VO.2 - Herkennen van huidtumoren Flashcards

1
Q

Wat is keratosis actinica?

A

een verhoornings- en uitrijpingsstoornis van de huid door DNA schade in de basale keratinocyten door langdurige UV-blootstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe herkennen we keratosis actinica?

A
  • meestal lichtbruin gepigmenteerd
  • ruw aanvoelend
  • op zon geëxposeerde huid (mn gelaat en handrug)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het risico van keratosis actinica?

A

Kan na 10-20 jaar overgaan in een PCC dat zich meestal niet agressief gedraagt (muv lip of kaal hoofd)
Kans per individuele laesie is niet zo groot, mar bij meer dan 20 loopt het risico op tot 20%

Omgekeerd ontstaat 50-60% van de PCC uit actinische keratosen

11-25% van de mensen boven de 40 heeft dit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is m. Bowen?

A

In situ PCC
- scherp begrensde langzaam groter wordende erythemato-squameuze plek die kan lijken op eczeem of psoriasis
- soms gepigmenteerd
- vaak met crustae
- exotisch groeiend en modulair kan voorkomen
- meestal solitair (10-20% multipel –> vooral bij immuunstoornis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bij wie komt m. Bowen voor? en waar?

A

Vooral bij ouderen rond de 70 jaar en vooral bij vrouwen

75% op onderbenen
Maar ip kan het overal zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waardoor komt m. bowen?

A
  • blootstelling uv-straling en andere straling (RT)
  • afweerstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe groot is de kans dat m bowen overgaat in een PCC?

A

Geschat op 3-5%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe herken je BCC?

A
  • huidkleurig of licht roze tumortje (Nodulair BCC)
  • Glanzend aspect
  • teleangiëctasieën
  • kan erythemateus
  • opstaande rand
  • ulceratie
  • littekenachtig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar komt BCC voor? Wat zijn risicofactoren?

A

Op zon geëxposeerde gebieden
- mn gelaat
- NIET op slijmvliezen, handpalmen of voetzolen

Risicofactoren:
- cumulatieve blootstelling aan UV
- genetische predispositie
- hoge leeftijd
- immuunsuppressie
- huidtype I of II
- hydrochloortiazide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat voor soorten BCC zijn er?

A

Kan:
- nodulair
- ulcererend
- oppervlakkig
- morpheatype = scleroserend
- gepigmenteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke huidtumoren komen het meest voor?

A
  1. BCC
  2. PCC
    Incidentie neemt toe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bij wie komt PCC vooral voor?

A
  • blanken (70 : 1)
  • 75% is > 65 jaar
  • Mannen 2x meer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn factoren die bijdragen aan het ontstaan van PCC?

A

Belangrijkste: UV-licht

  • bepaalde genodermatosen geven een verhoogd risico op PCC (bvb xeroderma pgimentosum)
  • Ioniserende straling
  • arsenicum
  • chronische wonden
  • littekens
  • brandwonden, zweren, fistels, M Bowen of AK
  • immuun gecomprimeerde patienten
  • Roken geeft 2x hogere kans
  • HPV infectie
  • hydrochloortiazide
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar komt PCC voor?

A

Ruim 80% in hoofd-hals gebied
20% mn in overige aan de zon blootgestelde gebieden van de romp en extremiteiten (handrug)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe ziet het klinisch beeld van PCC eruit?

A
  • huidkleurige of lichtrode modulus met ruw aanvoelend oppervlak = hyperkeratose
  • later groter en kan uitgroeien tot een grote tumor met soms centrale ulceratie
  • soms pijnklachten (onderscheiden met pre-maligne afwijkingen)

Voorkeurs plekken:
- schedelhuid
- oren
- gezicht
- lippen
- onderarmen
- handruggen
- benen
Maar kan overal

PCC kan metastaseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is lentigo maligna?

A

Een langzaam in situ melanoma = intra-epidermaal molenoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zien we klinisch bij lentigo maligna?

