THEME 2 A Flashcards
(19 cards)
1
Q
accessible
A
toegankelijk
2
Q
account for
A
verklaren
3
Q
accurate
A
nauwkeurig
4
Q
achieve
A
bereiken
5
Q
acknowledge
A
erkennen
6
Q
blow
A
iets verknallen
7
Q
come down
A
neerkomen op
8
Q
compete
A
strijden
9
Q
due to
A
te danken aan
10
Q
honest
A
eerlijk
11
Q
independent
A
onafhankelijk
12
Q
irrelevant
A
irrelevant
13
Q
keep in check
A
onder controle houden
14
Q
on the face of it
A
op het eerste gezicht
15
Q
patient
A
geduldig
16
Q
relatively
A
relatief / betrekkelijk
17
Q
responsibility
A
verantwoordelijkheid
18
Q
straightforward
A
simpel / rechttoe rechtaan
19
Q
urge
A
aansporen