Unité 4 - App 5 - N/F - 4G Flashcards
(29 cards)
1
Q
eerder, liever
A
plutôt
2
Q
langskomen
A
passer
3
Q
in het begin
A
au début
4
Q
jawel
A
si
5
Q
schijnen, lijken
A
paraître
6
Q
integendeel
A
au contraire
7
Q
onzin
A
n’importe quoi
8
Q
missen
A
manquer
9
Q
zich goed voelen
A
van plan zijn
10
Q
gewelddadig
A
violent
11
Q
open (ook fig.)
A
ouvert
12
Q
ertoe doen, tellen
A
compter
13
Q
de trailer
A
la bande-annonce
14
Q
grappig, lollig
A
rigolo
15
Q
zenuwachtig
A
nerveux
16
Q
afspreken
A
se donner rendez-vous
17
Q
ruzie maken
A
se disputer
18
Q
ophalen
A
venir chercher
19
Q
de indruk hebben
A
avoir l’impression
20
Q
iemand bellen
A
appeler quelqu’un
21
Q
een boodschap achterlaten
A
laisser un message
22
Q
een afspraak afzeggen
A
annuler un rendez-vous
23
Q
iemand telefonisch bereiken
A
joindre quelqu’un au téléphone
24
Q
het telefoontje
A
le coup de fil
25
een afspraak verzetten
remettre / déplacer un rendez-vous
26
iemand bellen
téléphoner à quelqu'un
27
doorverbinden met iemand
passer quelqu'un
28
een verkeerd nummer toetsen/ kiezen
se tromper de numéro
29
een afspraak bevestigen
confirmer un rendez-vous