A
  • lichtbruin tot donkerbruin gepigmenteerde grillige maculae
  • lastg om exacte begrenzing vast te stellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat toont een dermatoscopie van lentigo maligna?

A
  • zeer fijnkorrelig pigment (dots) in een angulair patroon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Bij wie komt lentigo maligna voor?

A
  • vanaf 70 jaar meestal
20
Q

Wat is het volgende stadium na lentigo maligna?

Hoe groot is de kans dat het overgaat zin een melanoom?

A

Lentigo maligna melanoma (LMM)
2-3% gaat hierin over

> 45 jaar is LTR 4,7%
65 jaar is het 2,2%

21
Q

Wat is de oorzaak van maligne melanoom?

A

Hoge blootstelling aan de zon met een licht huidtype (60% heeft type I of II)
Vooral verbranding moet worden voorkomen!

  • PCC of BCC in VG
  • Melanoom in familie
  • veel congenitale naevie (>100)
  • > 5 atypische naevie
22
Q

Wat doet de incidentie van melanoom? En de sterfte?

A

Incidentie: stijgt
Vooral bij ouderen

Sterfte: iets afgenomen
Waarschijnlijk door betere voorlichting en daardoor ontdekking in een vroegere fase
Vroege ontdekking is bepalend voor de prognose (kleine Breslow dikte)

23
Q

Wat is het klinisch beeld van het melanoom?

A
  • asymmetrie in twee assen
  • ongelijke/grillige begrenzing
  • groter dan 6 mm
  • meerdere kleuren (hoe meer kleuren hoe verdachter)
  • niet doorlopen van huidlijnen door/over de laesie
  • ucleratie/korst

Dermatoscopisch onderzoek nodig

24
Q

Wat kunnen we gebruiken om het risico op de overgang van naevie naar melanoom te beoordelen?

A

ABCDE regel
Elk kenmerk wijst naar een mogelijke overgang naar melanoom

A = asymmetrie
B = border (grillig/onregelmatig)
C = colour (veel kleuren)
D = diameter
E = evolution (verandering) of elevation

25
Q

Wat is van belang voor de prognose van melanoom?

A

TNM-stadium

Dikte in mm = Breslow dikte

26
Q

Wat is een naevus?

A

Moedervlek
Naevus naevocellulairs vaak een melanocytaire naevus
Is per definitie goedaardig

27
Q

Wanneer ontstaan naevies?

A
  • meeste verschijnen in de loop van het leven = acquired melanocytic naevi
    Kinderen < 10 jaar hebben gemiddeld 2-3 naevie
    Rond 30 jaar: 20-30
  • Vanaf geboorte = congenital melanocytic naevi –> groter en sterker behaard
28
Q

Lijken naevie veel op elkaar?

A

Nee ze zijn sterk wisselend in
- vorm
- grootte (gemiddeld 2-6 mm)
- distributie
- aantal
- kleur
- beharing

29
Q

Waarmee worden naevie vaak verward?

A

Lentigines = goedaardige pigmentvlek geïnduceerd door zonlicht

Epheliden = sproeten bij blond en roodharigen en nemen toe na blootstelling aan de zon

30
Q

Welke soorten naevie zijn er?

A
  • junctional naevus (naevus naevocellularis marginalis): opeenhoping van naevuscellen in de epidermis
  • dermal / intradermal naevus (naevus naevocellularis dermalis): opeenhoping van naevuscellen in de dermis
  • compound naevus (naevus naevocellularis epidermo-dermalis): opeenhoping van naevuscellen in zowel dermis als epidermis
31
Q

Waarom gebruiken de dermotoscoop?

A

onderscheid tussen benigne en maligne gepigmenteerde laesies
men moet zich wel oefenen

32
Q

Wat is qua rand/border een teken van maligne groei?

A

Een scherpe begrenzing

Benigne: onscherpe begrenzing waarbij de pigment vervaagt richting de periferie

33
Q

Welke kleuren kunnen in een melanoom worden aangetroffen?

