Vak Boekje Idoom 3 Flashcards
(278 cards)
1
Q
Aufgrund
A
Op Basis van
2
Q
Da
A
Omdat
3
Q
Dadurch
A
Daardoor
4
Q
Daher
A
Daarom
5
Q
Daraus Geht hervor
A
Daaruit blijkt
6
Q
Darum
A
Daarom
7
Q
Denn
A
Want
8
Q
Deshalb
A
Daarom
9
Q
Deswegen
A
Daarom
10
Q
Es ist klar
A
Het is duidelijk
11
Q
Gerade
A
Precies
12
Q
Grund
A
Reden
13
Q
Mehr denn jeh
A
Meer dan ooit
14
Q
Nämlich
A
Namelijk
15
Q
Weil
A
Omdat
16
Q
Zum einen, zum anderen
A
Aan de ene kant, aan de andere kant
17
Q
Gar
A
Helemaal
18
Q
Sogar
A
Zelfs
19
Q
Und zwar
A
En wel
20
Q
Vor allem
A
Vooral
21
Q
Zumal
A
Vooral
22
Q
Allerdings
A
Echter
23
Q
Andernfalls
A
Anders
24
Q
Außer
A
Behalve
25
Jedenfalls
In elk geval
26
Kaum
Nauwelijks
27
Nachteil
Nadeel
28
Nur
Alleen
29
Weder .. noch
Noch … noch
30
Zwar
Weliswaar
31
Allerdings
Zeker
32
Freilich
Zeker
33
In der Tat
Inderdaad
34
Ja
Immers
35
Natürlich
Natuurlijk
36
Ohnehin
Toch al
37
Tatsächlich
Inderdaad
38
Alles in allem
Al met al
39
Also
Dus
40
Demnach
Dus
41
Folglich
Dus
42
Im Endeffekt
Uiteindelijk
43
Je … desto
Hoe … hoe
44
Schließen aus
Concluderen uit
45
Kurz(um)
Kortom
46
Letztendlich
Uiteindelijk
47
Mit anderen Worten
Met andere woorden
48
Schließlich
Tenslotte
49
Somit
Dus
50
Wie gesagt
Zoals gezegd
51
Daraufhin
Daarom
52
Folge
Gevolg
53
Infolge
Ten gevolge van
54
So … dass
Zo … dat
55
Auch
Ook
56
Außerdem
Bovendien
57
Daneben
Daarnaast
58
Dann
Dan
59
Drittens
Ten derde
60
Erstens
Ten eerste
61
Ob … ob …
Of … of …
62
Und
En
63
Damit
Zodat
64
Indem
Doordat
65
Mittels
Door middel van
66
Um
Om
67
Etwa
Misschien
68
Vielleicht
Misschien
69
Aber
Maar
70
Allerdings
Echter
71
Dagegen
Daarentegen
72
Dennoch
Echter
73
Doch
Toch
74
Einerseits, andererseits
Aan de ene kant, aan de andere kant
75
Entweder…oder
Of … of
76
Hingegen
Daarentegen
77
Im Gegensatz zu
In tegenstelling tot
78
Immerhin
In ieder geval
79
Jedoch
Echter
80
Obwohl
Hoewel
81
Oder
Of
82
Sondern
Maar
83
Statt
In plaats van
84
Stattdessen
In plaats daarvan
85
Trotz
Ondanks
86
Trotzdem
Toch
87
Während
Terwijl
88
Als
Toen
89
Bald
Binnenkort
90
Bislang
Tot nu toe
91
Bevor
Voordat
92
Danach
Daarna
93
Dann
Dan
94
Nach
Na
95
Später
Later
96
Zuerst
Allereerste
97
Zugleich
Tegelijkertijd
98
Zuletzt
Ten slotte
99
Zum Schluss
Tot het einde
100
Zunächst
Eerst
101
1989
Viel de muur
102
Dabei
Toch
103
Ebenfalls
Eveneens
104
Nicht nur … sondern auch
Niet alleen … maar ook
105
Sowie
Evenals
106
Übrigens
Overigens
107
Weiter(hin)
Veder
108
Zudem
Bovendien
109
Zusätzlich
Bovendien
110
Als ob
Alsof
111
Ebenso… wie
Net zo … als
112
Genau(so) … wie
Net zo … als
113
Wie
Als
114
Erst recht
Pas echt
115
Beispielsweise
Bijvoorbeeld
116
Das heißt (d.h.)
Dat betekent
117
Etwa
Bijvoorbeeld
118
Unter anderem (u.a.)
Onder andere
119
Zum Beispiel (z.B.)
