgen kring- en lengtespieren voor peristaltiek. Dat is het vooruitduwen van voedsel in het spijsverteringskanaal dankzij knijp- en duwbewegingen van de darmspieren. Het voedsel wordt door peristaltiek verder mechanisch verkleind.
65
Wat gebeurt er met het voedsel in de maag? (Groene kader)
Spieren in de maag kneden het voedsel heen en weer. Hierdoor wordt het verder mechanisch verkleind en goed vermengd met het maagsap. Hoe kleiner de voedingsstoffen, hoe beter de verteringssappen erop kunnen inwerken. Maagsap is een zuur verteringssap dat het voedsel chemisch kan verkleinen. Hier start de afbraak van eiwitten tot aminozuren.
66
Tekening 11. Benoem de cijfers
1. lever 2. galblaas 3. twaalfvingerige darm 4. alvleesklier
67
Wat gebeurt er met het voedsel in de twaalfvingerige darm? (Groene kader)
In de twaalfvingerige darm worden twee sappen toegevoegd aan de voedselbrij, die zich hier verder voortbeweegt dankzij peristaltiek. Galsap wordt geproduceerd in de lever en tijdelijk bewaard in de galblaas. Het is in staat om grotere vetdeeltjes op te splitsen in kleinere vetdeeltjes. Aangezien er hier geen stofomzetting gebeurt, is galsap ook geen verteringssap. Alvleessap wordt geproduceerd in de alvleesklier (pancreas). Het is in staat om verschillende nog te grote voedingsstoffen verder chemisch te verkleinen, zoals de afbraak van zetmeel - glucose, eiwitten - aminozuren, vetten - vetzuren en glycerol
68
Tekening 12. Vul aan.
1. speeksel - alvleessap - darmsap 2. maagsap - alvleessap - darmsap 3. galsap - alvleessap - darmsap
69
Waar wordt darmsap geproduceerd?
in de dunne darm
70
Is darmsap een verteringssap
ja, er is een stofomzetting
71
Wat is de functie van het darmsap?
darmsap verteert de laatste stukjes
72
Tot weke kleine voedingsstoffen kan darmsap de laatste grote voedingsstoffen afbreken?
glucose, aminozuren, vetzuren en glycerol
73
Wat is absorptie?
De opname van kleine voedingsstoffen vanuit de dunnen darm naar het bloed. Hoe langer de darm, hoe groter het contactoppervlak met de omringende vloeistof en hoe beter de absorptie verloopt.
74
Tekening 13. Vul aan.
1. lengtespieren 2. kringspieren 3. darmwand 4. darmplooien 5. darmvlokken 6. bloedvaatjes 7. dekweefsel
75
Hoe is de dunne darm inwendig aangepast om een zo groot mogelijk oppervlak te hebben?
darmplooien en darmvlokken
76
Waarom moet het darmsap de voedseldeeltjes nog verder verkleinen tot hun kleinste vorm?
omdat enkel kleine voedingsstoffen in het bloed geraken.
77
Hoe heet de stofuitwisseling van kleine voedingsstoffen in het bloed?
Absorptie
78
Wat gebeurt er met het voedsel in de dunne darm? (Groene kader)
Dankzij de peristaltiek wordt de vloeibare voedselbrij in de dunne darm voortbewogen. Darmsap zorgt in de dunne darm voor de laatste verteringsprocessen. Verteren is het verkleinen van voedsel tot opneembare kleine voedingsstoffen, zoals glucose, aminozuren, vetzuren en glycerol. In de dunne darm gebeurt er absorptie. Dat is de opname van kleine voedingsstoffen via de darmwand in het bloed. Die stofuitwisseling verloopt optimaal door de grote lengte van de dunne darm en zijn grote oppervlak binnenin dankzij de darmplooien en darmvlokken.
79
Welk probleem heb je als er te weinig water uit de dikke darm wordt onttrokken
Diarree
80
Welk probleem heb je als er te veel water uit de dikke darm wordt onttrokken
constipatie
81
Tekening 14. Vul aan.
1. dunne darm 2. blindedarm 3. appendix 4. dikke darm 5. endeldarm 6. aars
82
Wat gebeurt er met de resterende voedselbrij? (Groene kader)
Op het einde van de dunne darm komt de voedselbrij binnen via de blindedarm in de dikke darm. Hier wordt er overtollig vocht onttrokken en opgenomen in het bloed. De vaste onverteerbare voedselresten verzamelen zich uiteindelijk in de endeldarm. Dankzij peristaltiek wordt die voedselresten voortbewogen tot aan de aars. Wanneer de kringspieren in de aars zich ontspannen, verlaten de uitwerpselen het lichaam.
83
Tekening 15. Oefening.
1. Mondholte 2. slokdarm 3. lever 4. dikke darm 5. twaalfvingerige darm 6. aars 7. endeldarm 8. galblaas 9. maag 10. dunne darm
84
Hoe is het spijsverteringsstelsel bij andere gewervelde dieren aangepast? (Groene kader)
Het spijsverteringsstelsel is aangepast aan de aard van hun voedsel. Planten worden moeilijker verteerd dan vlees. Langere darmen vergroten de verteringstijd. Planteneters (herbivoren) hebben een grote buikomtrek door hun lange darmen. Vleeseters (carnivoren) hebben een kleine buikomtrek door hun kortere darmen. Alleseters (omnivoren) hebben een matige buikomtrek door hun middellange darmen.
85
Welke zijn planteneters en welke zijn vleeseters? paard, luipaard, neushoorn, jakhals, koala en koe
Planteneters: paard, neushoorn, koala, koe Vleeseters: luipaard, jakhals
86
Tekening 16. Vul aan.
1. dunne darm 2. blindedarm 3. dikke darm 4. endeldarm
87
Hoeveel keer zijn de darmen langer dan de romp? konijn: mens: kat:
16 keer 8 keer 5 keer
88
Tekening 17. A, B, C Geef me de buikomtrek, eter, darmlengte
A. grote buikomtrek, planteneter, darmlengte --- romplengte B. matige buikomtrek, alleseter, darmlengte -- romplengte C. kleine buikomtrek, vleeseter, darmlengte - romplengte
89
Wat is een gezonde voeding- en leefwijze voor ons lichaam? (Groene kader)
Om gezond te leven moet je veel water drinken (1,5 liter per dag) Eet dagelijks meer plantaardige voedingsmiddelen dan dierlijke. Kies voor weinig of niet-bewerkte voedingsmiddelen. Vermijd teveel suikers, vet, zout, alcohol ... Om gezond te leven moet je voldoende bewegen en lang stilzitten regelmatig onderbreken: elke stap telt! De voeding- en bewegingsdriehoek helpen je de juiste keuzes maken.
90
Tekening 18. De bewegingsdriehoek
Lezen
91
Tekening 19. Samenvatting
Overlopen