Thema 7 Week 1 Flashcards
(32 cards)
Wat is de definitie van persoonlijkheid?
Je karakter en de eigenschappen waardoor je verschilt van andere mensen.
Wat verstaan we onder identiteit?
Dat wat eigen aan jou is, zowel officieel als persoonlijk, en je maakt tot wie je bent.
Wat is de burgerlijke staat?
Of je getrouwd, ongetrouwd, gescheiden of weduwe/weduwnaar bent.
Wat is nationaliteit?
Van welk land je burger bent.
Wat betekent ‘buitengewoon’?
Heel erg goed.
Wat betekent ‘sensationeel’?
Adembenemend, helemaal geweldig!
Wat betekent ‘daadwerkelijk’?
Echt.
Wat houdt ‘zich uiten’ in?
Zeggen, opschrijven of op een andere manier laten weten wat je denkt of voelt.
Wat is een contactadvertentie?
Een advertentie die je plaatst, omdat je iemand wilt ontmoeten.
Wat is de context?
De omgeving waarin je iets ziet, hoort of leest.
Wat betekent ‘het opzicht’?
Vanuit een bepaalde kant bekeken.
Wat betekent ‘boeien’?
Ergens veel aandacht voor hebben.
Wat is het gezegde ‘appels met peren vergelijken’?
Twee dingen met elkaar vergelijken die niet met elkaar te vergelijken zijn omdat ze zo veel van elkaar verschillen.
Wat is een attribuut?
Een voorwerp dat gebruikt wordt op een foto.
Wat is een fotoshoot?
Een serie foto’s gemaakt door een fotograaf.
Wat betekent het om in beeld te komen?
Op de foto komen.
Wat is de betekenis van nietszeggend?
Zonder inhoud; het betekent niks.
Wat is de set?
De plek waar foto’s gemaakt worden.
Wat betekent stabiel?
Stevig; niet gemakkelijk uit evenwicht te brengen.
Wat is de betekenis van garanderen?
Verzekeren, zeggen dat iets zeker is.
Wat is een afweging?
Je bekijkt de voor- en nadelen van iets en neemt dan een beslissing.
Wat is de inspanning?
De moeite die je voor iets moet doen.
Wat is de studio?
De ruimte waar een fotograaf zijn foto’s maakt.
Wat is een close-up?
Een foto van heel dichtbij.
