Trede 12 Woordjes Flashcards
(63 cards)
1
Q
het lichaam
A
der Körper
2
Q
verzorgd
A
gepflegt
3
Q
Mooi
A
schön
4
Q
Leuk om te zien
A
hübsch
5
Q
lelijk
A
hässlich
6
Q
tevreden
A
zufrieden
7
Q
het oog
A
das Auge
8
Q
het figuur
A
die Gestalt, die Figur
9
Q
sterk
A
stark, kräftig
10
Q
verdrietig
A
traurig
11
Q
blij
A
froh
12
Q
teleurgesteld
A
enttäuscht
13
Q
enthousiast
A
begeistert
14
Q
jaloers
A
eifersüchtig
15
Q
gelukkig
A
glücklig
16
Q
dom, stom
A
blöd
17
Q
Ik voel me rot.
A
Ich fühle mich miserabel.
18
Q
Met mij gaat het goed.
A
Mir geht es gut.
19
Q
vol begrip
A
verständnisvoll
20
Q
aardig
A
nett
21
Q
nerveus zijn
A
genervt sein
22
Q
huilen
A
weinen
23
Q
die Sehnsucht
A
het verlangen
24
Q
brauchen
A
nodig hebben
25
eine Karte verschicken
een kaart versturen
26
auf Hilfe angewiesen sein
hulp nodig hebben
27
spüren, fühlen
Voelen
28
zuhören
Luisteren
29
die Zuneigung
de genegenheid
30
begegnen
Ontmoeten
31
heiraten
Trouwen
32
das Verhältnis
de relatie
33
getrennt
Gescheiden
34
gescheitert
mislukt
35
die Haut
de huid
36
abnehmen
Afvallen
37
der Muskel
de spier
38
beobachten
zien, waarnemen
39
der Sinn
het zintuig
40
der Unterschied
het verschil
41
der Feiertag
de feestdag
42
der Valentinstag
Valentijnsdag
43
Weihnachten
Kerstmis
44
Pasen
Ostern
45
die Süβigkeiten, die Naschereien
het snoep
46
sich freuen auf + 4e nv
zich verheugen op
47
der Brauch, die Bräuche
de gewoonte(n), traditie(s)
48
der Erfinder
de uitvinder, de bedenker
49
zeigen
tonen
50
die Veranstaltung
het feest, de manifestatie
51
verlieft
verliebt
52
leuk vinden
mögen (Ich mag dich.)
53
Dat vind ik leuk. / Dat bevalt mij.
Das gefällt mir.
54
beliebt
Geliefd
55
je liefde tonen
seine Liebe zeigen
56
het hart
das Herz
57
de relatie
die Beziehung
58
de echtgenoot
der Ehemann
59
omgaan met
umgehen mit
60
praten over
reden / sprechen über
61
verwachten
erwarten
62
zich gedragen
sich verhalten
63
trouw
treu
