Trede 14 Flashcards
(45 cards)
1
Q
de snaar
A
die Saite
2
Q
de duim
A
der Daumen
3
Q
de wijsvinger
A
der Zeigefinger
4
Q
de dansvloer
A
die Tanzfläche
5
Q
de repetitie
A
die Probe
6
Q
de pas
A
der Schritt
7
Q
de verbinding
A
der Anschluβ
8
Q
herhalen
A
wiederholen
9
Q
dus
A
also
10
Q
slepen
A
schleifen
11
Q
rechtdoor
A
geradeaus
12
Q
de band
A
der Reifen
13
Q
repareren
A
flicken
14
Q
de binnenband
A
der Schlauch
15
Q
het gat
A
das Loch
16
Q
de lucht
A
die Luft
17
Q
nadat
A
nachdem
18
Q
eerst
A
zuerst
19
Q
de emmer
A
der Eimer
20
Q
omdat
A
weil
21
Q
tenslotte
A
schlieβlich
22
Q
opbellen
A
anrufen
23
Q
de waterschade
A
der Wasserschaden
24
Q
gebruiken
A
benutzen
25
uitzetten
ausschalten
26
vochtig
feucht
27
bekrassen
zerkratzen
28
het beeldscherm
der Bildschirm
29
succesvol
erfolgreich
30
de reclame
die Werbung
31
de handleiding
die Anleitung
32
aanbevelen
empfehlen
33
besluiten
sich entscheiden
34
het doel
das Ziel
35
de aanwijzingen
die Hinweise
36
publiceren
veröffentlichen
37
beoordelen
bewerten
38
waarschuwen
warnen
39
de consument
der Verbraucher
40
trotzdem
toch
41
der Gegensatz
de tegenstelling
42
auβerdem
bovendien
43
die Schlussfolgerung
de conclusie
44
also
dus
45
deswegen
daarom