Bijvoorbeeld
120
Es sei denn
Tenzij
121
Falls
Als
122
Angenommen
Gesteld dat
123
Wenn
Wanneer, als
124
Der Abgeordnete
De afgevaardigde
125
Abhauen
Ervandoor gaan
126
Das Abitur
Eindexamen (vwo)
127
Die Ablenkung
De afleiding
128
Absichtlich
Opzettelijk
129
Absperren
Afsluiten
130
Achten auf
Letten op
131
Allerhand
Allerlei
132
Allmählich
Langzamerhand
133
Der Alltag
Het dagelijks leven
134
Das Alter
De leeftijd
135
Die Anforderung
De eis
136
Angeblich
Naar het schijnt
137
Der Angehörige
Het familielid
138
Angesagt
Populair
139
Angesichts
Gezien
140
Die Anlage
De installatie
141
Die Art
De soort
142
Die Arznei
Het geneesmiddel
143
Das Attentat
De aanslag
144
Der Aufenthalt
Het verblijf
145
Auffordern
Eisen van
146
Die Aufgabe
De taak
147
Aufklären
Ophelderen
148
Die Aufmerksamkeit
De aandacht
149
Aufregend
Opwindend
150
Ausbilden
Opleiden
151
Sich ausdenken
Bedenken
152
Auseinandersetzen
Zich bezighouden met
153
Die Auseinandersetzung
Het conflict
154
Ausfüllen
Invullen
155
Ausgeprägt
Uitgesproken
156
Ausgezeichnet
Uitstekend
157
Auslösen
Veroorzaken
158
Die Ausrede
Het smoesje
159
Ausschalten
Uitschakelen
160
Das Aussehen
Het uiterlijk
161
Ausstatten
Inrichten
162
Austauschen
Uitwisselen
163
Die Auswahl
De keuze
164
Der Ausweis
Het legitimatiebewijs
165
Auswendig
Uit het hoofd
166
Die Auswirkung
Het effect
167
Die Auszeichnung
De onderscheiding
168
Bar
Contant
169
Barfuß
Op blote voeten
170
Der Bedarf
De behoefte
171
Bedeuten
Betekenen
172
Sich begegnen
Elkaar ontmoeten
173
Behindert
Gehandicapt
174
Die Behörde
De instantie
175
Belebt
Levendig
176
Belegen
Bewijzen
177
Nach Belieben
Naar wens
178
Beliebt
Populair
179
Sich bemühen
Zich inspannen
180
Die Beschwerde
De klacht
181
Bestimmen
Bepalen
182
Bestimmt
Zeker
183
Betrachten
Bekijken
184
Betreuen
Begeleiden
185
Bevorzugen
De voorkeur geven aan
186
Bewältigen
Verwerken
187
Sich bewerben um
Solliciteren naar
188
Bewerten
Beoordelen
189
Bezeichnen
Aanduiden
190
Das Bild
De foto
191
Die Bildung
De vorming
192
Bitten
Vragen
193
Blöd
Dom
194
Brauchen
Nodig hebben
195
Bremsen
Remmen
196
Bügeln
Strijken
197
Sich benehmen
Zich gedragen
198
Benutzen
Gebruiken
199
Bequem
Comfortabel
200
Beraten
Adviseren
201
Der Bereich
Het gebied
202
Bereits
Al
203
Berücksichtigen
Rekening houden met
204
Berühren
Aanraken
205
Berufstätig
Werkzaam
206
Sich beschäftigen mit
Zich bezig houden met
207
Bescheid wissen
Op de hoogte zijn
208
Bescheuert
Gestoord
209
Der Bundestag
De Duitse tweede kamer
210
Bundesweit
In heel Duitsland
211
Das Dachgeschoss
De zolder
212
Daheim
Thuis
213
Damals
Toen
214
Darstellen
Voorstellen
215
Die Daten
De gegevens
216
Demütigen
Vernederen
217
Das Denkmal
Het monument
218
Draußen
Buiten
219
Das Dreieck
De driehoek
220
Drohen
Dreigen
221
Der Duft
De geur
222
Durchschnittlich
Gemiddeld
223
Die Ehe
Het huwelijk
224
Ehemalig
Voormalig
225
Ehrgeizig
Ambitieus
226
Eindeutig
Duidelijk
227
Einfach
Gewoon
228
Sich einigen
Het eens worden
229
Einladen
Uitnodigen
230
Die Eihnahmen
De inkomsten
231
Sich einprägen
Uit het hoofd leren
232
Einschalten
Inschakelen
233
Einstufen
Indelen
234
Der Eintopf
De stamppot
235
Die Entschuldigung
De verontschulding
236
Enttäuschen
Teleurstellen
237
Die Entzündung
De ontsteking
238
Das Ereignis
De Gebeurtenis
239
Die Erfindung
De ontdekking
240
Der Erfolg
Het succes
241
Erfolgreich
Succesvol
242
Erforderlich
Noodzakelijk
243
Erforschen
Onderzoeken
244
Erhalten
Verkrijgen
245
Sich erholen
Zich ontspannen
246
Die Erkenntnis
Het inzicht
247
Erkunden
Verkennen
248
Erlauben
Toestaan
249
Die Erlaubnis
De toestemming
250
Erleben
Meemaken
251
Erledigen
Afhandelen
252
Erleichtern
Gemakkelijker maken
253
Eintreffen
Aankomen
254
Der Einzelhandel
De detailhandel
255
Die Einzelheit
Het detail
256
Einzigartig
Uniek
257
Sich ekeln vor
Walgen van
258
Empfangen
Ontvangen
259
Eng
Strak
260
Der Enkel
Het kleinkind
261
Entfalten
Ontplooien
262
Entfernen
Verwijderen
263
Die Entfernung
De afstand
264
Enthalten
Bevatten
265
Die Entscheidung
De beslissing
266
Sich ernähren
Zich voeden
267
Ernst nehmen
Serieus nemen
268
Die Ernte
De oogst
269
Erörtern
Bespreken
270
Erringen
Behalen
271
Erschöpft
Uitgeput
272
Ersetzen
Vervangen
273
Erstatten
Vergoeden
274
Erstaunt
Verbaasd
275
Ertrappen
Betrappen
276
Erwachsen
Volwassen
277
Erwägen
Overwegen
278
Erwähnen
Vermelden