A
  • lichtbruin
  • donkerbruin
  • wit
  • grijsblauw
  • zwart
  • rood
34
Q

Welke vijf dermatoscopische kenmerken kunnen wijzen op een melanoom?

In welke mate bevatten benigne en maligne laesies deze kenmerken?

A
  • network (pigment netwerk)
  • structureless area (structuurloze gebieden)
  • dots (kleine zwarte of bruine puntjes) ≥3
  • globules (bruinzwarte ronde pigmentvlekjes)
  • branched streaks (vertakte uitlopertjes naar de periferie)

Circa 90% van de benigne melanocytaire lesies bevat 1 tot 3 van deze structuren, 10% bevat dus 4 of meer van deze structuren.
Circa 25% van de melanomen bevat 1 tot 3 van deze structuren, 75% van de melanomen bevat 4 of meer van deze structuren.

35
Q

Wat is een normale mate van een netwerk in een laesie?
En een niet normale?

A

een fijnvertakt, lichtbruin, regelmatig (honingraatvormig) netwerk van pigment. Naar de periferie van de lesie vervaagt dit geleidelijk.

Bij toename van het aantal melanocyten kan de netwerk structuur donkerder worden, dikker, wijder of onregelmatig.

36
Q

Wanneer is er sprake van een structuurloos gebied?

A

Als meer dan 10% van het totale oppervlak

37
Q

Hoe beoordelen we met een dermatoscoop een naevus?

A

Via het ABCD systeem

A = symmetrie
B = border
C = Colour
D = differential structures

Punten geven
- een score < 4.75 past bij een benigne moedervlek
- een score tussen 4.75 en 5.45 past bij een dysplastische naevus
- een score boven de 5.45 is suggestief voor een melanoom

38
Q

Wat is de betekenis van immuunsuppressiva bij huidkanker?

A
  • risicofactor voor het ontwikkelen
  • ongunstige prognostische factor op het ontwikkelen van meta’s
39
Q

Wat is het beleid bij verdenking op huidkanker?

A
  1. dermatoscopie
  2. biopt nemen: van alle huidlagen
40
Q

Wat is de kans op metastasen bij PCC bij gebruik van immuun suppressiva?

A

10-20%

41
Q

Wat kan buiten excisie nog meer worden voorgeschreven bij PCC?

A

Profylactisch retinoiden vitamine A zuur voor normale celdeling in de huid

42
Q

Welke kenmerken zorgen voor een hoog risico op metastasering van PCC en welke op een laag risico?

A

Hoog risico:
- Oren, lippen, wang, slaap
- plekken die niet in de zon komen
- ontstaan uit chronische ulcera of littekens

  • ≥ 20 mm
  • > 6 mm of invasie buiten de kermis
  • matig of slecht gedifferentieerd
  • invasie
  • desmoplasie
  • immuunsuppressie therapie of ziekte (chronische)

Laag risico:
- aan zon blootgestelde locaties (excl. oren en lippen)
- tot 20 mm
- tot 6 mm en beperkt tot in dermis
- goed gedifferentieerd of verruceus subtype
- geen bewijs voor immuunstoornis

43
Q

Waar wordt een bipt genomen in een laesie?

A

Plek waar het het meest geïnfiltreerd voelt

44
Q

Is er FU nodig bij BCC?
bij PCC?

A

Nee ip niet

Ja
jaar 1: 1x/3mnd
Jaar 2: 1x/4mnd
Jaar 3: 1x/6mnd
Jaar 4 en 5: 1x/jaar

45
Q

In welke lagen van de epidermis komen BCC, PCC, AK, Bowen en melanoom voor?

A

PCC: stratum basale
BCC: stratum basale
AK: stratum basale
Bowen: startum basale

Melanoom: stratum spinosum

46
Q

In welke huidlagen komt het PCC, het BCC en het melanoom voor?

A

PCC: epidermis

BCC: randje onderin dermis en epidermis

Melanoom: in dermis en epidermis